ruimte en milieu / Partnerbijdrage

‘Vanuit onze branche overzien we de hele keten’

Advies- en ingenieursbureaus spelen belangrijke rol bij circulaire infrastructuur.

20 maart 2025
Invaren stadsbrug De Oversteek in Nijmegen
Invaren stadsbrug De Oversteek in Nijmegen | Foto: Thea van den Heuvel.

De leden van Koninklijke NLingenieurs, de branchevereniging van advies- en ingenieursbureaus, ondersteunen zowel de Rijksoverheid en medeoverheden als bouwbedrijven bij de transitie naar circulaire infrastructuur. Hoe pak je zo’n transitie aan? Wat hebben de leden van NLingenieurs de verschillende overheden en bouwbedrijven te bieden? Wat verwachten de leden van de branchevereniging andersom van hen? Peter Gosselink, duurzaamheidsadviseur voor de infrasector bij advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV, geeft tekst en uitleg. Hij benadrukt het belang van het materialenpaspoort: ‘Zonder dit paspoort geen circulaire infrasector.’

‘Bij NLingenieurs participeren professionals van de lidbedrijven in verschillende communities’, vertelt Peter. ‘Dit zijn platforms waarin gezamenlijke expertise, visies en netwerken met elkaar worden gedeeld. In de communities bundelen we onze krachten en werken we samen aan het oplossen van actuele en maatschappelijk relevante vraagstukken. Zo kunnen we onze gemeenschappelijke standpunten en belangen uitdragen naar opdrachtgevers, ketenpartners en beleidsmakers. Namens Royal HaskoningDHV participeer ik al meer dan tien jaar in de community Duurzaam Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW), sinds begin dit jaar als voorzitter.’

Minder vraag, minder afval, minder CO₂-uitstoot

Het belang van circulaire infrastructuur is volgens Peter evident. ‘Door grondstoffen te hergebruiken worden we minder afhankelijk van nieuwe, steeds schaarsere grondstoffen. Door hergebruik produceren we bovendien minder afval, waardoor het milieu wordt ontzien. Daarnaast kost hergebruik meestal minder energie dan de productie van nieuwe grondstoffen, wat leidt tot een reductie van de CO₂-uitstoot.’

Kosten

Ook de kosten spelen mee. Peter: ‘Schaarse grondstoffen worden steeds duurder, zeker in tijden van handelsbeperkingen, importheffingen en toenemende geopolitieke spanningen. Een voor de hand liggend voorbeeld is de olieprijs. Als die stijgt, dan stijgt de prijs van een infraproject ook. Voor de productie van bouwmaterialen en het aandrijven van bouwmaterieel is immers aardolie nodig.’

Overheid en markt: gezamenlijke opdracht

De opgave is ambitieus. Nederland zet in op een volledig circulaire economie in 2050. Al in 2030 willen veel overheden 50 procent minder primaire grondstoffen gebruiken. ‘Voor de GWW-/infrasector ligt er voor de overheid en de markt een gezamenlijke opdracht’, aldus Peter. ‘Maar de bouwbedrijven zijn over het algemeen reactief. Pas zodra overheden circulaire infrastructuur stimuleren door er in aanbestedingen expliciet naar te vragen en dit bij het beoordelen van aanbiedingen waarderen, gaan bouwbedrijven daarin investeren. De leden van NLingenieurs hebben veel expertise in huis om te adviseren hoe dit het beste kan worden aangepakt.’

Materiaalsamenstelling, slim ontwerp, verduurzaming

Bij circulariteit in de infrasector ligt de focus op asfalt, beton en staal, de drie materiaaltoepassingen met de meeste milieu-impact. Denk aan wegen, dijkbekledingen, viaducten, damwanden, bruggen en rails. Maar hoe realiseer je circulariteit? ‘Je kunt sleutelen aan de materiaalsamenstelling’, legt Peter uit. ‘Hoe kun je bijvoorbeeld de betonsamenstelling zodanig veranderen dat je minder afhankelijk bent van cement en dat je het beton later opnieuw kunt inzetten in nieuwe betonmengsels? Ook kun je denken aan slimmer ontwerpen, zodat je minder grondstoffen nodig hebt. Bijvoorbeeld een compactere en/of lichtere constructie op een verbeterde ondergrond, of een smallere weg.’

Daadwerkelijk hergebruik

Ook aan de “voorkant” van een infraproject moet je bedenken hoe je kunt voorkomen dat dit project aan het einde van zijn technische levensduur of eerder op de afvalberg belandt. De vraag is dus: kun je het object uit elkaar halen (losmaakbaarheid) en kunnen de grondstoffen straks opnieuw hoogwaardig worden ingezet? ‘De asfaltbranche kijkt al volop hoe je aan het einde van de levensduur van een weg het vrijkomende asfalt kunt hergebruiken bij de productie van nieuwe asfaltmengsels’, vertelt Peter. ‘De betonbranche is ook goed op dreef met innovaties. Maar het is nog niet mogelijk om beton na chemische verhardingsreacties volledig terug te brengen tot de oorspronkelijke grondstoffen. Staal is een prachtig circulair materiaal, dat je in principe oneindig vaak kunt hergebruiken zonder materiaal- en kwaliteitsverlies. Natuurlijk, de milieueffecten vanuit de staalindustrie zijn zorgelijk. Maar ook deze industrie investeert in duurzaamheid en innovatie. Zo is de transitie naar elektrische ovens op groene stroom al in gang gezet.’

Verbindende schakel

In de transitie naar een circulaire infrastructuur zijn de verenigingsleden van NLingenieurs met hun deskundige adviezen de verbindende schakel in de keten. ‘Enerzijds komen we als adviseur bij publieke opdrachtgevers die strategisch beleid ontwikkelen’, aldus Peter. ‘We kennen hun ambities en dilemma’s, beseffen dat de ene overheid anders werkt dan de andere, en helpen hen dit beleid te realiseren en door te vertalen naar infraprojecten. Anderzijds ondersteunen we de bouwbedrijven die de infraprojecten uitvoeren. In feite helpen we dus beleid door te zetten naar realisatie. Dat doen we vice versa. Want vanuit onze ervaringen met realisatie kunnen we publieke opdrachtgevers ook vertellen hoe je beleid het beste kunt vormgeven.’

Maak duidelijk wat beleid betekent voor het project

Wat verwachten de ingenieurs van overheden? ‘Het is essentieel dat publieke opdrachtgevers bij een uitvraag meteen duidelijk maken wat het circulariteitsbeleid is en wat dit concreet betekent voor de doelstelling van het specifieke infraproject’, zegt Peter. ‘Soms staat het beleid namelijk ver af van het project, terwijl het juist de bedoeling is het beleid door te vertalen naar het project. Bovendien, hoe eerder en beter marktpartijen zijn geïnformeerd, hoe effectiever ze kunnen handelen.’

Weerbarstige praktijk

De praktijk is volgens Peter trouwens weerbarstiger. ‘Je hebt de wereld vóór en de wereld ná de aanbesteding. Hoe veelbelovend een uitvraag ook is, na de gunning veranderen vaak de prioriteiten. Dan eisen bijvoorbeeld de technische uitdagingen, de beschikbare tijd en het budget alle aandacht op. Daardoor sneeuwen de circulariteitsambities nog wel eens onder en popt het besef van de circulaire opgave pas halverwege een project weer op. Maar dan is het ontwerpkader vaak al bepaald en zijn de mogelijkheden om écht voor circulariteit te gaan beperkt.’

Aftasten

Als duurzaamheidsadviseur tast Peter dan ook zo vroeg mogelijk in een project af waarmee overheden vertrouwd zijn, waar het voor hen spannend wordt en waar ze voor openstaan. ‘Assetbeheerders van civiele constructies staan doorgaans wel open voor circulariteit. Maar er kan een moment komen dat ze zich er onprettig bij gaan voelen als het over technische veranderingen gaat. Hun belangrijkste verantwoordelijkheid is immers het betrouwbaar en veilig functioneren van die constructies. In dat spanningsveld werk ik dagelijks.’

Materialenpaspoort

In dit verband noemt Peter het belang van het materialenpaspoort. ‘Advies- en ingenieursbureaus willen graag circulaire infraprojecten ontwerpen, maar moeten dan wel weten wat de gebruikshistorie en samenstelling van materialen is. Die informatie ontbreekt vaak. Een materialenpaspoort kan uitkomst bieden. Dit is een digitaal document waarin alle informatie over grondstoffen en materialen die in een object zijn gebruikt gedetailleerd wordt vastgelegd. Zo kunnen ze later worden teruggevonden en hoogwaardig hergebruikt. Zonder materialenpaspoort is een circulaire infrasector eigenlijk niet mogelijk. Waar we echter tegenaan lopen is het centraal beheren en actueel houden van materialenpaspoorten. De organisatie hiervan kan complex en kostbaar zijn, zeker voor kleinere organisaties. Om de paspoorten effectief te implementeren en beheren is het essentieel om hiervoor een uniform handelingsperspectief te bieden en aan medewerkers taken en verantwoordelijkheden toe te bedelen. De Rijksoverheid zou hierin de regie moeten pakken. De branche pleit daarom voor wetgeving die het materialenpaspoort een juridische status geeft en het gebruik ervan afdwingt.’

Regionale samenwerking

Ten slotte gelooft Peter sterk in de kracht van regionale samenwerkingsverbanden, zoals de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, INDUSA in Noord-Brabant, Pioneering in Oost-Nederland en Circulair Friesland. ‘Daar werken gemeenten, provincies en marktpartijen samen om de verduurzaming van de infrastructuur te versnellen. Ze delen informatie, best practices en lessons learned met elkaar. En ze ondersteunen gemeenten financieel, bijvoorbeeld wanneer deze gemeenten hun eerste stappen zetten op het gebied van duurzaam GWW en hierover geadviseerd willen worden. Bovendien kan regionale samenwerking goed werken als je circulariteit niet binnen de gemeentegrenzen kunt realiseren. Het zou bijvoorbeeld vreemd zijn als gemeente A doelloos straatstenen in een depot heeft liggen, terwijl gemeente B dringend straatstenen nodig heeft en deze nieuw gaat inkopen.’

Community Duurzaam GWW

Met kennisdeling, gezamenlijke standpunten en input voor relevante programma’s stimuleert de Community Duurzaam GWW (grond-, weg- en waterbouw) duurzaamheid binnen de infrasector. Belangrijke thema's zijn onder meer Duurzaam GWW, Klimaatneutrale en Circulaire Infrastructuur (KCI) en Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). De community, bestaande uit vertegenwoordigers van negen lidbedrijven van NLingenieurs, biedt ondersteuning aan publieke organisaties en faciliteert evenementen en kennissessies, waarbij best practices en lessons learned worden gedeeld.

Peter Gosselink
Peter Gosselink

Neem voor meer informatie contact op met Peter Gosselink:

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.