Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Ambtenaren RO: actievere provincie

Ruimtelijke beleidsmakers en managers bij provincies willen een actievere rol vervullen bij gebiedsontwikkeling. Dat blijkt uit de eerste fase van een peiling onder 126 provinciale ‘sleutel functionarissen’. Van 72 respondenten zijn de reacties verwerkt.

01 juli 2011

Bijna 90 procent van de respondenten vindt ‘toelatingsplanologie niet meer van deze tijd’. Ruim 85 procent erkent dat provincies een activerender en coördinerender ruimtelijk beleid moeten voeren jegens commerciële ontwikkelaars en externe sectorale belangenbehartigers als waterschappen, natuurorganisaties en bedrijfsleven.

Weinig verrassend verkiest ook een grote meerderheid een focus op regionale complexe opgaven boven lokale projecten met een regionale betekenis. Wel opmerkelijk is dat 20 procent van de ondervraagden meent dat een organisatie- en cultuuromslag niet nodig is om de beoogde ontwikkelingsplanologie te kunnen uitvoeren.

De peiling is een vervolg op het ‘Manifest voor de provincies’, dat de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling, fi nancier van de TU-leerstoel gebiedsontwikkeling, met acht grote ruimtelijke consultancy’s verenigd in de Kring van Adviseurs, half juni aanbood aan de nieuwe IPOcommissie ruimte. In het manifest pleiten de partijen voor een actieve provinciale regie over grote regionale projecten, een integraal ruimtelijk beleid in plaats van sectoraal, en voor stimulering van ‘de markt’ om met nieuwe plannen te komen. Het sluit aan op de nieuwe Structuurvisie van minister Schultz, waarin zij de regie over de ruimte goeddeels aan de provincies overdraagt.

Bemiddelaars

Uit de nog lopende peiling onder de ambtenaren, een initiatief van de Kring van Adviseurs, is op te maken dat de ambtenaren zichzelf vooral een bemiddelende rol toekennen. Van de respondenten is 80 procent liever mediator tussen alle partijen dan ‘risicodragend/investerend voortrekker’. Daarmee is niet gezegd dat het merendeel van de provincies terugschrikt voor risicodragende projecten. Eerder is het verrassend dat 13 procent van de respondenten de provincie primair als investeerder/risiconemer wil zien. De onmogelijkheid om meerdere opties aan te vinken, veroorzaakt bij dit type vragen een incompleet beeld.

Zo suggereert de uitslag ook dat provincie-ambtenaren voorrang willen geven aan strategische interregionale projecten en kaderstelling voor private initiatieven boven de aanpak van de zorgwekkende overdosis aan bouwplannen in veel regio’s. Deze opties zijn echter zo met elkaar verweven dat, zoals ook sommige respondenten opmerkten, ze elkaar eerder versterken dan uitsluiten.

Het aantal respondenten is scheef verdeeld over de provincies. Drenthe, Limburg en Zuid-Holland zijn oververtegenwoordigd, Zeeland en Gelderland blijven achter met slechts drie respondenten. Toch toont de verdeling van de antwoorden per provincie wel dat unanimiteit over de koers ook binnen het provinciehuis schaars is.

Zelfs Limburg, dat al jaren een actief grondbeleid voert en als eerste een grondbedrijf oprichtte, geeft op de vragen naar risiconemend ontwikkelen, naar de wenselijkheid om vooral ‘plannen aan de markt te ontlokken’ en naar de noodzaak van een cultuuromslag een uitgesproken verdeeld beeld.

Dat geen van de Groningse respondenten voorrang geeft aan risicodragend ontwikkelen houdt wellicht verband met de gewraakte afschrijvingen van de financiële deelname  in de Blauwestad.

Ook over de wenselijkheid om meer doorzettingsmacht te gebruiken met behulp van een inpassingsplan, is binnen de meeste provincies geen eensluidende beoordeling. Limburg scoort hierop wel overwegend positief (zes voor, een tegen, twee geen mening), terwijl Gelderland en Noord-Brabant, die al actief met inpassingsplannen werken, juist verdeeld zijn. De provincies Noord- en Zuid-Holland zijn ook verdeeld, maar dat is wellicht onervarenheid. Of koudwatervrees, gezien de dominante ontwikkelingsrol van de grote steden.

Fondsen

TU-onderzoeker gebiedsontwikkeling Agnes Franzen, die meewerkte aan de peiling, meent dat nader onderzoek nodig is naar slaag- en faalfactoren van de risicodragende rol. ‘Het denken in regionale participatiefondsen, bijvoorbeeld voor de herstructurering van bedrijventerreinen, wordt steeds belangrijker.’ Veel zal ook afhangen van de nieuwe lichting politici in de provinciehuizen. Minister Schultz kondigde twee weken geleden aan, PPS te willen stimuleren voor regionale gebiedsontwikkeling. Zij gaat ‘een plek creëren’ waarin provincies, gemeenten en het bedrijfsleven (inclusief banken), kunnen uitvinden hoe ze samen vorm kunnen geven aan grote ruimtelijke projecten.

--------------------------------------------

Zuid-Holland wordt strenger

De gedeputeerde Ruimtelijke Ordening van Zuid-Holland, Liesbeth Spies (CDA), heeft vorige week een nieuwe koers aangekondigd. ‘Verzoeken voor nieuwe bedrijventerreinen, kantoorruimte en woninglocaties zullen alleen nog bij uitzondering worden gehonoreerd’, aldus de gedeputeerde. Zij sprak wethouders en andere ruimtelijke belanghebbenden toe op de zogeheten Dag van de Ruimtelijke Kwaliteit.

Zuid-Holland gaat voor zeventien grote landelijke gebieden ‘gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit’ opstellen, die zullen worden uitgewerkt tot het niveau van een beeldkwaliteitsplan. Vanuit deze profi elen wil Spies ‘meer sturen op programma’s en kwaliteiten’ dan op volume. Zij verwacht dat gemeenten hierdoor makkelijker zullen kunnen afwijken van de provinciale ruimtelijke verordening. Over projectfinanciering wilde de gedeputeerde nog geen uitspraken doen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie