Bouwsector vecht nog voor eerherstel
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) en Regieraad Bouw signaleren een trendbreuk na de bouwfraude. ‘We moeten werken aan een cultuuromslag.’
Voorzitter Hans Blankert van de Regieraad Bouw wordt er weleens moe van. Hij heeft grote moeite met het woord bouwfraude. ‘Wij spreken liever over de bouwzaak, of over de bouwaffaire.’ Bovendien wordt hij de laatste tijd telkens aangesproken op de grote vastgoedfraude rond de Amsterdamse Zuidas. ‘Die affaire gaat over handel en heeft helemaal niets te maken met de bouw. Maar wij hebben er wel last van.’
Blankert vindt het onrechtvaardig dat er bij politiek, publiek en pers zo weinig oog is voor de inspanningen die de bouwsector zich getroost om schoon schip te maken. Tekenend was volgens hem een recent gehouden debatmiddag onder de noemer ‘Hoe integer is de bouwsector vandaag?’, in Sociëteit De Witte in Den Haag, op steenworp afstand van het Binnenhof.
‘We organiseren zo’n congres in de voortuin van het parlement, en dan nog nemen maar twee Kamerleden de moeite om erbij te zijn. Dat waren Ruud van Heugten van het CDA en Brigitte van der Burg van de VVD. Maar als er ergens een balkon afbreekt, worden er in de Kamer onmiddellijk vragen gesteld. De bedrijfstak doet zijn stinkende best, en dat zou je wel eens anders beloond willen zien.’ De Regieraad Bouw werd in 2004, na afronding van de parlementaire enquête naar de bouwfraude, door het kabinet in het leven geroepen ‘om een veranderingsproces in de bouw op gang te brengen’. Uiteindelijk moet dit afstralen op de gehele keten, dus inclusief bijvoorbeeld architecten, leveranciers en adviseurs, maar ook op de opdrachtgevers in de vastgoedsector.
Vizier
Volgens Blankert zijn inmiddels bemoedigende resultaten geboekt. ‘We hebben dit voorjaar een uitgebreid onderzoek gehouden, waarvoor 2500 opdrachtgevers en opdrachtnemers zijn geïnterviewd. De conclusie is wat mij betreft: we gaan de goede kant op. Integriteit staat bij de bedrijven op de agenda. Er wordt transparantie nagestreefd, er zijn cursussen voor medewerkers. Dat oude mag niet terugkomen. De bovenliggende toon is echt: integriteit. Maar we zijn er nog niet. Het onderzoek is wat ons betreft een nulmeting. Volgend jaar doen we het weer, om te zien hoe we er dan voor staan.’
Blankert voelt zich in zijn standpunt bevestigd door de uitkomsten van een begin deze maand gepresenteerd opinieonderzoek van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). De NMa concludeerde na bevraging van ruim vijfhonderd bouwbedrijven, opdrachtgevers en andere betrokkenen, dat inmiddels sprake is van ‘een andere manier van werken in de bouwsector als geheel’.
Volgens de NMa wordt er transparanter gewerkt, en neemt de kwaliteit van het werk toe. NMa-bestuursvoorzitter Pieter Kalbfleisch concludeert dat ruim driekwart van de ondervraagden meent dat het goed is dat de bouwfraude destijds is aangepakt. ‘Ik constateer veel meer bewustwording in de bouw over wat wel en niet is toegestaan op basis van de Mededingingswet’, aldus Kalbfleisch.
Tegelijkertijd zijn er ‘aanwijzingen dat prijsafspraken nog niet geheel tot het verleden behoren’. Kalbfleisch laat zijn positieve woorden daarom gepaard gaan met een ferme waarschuwing. ‘We houden de sector scherp in het vizier en zullen overtreders aanpakken’, kondigt hij aan. En dat is omdat de NMa, die in 2004 aan 1400 bedrijven forse boetes oplegde wegens overtreding van de Mededingingswet, de ogen niet sluit voor het gevaar dat op de loer ligt.
Kalbfleisch: ‘Ongeveer een kwart van de door ons ondervraagde aannemers geeft aan andere bedrijven te kennen die minder eerlijk te werk gaan dan zij zelf. Een kleine groep van vier procent zegt nog wel eens te worden benaderd voor prijsafspraken. Verder geeft bijna de helft van de aannemers aan weleens een gerichte risicoafweging te maken om al dan niet de overheidsregels te overtreden. Het werk van de NMa zit er dus nog niet op.’
Handjeklap
Hans Blankert erkent dat het de Regieraad Bouw soms moet vechten tegen de bierkaai. ‘Ik kan niet voorkomen dat drie kleine aannemers die elkaar op de tennisbaan tegenkomen, afspraken proberen te maken. Maar ik weet wél dat alle grote bedrijven inmiddels protocollen hebben. Als iemand een ander bedrijf belt over een prijs, dan vliegt ‘ie er uit. Ik kan ook niet uit het NMa-onderzoek afleiden of het de afgelopen tijd daadwerkelijk tot prijsafspraken is gekomen. Wat ons betreft is het in elk geval duidelijk: het mag niet, het is niet goed, en dat dragen we ook uit. Dat handjeklap van vroeger kan echt niet meer.’
De NMa signaleert eveneens een ‘afstandelijker verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer’. Aannemers beklagen zich erover dat er sinds de bouwenquête meer regels en formaliteiten zijn gekomen. Ook is er veel irritatie over de rigide toepassing van aanbestedingsregels. Blankert pleit voor nieuwe contractvormen.
‘Design and build, dat propageren wij. Als een opdrachtgever aangeeft wat voor soort gebouw of werk hij nodig heeft, kan een aannemer of een consortium daar met een eigen ontwerp op inschrijven. Vervolgens maakt de opdrachtgever de keus. Nu zie je aan opdrachtgeverskant veel te vaak vluchtgedrag in regels. Bestuurders en ambtenaren zijn bang om fouten te maken, omdat ze anders worden afgestraft. Dit leidt er toe dat alles wordt dichtgetimmerd met regels en voorschriften. Als opdrachtnemer kan je dan geen kant meer op. Het gaat zelfs zover dat opdrachtgevers zeggen: ik accepteer geen meerwerk, dus als er meerwerk is, komt dat voor rekening van de opdrachtnemer. Dan denk ik: ja, kom op zeg.’
Vergrootglas
Blankert wil de overheid ook een spiegel voorhouden. ‘Er is ook aan opdrachtgeverskant meer transparantie en openheid nodig. Welk puntensysteem hanteert men bij een aanbestedingsprocedure en welke weging past men toe? Integriteit mag je aan beide kanten verwachten. Een bedrijf moet vaak aanzienlijke kosten maken voor een inschrijving. Daarom moet het voor de opdrachtnemer wel duidelijk zijn welke risico’s hij loopt. De opdrachtgever moet inzichtelijk maken: waar hebben we het over? Daarvoor is wederzijds vertrouwen nodig. Nu worden de risico’s vaak eenzijdig bij de opdrachtnemer neergelegd. Dat vind ik niet integer. En het gaat me ook te vaak over de prijs. De laagste prijs alleen is niet zaligmakend. Er moet meer ruimte worden gecreëerd. Laat bijvoorbeeld de duurzaamheid van een gebouw zwaarder meewegen. Door een lagere energierekening ben je on the long run voordeliger uit. Maar naar dat soort aspecten wordt nooit gekeken.’
De Regieraad Bouw werkt intussen onverdroten voort om de integriteit binnen de sector op de agenda te houden. Tijdens de genoemde debatmiddag werd een ‘benchmark- tool’ geïntroduceerd waaraan bedrijven kunnen afmeten hoe goed of slecht zij scoren op het gebied van integriteit in vergelijking met anderen. Daarbij worden vragen gesteld als: hanteert u een gedragdcode, is die bekend bij uw onderaannemers en toeleveranciers, moet uw personeel ervoor tekenen, wat doet u met signalen van buitenaf, is binnen uw bedrijf een vertrouwenspersoon actief?
Blankert: ‘We liggen nu eenmaal onder een vergrootglas, dus daarom zeggen we tegen de sector: doe er wat mee. Als Regieraad nemen we daarin graag het voortouw. Sinds 2004 is duidelijk sprake van een trendbreuk. Nu gaat het er om dat we met zijn allen een cultuuromslag tot stand brengen. We zijn hard op weg.’
Gedragscode opdrachtgevers in trek
Rotterdam heeft begin deze maand als eerste gemeente de Gedragscode Publiek Opdrachtgeverschap ondertekend. Hierin wordt bepaald hoe een opdrachtgever omgaat met integriteit en transparantie. ‘We hebben nu expliciet vastgelegd waar wij als opdrachtgever voor staan’, zegt algemeen directeur Ron Voskuilen van Gemeentewerken Rotterdam. ‘Daar moet een opdrachtnemer ons op kunnen aanspreken, en wij kunnen onze medewerkers er op aanspreken.’
In de gedragscode worden vier kernwaarden genoemd die essentieel zijn voor een publieke opdrachtgever: maatschappelijke verantwoordelijkheid, integriteit, betrouwbaarheid en transparantie. Hierbij hoort bijvoorbeeld ook dat ‘informatie die wij van onze opdrachtnemers krijgen betrouwbaar en controleerbaar is’. Ambtenaren mogen geen nevenactiviteiten verrichten die ‘de integriteit van onze organisatie zouden kunnen schaden’, en medewerkers mogen niet worden ‘beïnvloed door materiële of immateriële relatiegeschenken’. Opdrachtnemers die menen dat een opdrachtgever zich niet houdt aan de gedragscode, kunnen een klacht indienen.
Voskuilen hoopt dat meer gemeenten het voorbeeld van Rotterdam zullen volgen. De verwachting is dat de gemeente Den Haag de code zal ondertekenen. Den Haag maakt deel uit van het Opdrachtgeversforum in de Bouw, dat de gedragscode heeft ontwikkeld. De code is eerder al ondertekend door Rijkswaterstaat, de Rijksgebouwendienst, Dienst Vastgoed Defensie, provincie Zuid-Holland, ProRail, Hoogheemraadschap Delfland, het UMC St. Radboud en de Hogeschool InHolland.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.