Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Houvast in oceaan van energiedata

Om de energietransitie gestalte te geven, hebben RES-regio’s, gemeenten, provincies en waterschappen veel informatie nodig. Waar halen ze die vandaan? In VIVET werken vijf overheidsorganisaties samen om data voor decentrale overheden te bundelen.

03 april 2020
data-pool-big-data.jpg

VIVET helpt informatie te stroomlijnen

De RES-regio die werkt aan een regionale energiestrategie of de gemeente die bezig is met een transitievisie warmte moet een hoop weten. Hoeveel stroom wordt er door windenergie op een bepaalde plek opgewekt? Hoeveel wordt er aan alternatieve warmte gebruikt in een gemeente? Hoeveel gasaansluitingen zijn er in een straat en horen die bij woningen, bedrijven of scholen? Soms is het relatief eenvoudig om een antwoord te vinden op die vraag. Vaak is het moeilijker. Waar moet je beginnen?

Voor kavels, woningen en de ondergrond moet je bij het Kadaster zijn. Wil je statistische gegevens over de groei van zonnestroom, dan kun je bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) terecht, of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) om te weten wat er nog aan projecten in de pijplijn zit. Veel andere gegevens staan weer in databases van andere diensten of van netbeheerders of energiebedrijven. Sinds oktober vorig jaar werken het CBS, het Kadaster, de RVO, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Rijkswaterstaat samen in het project ‘Verbetering van de InformatieVoorziening voor de EnergieTransitie’, kortweg VIVET. Volgens Marja Exterkate, programmamanager VIVET, is het project vooral bedoeld om de data beter te structureren en toegankelijker te maken voor overheden. Zo kunnen ze over betere en meer gedetailleerde data beschikken. ‘We zijn geen loket waar iedere decentrale overheid naar belt, en wij het vervolgens opzoeken. We voeren de komende drie jaar een aantal projecten uit die moeten resulteren in eenduidige, gedetailleerde data. We willen gemeenten, provincies en waterschappen een plattegrond bieden hoe je die informatie kan vinden.’

Een programmaraad van gebruikers, waaronder vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, maar ook organisaties als het RIVM en TNO, inventariseren de behoefte aan data. Vervolgens worden er projecten uitgevoerd om in die behoefte te voorzien. ‘Dit jaar zijn we onder meer bezig met een inventarisatie van de opgewekte zonnestroom per RES-regio, het energieverbruik van onderwijsvastgoed en een installatieregister van warmtepompen.’ In eerste instantie wordt gewerkt aan informatie die kan worden gebruikt voor het opstellen van de regionale energiestrategieën, maar de focus zal in de loop van de tijd meer komen te liggen op de gedetailleerde data die gemeenten nodig hebben om de transitievisie warmte, en de daaraan gekoppelde wijkplannen op te stellen.

Te makkelijk
VIVET wil data relevant maken voor gemeenten. ‘We willen ons focussen op concrete data, die we kunnen leveren in tabellen en grafieken of dashboards.’ Bij het opstellen van de transitievisie warmte, de volgende grote klus voor gemeenten na het opstellen van een concept-RES, zijn gedetailleerde gegevens nodig over iedere wijk en straat, over de verwarming van de woningen, de ondergrondse infrastructuur en hoe goed de woningen zijn geïsoleerd. Maar vaak is dat soort data niet even eenvoudig uit een database te halen. Het combineren van verschillende gegevens van verschillende dataverzamelaars is ook voor de deelnemers in VIVET behoorlijk ingewikkeld.

‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik er in eerste instantie iets te makkelijk over dacht,’ zegt Exterkate. ‘Natuurlijk is het naast elkaar leggen en combineren van verschillende datasets lastig, maar zo moeilijk moet dat toch niet zijn, dacht ik. Uiteindelijk loop je tegen veel meer problemen aan dan je in eerste instantie zou denken.’

Volgens Exterkate zijn er twee valkuilen bij het gebruik van data uit zo veel verschillende bronnen. ‘Ten eerste hebben we te maken met een grote versnippering. Op heel veel plaatsen wordt data verzameld. Niet alleen bij de vijf aangesloten organisaties, maar ook bij partijen als netbeheerders en provincies en gemeenten zelf. Dat betekent dat veel dataproductie op ad-hoc basis plaatsvindt.

Een ander probleem daarbij is dat het inzamelen overal op een andere manier gebeurt, vaak volgens verschillende definities, andere categorisering en dat er vaak andere meeteenheden worden gebruikt, zoals centimeters of inches. Maar om goede, gedetailleerde informatie te kunnen bieden over de productie van energie uit zon, moet je wel appels met appels kunnen vergelijken. Voor het harmoniseren van die data en het afspreken van dezelfde standaarden is veel tijd en heel veel handwerk nodig.’

Regelgeving
Misschien nog wel lastiger is de tweede hobbel in het combineren van al die gegevens: de privacywetgeving. ‘We lopen tegen wet- en regelgeving aan als het gaat om specifieke, gedetailleerde data. We kunnen inventariseren hoeveel gasaansluitingen er zijn in een straat, maar netbeheerders kunnen ons niet vertellen welke woningen op het gas zijn aangesloten. Die data hebben ze natuurlijk wel, maar omdat het gaat om op de persoon herleidbare gegevens, is het nog niet mogelijk om die te gebruiken. Hetzelfde geldt in bepaalde gevallen voor ondergrondse infrastructuur: die data is vaak goed beschikbaar, maar mag volgens de regelgeving alleen worden gebruikt als je gaat graven.’

Die gegevens hebben gemeenten straks wel nodig. Ze moeten weten hoe de woningen worden verwarmd, in welke mate ze zijn geisoleerd en wat er in de grond ligt. ‘Je zou zeggen: misschien moeten we de regelgeving aanpassen, maar dat is een langdurig proces. We zoeken nu naar geitenpaadjes. Wat kan er wel ten behoeve van de transitie? Dat leggen we dan ook voor aan de Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens.’

Volgens Exterkate is het van belang dat gemeenten het overzicht kunnen houden in de brij van informatie die er op ze afkomt. Het kan ambtenaren snel gaan duizelen als ze hun weg moeten vinden in de enorme hoeveelheid data. ‘We hebben een inventarisatie gedaan van de hoeveelheid websites met zogenaamde ‘viewers’, waar data op kaarten wordt gepresenteerd. Dat zijn er tientallen. Soms zijn er zelfs meerdere viewers binnen dezelfde organisatie. En dan heb ik het nog niet eens over de data van commerciële adviesbureaus, waarvan je niet altijd weet welke data ze precies gebruiken. Wij willen het voor gemeenten overzichtelijk en minder tijdrovend maken om de juiste informatie te vinden. Voor ons is het dus belangrijk om te weten welke informatiebehoefte gemeenten hebben. Nu en straks.’


‘Je weet niet waar je moet zoeken’
Samen met een collega verzamelt Bart Wijnands in Den Helder de informatie die nodig is voor het opstellen van de transitievisie warmte. Het samenwerken in VIVET is een goede eerste stap, vindt de gemeentelijk adviseur energie neutraal.

‘We zijn vorig najaar begonnen met de eerste inventarisaties voor het opstellen van de transitievisie. In het begin is het lastig: je weet niet waar je informatie moet zoeken. Er is zo veel data dat het moeilijk wordt om structuur aan te brengen. Dat is een leerproces, een stap die je moet zetten. Het is belangrijk dat we als gemeenten die ervaringen en opgedane kennis delen. Ik denk dat het initiatief van de proeftuinen aardgasvrije wijken heel nuttig is: je kunt echt leren hoe zo’n energietransitie er in de praktijk uitziet.

Wat het extra gecompliceerd maakt, is dat veel data uit verschillende bronnen komt. Niet allemaal even actueel. Soms werk je met gegevens uit een bron van 2018, en die moet je dan combineren met data uit 2015. Wat wij vooral nodig hebben zijn gedetailleerde data: gegevens over woninglabel, hoeveel zonnepanelen in een wijk liggen, maar ook sociale data zoals inkomensgegevens. Daarmee kunnen we een inschatting maken of mensen al aan de slag zijn met ‘no regret-maatregelen’ zoals isolatie en ventilatie. Daarnaast kijken we naar bestaande duurzaamheidsinitiatieven, en de warmtevraag in een wijk of buurt.

En we willen weten of er op korte termijn werkzaamheden gaan plaatsvinden aan het gasnet of de riolering; zo kunnen maatregelen voor de energietransitie worden gecombineerd met andere werkzaamheden. Dan hoeft de straat maar één keer open. Voor een gemeente als Den Helder is die voorbereiding van de transitievisie een grote klus. Maar eigenlijk wordt die in onze gemeente door slechts een paar mensen gedaan. Dat zal in andere gemeenten niet anders zijn, denk ik. We zijn nu heel technisch bezig met het verzamelen van data, maar voor onze inwoners is dat helemaal niet zo relevant. Het emotionele aspect van de energietransitie, de acceptatie van en het draagvlak voor de maatregelen is een nog veel zwaardere opgave. Daar zijn we nog niet aan toegekomen.

Als het voor ons al moeilijk is om een weg te vinden in al die informatie, is dat voor onze inwoners al helemaal niet te doen. We hebben goede data nodig om duidelijk te kunnen zijn. Mensen willen weten of ze straks een warmtenet krijgen, of dat straks er waterstof door de gasleidingen komt, want dat lezen en horen ze overal. Maar je moet bewoners ook duidelijk kunnen maken dat een warmtenet in het buitengebied vrijwel uitgesloten is.

Nadat er afspraken zijn gemaakt in de regionale energiestrategieën, zijn de gemeenten nu in the lead om de energietransitie vorm te geven. Ik vraag me af of dat op deze manier kan. Een gemeente als Amsterdam kan tientallen experts vrijmaken; wij doen het met enkele. Uiteindelijk is deze opgave tweeledig: het inventariseren, beoordelen en besluiten over welke transitiemaatregelen op welke plek worden genomen, en het participatietraject met de inwoners. Voor die laatste taak is de gemeente bij uitstek geschikt.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie