Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Bijna helft van Nederlandse kernen gekrompen

Het platteland loopt nog steeds leeg. Van 46 procent van de Nederlandse kernen daalde tussen 2011 en 2021 het inwonertal.  

17 maart 2025
Het dorp Ooij in de Ooijpolder bij Nijmegen
Het dorp Ooij in de Ooijpolder bij Nijmegen Shutterstock

Vooral in kleine dorpskernen is tussen 2011 en 2021 het aantal inwoners gedaald. Bij 55 procent van de kleinste kernen (tot 1.000 inwoners) was dit het geval. De sterkste bevolkingsafname deed zich voor bij de kernen in het noorden, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). 

Financieel adviseur | Regio Friesland | Publieke sector | BMC |

BMC
Financieel adviseur | Regio Friesland | Publieke sector | BMC |

Financieel adviseur | Regio Drenthe | Publieke sector | BMC |

BMC
Financieel adviseur | Regio Drenthe | Publieke sector | BMC |

Verstedelijkt 

Uit het onderzoek komt naar voren dat Nederland tussen 2011 en 2021 verder is verstedelijkt. Op 1 januari 2021 woonde bijna 93 procent van de Nederlandse bevolking in een bevolkingskern; de overige 7 procent (bijna 1,3 miljoen inwoners) woonde in verspreide huizen in het landelijk gebied of in dorpen of gehuchten met lintbebouwing.

Samenhang

In iets meer dan de helft van de kernen (54 procent) nam het aantal inwoners tussen 2011 en 2021 toe, in iets minder dan de helft (46 procent) daalde het aantal inwoners. Er is een sterke samenhang tussen de grootte van de kern in 2011 en de bevolkingsontwikkeling in de tien jaar daarna: hoe kleiner de kern was, hoe vaker deze te maken kreeg met bevolkingskrimp. In de grotere kernen nam het aantal inwoners doorgaans toe.

Naast elkaar

De bevolkingsgroei was het sterkst in West-Nederland. De bevolkingskrimp kwam het meest voor in kernen in Noord-Nederland. Bevolkingsgroei en -krimp vinden, zo blijkt uit de CBS-cijfers, soms binnen regio’s naast elkaar plaats. In de gemeente Súdwest-Fryslân bijvoorbeeld groeide de stad Sneek, maar daalde het aantal inwoners in veel omliggende dorpen en gehuchten.

Kleine veranderingen in het aantal inwoners bij de kleinste kernen hebben grotere procentuele impact

Sterkste krimp

In meer dan de helft (55 procent) van de kleinste kernen (tot 1.000 inwoners) daalde het aantal inwoners. Dit gold ook voor 45 procent van de kernen met 1.000 tot 5.000 inwoners. Deze kleine kernen kregen niet alleen het vaakst te maken met bevolkingskrimp, maar de krimp bedroeg ook relatief vaak 5 procent of meer. Dat is niet vreemd, want kleine veranderingen in het aantal inwoners bij de kleinste kernen hebben grotere procentuele impact.

Meest vergrijsd

Bevolkingskrimp in de kleinste kernen komt voornamelijk voort uit een negatief saldo van vestiging en vertrek: er vertrekken meer inwoners dan er nieuwe inwoners bijkomen. Natuurlijke krimp – meer sterfgevallen dan geboorten – speelt een kleinere rol. Van de kernen tot 1.000 inwoners die kampten met bevolkingskrimp, had slechts 35 procent meer sterfgevallen dan geboorten. Dat heeft ermee te maken dat er in die kleinste kernen relatief weinig 75-plussers wonen. Het meest vergrijsd waren de middelgrote kernen met 5.000 tot 20.000 inwoners met in 2021 gemiddeld 11 procent 75-plussers.

Huishoudens 

Bevolkingsdaling betekent niet automatisch dat ook het aantal huishoudens in een kern afneemt. Krimp van het aantal huishoudens kwam in veel minder kernen voor dan krimp van het aantal inwoners. Slechts in 13 procent van de kernen nam het aantal huishoudens tussen 2011 en 2021 af.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie