Advertentie
ruimte en milieu / Column

Omgevingswet vereist een nieuwe taal

Laatst vroeg iemand wat de grootste winst van de Omgevingswet eigenlijk is. Volgens mij zit die in het spreken van dezelfde taal en het gebruiken van dezelfde instrumenten (beleidscyclus). In de praktijk zie je ook dat mensen met elkaar het gesprek aangaan, die eerder nooit met elkaar spraken.

23 november 2018

Laatst vroeg iemand wat de grootste winst van de Omgevingswet eigenlijk is. Volgens mij zit die in het spreken van dezelfde taal en het gebruiken van dezelfde instrumenten (beleidscyclus). In de praktijk zie je ook dat mensen met elkaar het gesprek aangaan, die eerder nooit met elkaar spraken.

Opeens zitten er in projectgroepen die met de implementatie van de wet of de omgevingsvisie aan de slag gaan niet meer alleen stedenbouwers, planologen, juristen, landschapsarchitecten en ruimtelijk economen. Er zitten ook mensen van communicatieafdelingen, uit het sociaal domein, van een personeelsafdeling en last but not least mensen ‘uit het veld’ aan tafel. En dan krijg je heel andere gesprekken met levendige discussies, waarbij theorie en praktijkervaringen elkaar raken. Dat levert niet meteen oplossingen op, wel oplossingsrichtingen en vooral: nieuwe contacten, kennis en ideeën.

De Omgevingswet veroordeelt mensen tot elkaar en geeft ze een gemeenschappelijke taal Vaak wordt dat verknoopt met waar men toch al mee bezig was: opgave gericht werken, lean werken, de samenleving voorop, de vraaggerichte organisatie etc. Het is een herontdekkingstocht van wie de gemeente is en wat er eigenlijk moet worden gedaan. Dat is winst.

En toch gaat het soms mis door taalverwarring. Bijvoorbeeld bij het instrument ‘programma’. Ik verbaas me er al langer over dat dit zo weinig aandacht krijgt in de literatuur en bij de gemeentelijke implementatie. De omgevingsvisie staat vol in de belangstelling. Huiverend wordt het omgevingsplan verkend. Gemeenteraden zoeken hun rol. Her en der wordt geëxperimenteerd met bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. Maar over het programma, hoor ik vrijwel niemand en lees ik weinig.

Dat is vreemd, want het is een heel interessant onderdeel van de beleidscyclus. Het is hét instrument om samen af te spreken wat, wie, wanneer gaat doen, wanneer en hoe, en wat het mag kosten. Dat is toch hartstikke interessant! Het kan een ruimtelijk plan zijn, zoals we nu de deel - of aspectstructuurvisies in de ruimtelijke ordening kennen of een mobiliteitsverhaal, een verduurzamingsplan, de uitwerking van gezondheid, verzin het maar. Het bevat maatregelen. En het is hét moment om te bepalen hoe de verhouding tussen de raad en het college is. De raad gaat immers over het geld, de maatschappelijke doelen en de controle daarop.

Mij is uitgelegd, dat mensen deze rol van het programma niet begrepen hadden, omdat het heel iets anders is dan de programma’s zoals we die nu kennen. En als je een andere betekenis in je hoofd hebt, dan ga je er niet mee aan de slag.

Datzelfde geldt voor het projectbesluit. Dat woord hebben we in het verleden al eens gebruikt in de Wro (tussen 2008 en 2010) en daarna is het in veel gemeenten gebruikt voor de omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan vanwege goede ruimtelijke ordening (art. 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo). Die omgevingsvergunning heeft geen eigen naam, zodat je in de praktijk allerlei benamingen tegenkomt, waaronder projectbesluit. Maar bijvoorbeeld ook ‘c-tje’ (verwijzing naar art. 2.1 lid 1 onder c Wabo). Juister zou ‘c juncto 3-tje’ zijn, maar dan weet helemaal niemand meer waar je het over hebt. Dat even terzijde. Het projectbesluit in de zin van de Omgevingswet is een heel ander, nieuw instrument met een nieuwe betekenis. Dat moet je wel even weten.

Ik ben ook verwarring tegengekomen over ‘omgevingswaarden’. In een gemeentelijke omgevingsvisie werd die term gebruikt om allerlei kenmerken van de gemeente te beschrijven. Zoals bijvoorbeeld ‘rust’. Maar dat is geen omgevingswaarde, want iets is pas een omgevingswaarde als je het kunt meten, berekenen of in objectieve termen kunt beschrijven. Dit omdat het te monitoren moet zijn. Rust is een kenmerk, kwaliteit, kernkwaliteit, uitgangspunt of hoe je het ook maar noemt, maar geen omgevingswaarde. De geluidsnormen die eruit voortvloeien: dat zijn de omgevingswaarden.

‘Duurzame ontwikkeling’ is ook zoiets. In de zin van de Omgevingswet is dat de definitie van de commissie Brundtland: een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Het is niet wat in de Dikke van Dale staat: lang durend, weinig aan slijtage of bederf onderhevig of het milieu weinig belastend. Het is ook meer dan energietransitie. Het is zoveel meer.

Groot voordeel van de Omgevingswet is dus dat we dezelfde taal spreken. Het is wel belangrijk dat als we dat doen de woorden die we gebruiken door iedereen hetzelfde begrepen worden. Ook daar moeten we tijd in investeren als we met de Omgevingswet aan de slag gaan.

Trees van der Schoot


Lees hier meer columns van Trees van der Schoot

    

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Jur van der Velde / partner
Terechte vraag die wordt gesteld. Persoonlijk hoop ik dat de Omgevingswet meer winst oplevert dan in het artikel wordt beschreven. Al ben ik het wel met de inhoud eens. Ik denk dat het belangrijk is dat we komend jaar de gestelde vraag met elkaar helder en concreet kunnen beantwoorden. Zeker rondom een belangrijk instrument als het omgevingsplan. Het beantwoorden van de vraag geeft een positieve impuls geven aan de implementatie. Te lang blijven hangen in vragen en algemeenheden is niet goed. Ik heb het idee dat we momenteel hierin door de drukte van alle dag en het uitblijven van echte successen wat blijven hangen. Heldere en concrete antwoorden stimuleren en enthousiasmeren. Of het nu de inhoud betreft, of het aspect cultuur, houding en gedrag. De doelen van de Omgevingswet zijn het waard om volop voor te gaan.
Advertentie