Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Bedrijventerrein op de plaats rust

Rijk, provincies en gemeenten stellen paal en perk aan de verrommeling van Nederland. De nieuwe aanpak van de bedrijventerreinen oogt veelbelovend. Ministers Huizinga en Van der Hoeven wijzen de kritiek van de hand: ‘Een beetje flauwekul.’

01 mei 2010

Uit eigen waarneming kennen Tineke Huizinga en Maria van der Hoeven de voorbeelden van hoe het níét moet. ‘Als je van Heerenveen naar Den Haag rijdt, zie je vanuit de auto het ene bedrijventerrein na het andere’, weet Huizinga. Van der Hoeven herkent het beeld: ‘Het staat vól met blokkendozen.’

 

Huizinga zegt dat ze blij wordt als ze langs de snelweg ‘een mooi stukje open landschap’ ziet. Ze beseft dat er nog een wereld is te winnen. De gemeenten Heerenveen en Joure lijken bijvoorbeeld te zijn verwikkeld in een concurrentieslag rond bedrijventerreinen, meldt de in Friesland wonende minister. Haar collega Van der Hoeven, die in Limburg woont, vertelt over Maastricht, dat aan de zuidkant van de stad met de gemeente Eijsden lijkt te concurreren.

 

Huizinga (VROM, ChristenUnie) en Van der Hoeven (Economische Zaken, CDA) zijn er echter van overtuigd dat het goed gaat komen. Ze vragen nog even geduld. Maar de tijd dat gemeenten ogenschijnlijk lukraak het ene na het andere gebied geschikt konden maken voor gronduitgifte aan ondernemers, is volgens hen voorbij. Naar hun stellige overtuiging is een definitief einde gekomen aan de vanzelfsprekendheid om weilanden buiten de bebouwde kom tot bedrijventerrein te maken.

 

Beide ministers verwijzen hierbij naar een vorig najaar met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) gesloten convenant. Hierin is afgesproken dat gemeenten bij de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen regionaal samenwerken onder regie van de provincies. In de overeenkomst is ook vastgelegd hoeveel hectare aan bestaand bedrijventerrein moet worden geherstructureerd. Verder is per provincie nu al bepaald hoeveel hectare aan nieuwe locaties mag worden ontwikkeld tot 2020.

 

Een volgende stap is het verplicht stellen van de zogeheten SER-ladder bij de aanleg van bedrijventerreinen. Dit door de Sociaal-Economische Raad ontworpen instrument voorziet erin dat pas nieuwe locaties mogen worden ontwikkeld als de mogelijkheden op bestaande terreinen zijn uitgeput. Hierbij moet nadrukkelijk ook worden bekeken of herstructurering uitkomst kan bieden. Hoewel de reeds in 1999 bedachte SER-ladder niet onomstreden is, zijn de convenantspartijen eind 2009 overeengekomen dat het instrument bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen consequent zal worden toegepast. Huizinga wil dit nu ook vastleggen in een Algemene Maatregel van Bestuur (de amvb Ruimte), een traject dat al door haar voorganger Jacqueline Cramer in gang was gezet. De amvb Ruimte wordt mogelijk al rond de zomer van kracht.

 

Plannen

 

Dat er niet alleen bij het Rijk een nieuwe wind waait, maar ook op regionaal niveau, bewijzen de herstructureringsplannen die de afgelopen maanden door provincies bij de ministers zijn ingediend. In het convenant is afgesproken dat de provincies uiterlijk in 2013 in totaal 6500 hectare in uitvoering moeten hebben. Maar de provincies koersen aan op 7400 hectare. Eerste ambtelijke verkenningen op de departementen wijzen uit dat de ingediende plannen haalbaar zijn, zowel organisatorisch als financieel.

 

Maria van der Hoeven prijst de provincies. ‘Er is lange tijd veel scepsis geweest of de provincies wel zouden willen meewerken. Als je nu dan ziet dat de neuzen allemaal dezelfde kant op staan, en dat er goed wordt meegewerkt en samengewerkt, vind ik dat heel positief.’

 

Van der Hoeven kondigt aan dat ook het Rijk nu de afgesproken verplichtingen zal nakomen: een bedrag van 107 miljoen euro aan zogeheten Topper-gelden wordt gedecentraliseerd naar het Provinciefonds. Via andere programma’s stelt het Rijk nog eens een kleine 300 miljoen euro beschikbaar. De provincies dragen op hun beurt ook honderden miljoenen bij. Aldus nemen Rijk en provincies ongeveer 30 procent van de totale herstructureringskosten voor hun rekening. De rest moet komen van gemeenten en marktpartijen, en via de grondexploitatie.

 

Van der Hoeven en Huizinga zeggen zich geen zorgen te maken over de resterende 70 procent. ‘Laten we nu eerst het gesprek aangaan met elkaar’, bepleit Van der Hoeven. Huizinga: ‘Het beheer van een bedrijventerrein is natuurlijk ook een verantwoordelijkheid van de bedrijven die er zijn gevestigd. Als zij investeren, doen zij dat immers in hun eigen omgeving. De crisis komen we straks te boven. Je zult zien dat er dan weer volop investeringsbereidheid is. En trouwens, 30 procent aan financiële middelen via Rijk en provincies; ik vind dat heel behoorlijk.’

 

Scepsis

 

In de Tweede Kamer heerst vooralsnog scepsis, bleek enkele weken geleden tijdens een algemeen overleg van de Commissie VROM met Huizinga. De afspraken in het convenant zouden te vrijblijvend zijn. Een stok achter de deur ontbreekt, zo klonk het. Huizinga en Van der Hoeven wijzen deze kritiek resoluut van de hand. ‘We houden nadrukkelijk een vinger aan de pols’, zegt Van der Hoeven. ‘We zijn blij met de herstructureringsplannen, maar nu moeten ze natuurlijk wel gerealiseerd gaan worden.’ Huizinga: ‘Er komt jaarlijks een gesprek met de provincies om de voortgang te bespreken. In 2013 gaan we evalueren. Maar laten we niet te somber zijn. Alle lichten staan op groen.’

 

De demissionair minister van VROM heeft een rotsvast geloof in de SERladder. Dát is volgens haar de zo gewenste stok achter de deur, zeker als de amvb Ruimte eenmaal van kracht is: ‘De Kamer zei: “afspraken, afspraken, maar hoe stevig zijn ze nou?”. Dan zeg ik op mijn beurt: de afspraken zijn zo serieus dat we ze zelfs opnemen in een Algemene Maatregel van Bestuur. Provincies hebben de regie, en moeten er ook op toezien dat de regionale afstemming en samenwerking tussen gemeenten van de grond komt. Zo nodig moeten ze dat afdwingen. Als provincies zich niet aan de afspraken houden, kunnen wij ze hier op aanspreken en zo nodig een aanwijzing geven. Maar zover zal het niet komen. De provincies moeten de noodzaak inzien, en dat dóén ze.’

 

Huizinga zegt niet bang te zijn dat de aandacht voor bedrijventerreinen zal verslappen als er eenmaal een volgend kabinet en mogelijk dus ook weer een nieuwe minister zit. ‘Over dit onderwerp bestaat brede overeenstemming. Er ligt een convenant en binnenkort ook een amvb. Daarmee is toepassing van de SER-ladder niet meer afhankelijk van de mening van een gedeputeerde of een minister. Het is dan staand beleid.’

 

Dat het beschermen van de open ruimte inmiddels niet meer een exclusief uitgangspunt van de minister van VROM is, blijkt uit een aanvullende toelichting van Van der Hoeven: ‘Natuurlijk moet je vanuit economisch belang genoeg bedrijventerrein beschikbaar hebben. Maar “genoeg” is iets anders dan een overschot. Gemeenten moeten werken met realistische behoefteramingen. En als er nieuwe bedrijventerreinen worden aangelegd, moet worden bekeken of de opbrengsten ten goede kunnen komen aan de herstructurering van bestaande terreinen. Er loopt daarom een aantal pilots om de mogelijkheden van verevening nader te verkennen.’

 

‘Ik ben een marktdenker’, vervolgt Van der Hoeven, ‘maar ik zoek ook naar evenwicht. Economische, private belangen en het algemeen belang moeten elkaar in balans houden. Op bedrijventerreinen moeten opbrengsten gegenereerd worden, maar dan wel op een zodanige manier dat je geen verrommeling krijgt.’ Huizinga bevestigt het relaas van Van der Hoeven: ‘Je moet het integraal bekijken. Dat doe je door de economische en ruimtelijke belangen bij elkaar te brengen. En beide moet je borgen.’

 

Van der Hoeven: ‘Als je mij vraagt: moeten we de open ruimte sparen? Dan zeg ik: ja. Het heeft geen enkele zin om de steeds schaarser wordende open ruimte alleen maar om te zetten in nieuwe bedrijventerreinen. Dat geeft per saldo geen meerwaarde, omdat het dikwijls gaat om de verplaatsing van bedrijven, die elders een locatie achter zich laten.’ Huizinga: ‘En we moeten ook voorkomen dat bedrijventerreinen verloederen. Daarom moet het beheer zodanig zijn dat het niveau kwalitatief goed blijft. Ook dat staat daarom in het convenant.’

 

Kritiek

 

Van recente kritiek op het convenant door Han Olden, die vorige maand aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht promoveerde op zijn proefschrift Uit voorraad leverbaar, willen de ministers niet weten. Volgens Olden behouden gemeenten in het convenant veel te ruime mogelijkheden voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. ‘Ik vind dat een beetje flauwekul’, reageert Van der Hoeven. ‘Olden gaat te veel uit van het oude gedrag van gemeenten.’

 

Huizinga: ‘Dit nieuwe beleid is nu juist ingezet om de geschetste problemen op te lossen.’ Van der Hoeven: ‘We gaan uit van nieuwe ramingen, en baseren de behoefte op gangbare cijfers van het Centraal Planbureau. De provincies zijn druk bezig met het schrappen van het surplus aan zachte plannen. Maar het is geen aan- en uitknop. Geef de provincies en gemeenten nu even de tijd en de ruimte.’ Huizinga: ‘Het beleid moet zich zetten. Maar laten we ook niet vergeten dat er regio’s zijn waar wél behoefte bestaat aan nieuwe bedrijventerreinen.’

 

Voor beide ministers staat als een paal boven water dat het de goede kant op gaat. Van der Hoeven: ‘De sfeer is echt verbeterd.’ Huizinga: ‘Begin 2007 organiseerde projectontwikkelaar Rudy Stroink een rondvlucht voor Kamerleden en bestuurders. Landschapsarchitect Adriaan Geuze was erbij, en voorzitter Elco Brinkman van Bouwend Nederland. Vanuit de lucht zagen we de verrommeling, en zeiden we tegen elkaar: Dit kan zo toch niet? Toen is het probleem geagendeerd. Nu wordt het aangepakt.’

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie