Het aantal grote distributiecentra blijft nog toenemen
Dat meldt het Planbureau voor de Leefomgeving in een nieuwe landschapsmonitoring.
Het aantal omvangrijke bedrijfsgebouwen, waaronder grote distributiecentra, blijft toenemen in Nederland. In de vijf jaar tussen 2016 en 2021 kwamen er 2500 grote bedrijfsgebouwen bij, zo blijkt uit een nieuwe landschapsmonitoring van het Planbureau voor de Leefomgeving. Veertig procent groei is zichtbaar bij het aantal grote distributiecentra, met een oppervlak van 20.000 tot meer dan 50.000 m2.
Grip op verdozing
De politieke zorgen over deze verdozing nemen toe. Eind 2022 nam de Tweede Kamer een motie van onder meer CDA-Kamerlid Henri Bontenbal aan, met het verzoek aan het kabinet ‘de provincies en gemeenten (...) op te roepen restrictief om te gaan met verzoeken tot de bouw van nieuwe distributiecentra op ongewenste plekken’. Het resultaat is Grip op grote bedrijfsvestigingen (Grip), een conclaaf van rijk en provincies dat mikt op een regionale clustering van bedrijfsgebouwen en een scherpere blik op regionale meerwaarde en ruimtelijke inpassing.
Die ruimtelijke inpassing is een vak apart, schrijft het Planbureau. Ten eerste zijn sommige bedrijfsterreinen inmiddels ‘bijna zo groot als het nabijgelegen (...) verstedelijkte gebied', aldus de onderzoekers. Zij verwijzen dan naar locaties bij Aalsmeer, Hoofddorp, Tilburg, Venlo en Zoetermeer. Daarnaast dijen bedrijfspanden niet alleen uit, maar gaan ze ook de hoogte in.
De grootste kassen
Deze trend is eveneens zichtbaar in de glastuinbouw. Qua oppervlak groeit deze sector niet, wel qua schaal. Het oppervlak van de grootste kassen, die groter zijn dan 50.000 m2, nam de afgelopen jaren toe met 14 procent. In met name het Westland in Zuid-Holland worden kassen weliswaar door woningen vervangen, maar elders groeit de glastuinbouw: in Zeeuws-Vlaanderen, westelijk Noord-Brabant, Noord-Limburg, de Kop van Noord-Holland en de Noordoostpolder.
De groei van het aantal grote bedrijfsgebouwen is niet zomaar voorbij. Allereerst omdat er nog bouwvergunningen liggen. Daarnaast zijn provincies en gemeenten ook afhankelijk van rijksbeleid. Volgens het planbureau zijn er twee financiële stimulansen voor de bouw van distributiecentra: de in 2019 verlaagde vennootschapsbelasting (die in 2021 van zeven naar negen procent ging) en de BTW-verlegging (van de leverancier van producten naar de afnemer ervan).
Recreatiehuisjes
Financiële redenen zijn er ook voor de groei van het aantal recreatiehuisjes, een ruimtelijk fenomeen dat het planbureau eveneens bekeek. In april 2022 stond al in een studie van een adviesbureau, geschreven in opdracht van het rijk, dat de lage rente op spaarrekeningen mensen ertoe dreef hun geld in recreatiewoningen te steken. ‘Ontwikkelaars beloven kopers van een recreatiewoning soms een jaarlijks rendement van zo’n zes tot zeven procent’, stond in dat rapport.
Tussen 2017 en 2022 kwamen er 10.000 recreatiewoningen bij, waarvan 1466 in de kustzone van Zeeland. Die groei van bijna negen procent betekent dat het Kustpact uit 2017 nog geen zichtbare invloed heeft. Het gaat hier om een pact van het rijk met provincies, natuurorganisaties en ondernemers dat ertoe leidde dat provincies op verschillende locaties beperkingen hebben ingesteld.
Behalve de financiële redenen, krijgt de belangstelling voor vakantiehuisjes ook voeding uit de zoektocht naar plekken voor permanente bewoning en de huisvesting van arbeidsmigranten, schrijft het planbureau. Het is daarom relevant welk beleid gemeenten voeren ten aanzien van die onderwerpen.
Daarnaast kan een gemeente via het bestemmingsplan voorkomen dat een kampeerterrein verandert in een plek voor recreatiewoningen. Kampeerterreinen kunnen gewild zijn, aangezien ze al een ‘verblijfsrecreatieve bestemming’ hebben. Dat scheelt een tijdrovende planologische aanpassing.
Reacties: 6
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Maar dan het plaatje boven het artikel van hoe het ook kan.
Complimenten Zeeman!
Nederland heeft kwalitatieve uitdagingen genoeg en kan die niet het hoofd bieden als bepaalde economische sectoren blijven groeien in dit tempo. Naast “het hoofd kunnen bieden” moeten we ons afvragen wat voor een land wij willen achterlaten voor onze kinderen. We hebben maar één land en dat mogen we niet verzieken. Want dan kunnen we nergens meer heen.