Weinig aandacht voor knelpunten legale wietteelt
De selectie en aanwijzing van cannabistelers leidde tot forse vertraging van de wietproef door kwesties rond teeltlocaties en financiering.
De later ingelaste aanloopfase van de wietproef in de twee experimentgemeenten Breda en Tilburg laat zien dat een kleinschalige aanpak ruimte biedt om sneller te experimenteren en mogelijke kinderziekten uit de aanpak te halen. De selectie en aanwijzing van telers leidde juist tot een forse vertraging van het experiment.
Schaalgrootte bepaalt voortgang
In een evaluatie van de voorbereiding van het experiment gesloten coffeeshopketen in opdracht van het WODC benoemen onderzoekers enkele lessen voor de toekomst van het experiment en ook voor andersoortige beleidstrajecten met een langdurig en/of experimenteel karakter. Eén van de lessen is dat onder meer de gekozen schaalgrootte van het experiment de voortgang van de voorbereiding sterk heeft bepaald. Eind 2023 begon na zes jaar voorbereiding het experiment in twee experimentgemeenten met een aanloopfase en in het voorjaar van 2024 de overgangsfase in tien gemeenten.
Weinig verantwoordelijkheid
Volgens de onderzoekers zijn de werving en selectie van de experimentgemeenten via het gehanteerde selectie- en nominatieproces goed verlopen. Maar voor de gemeenten waar de cannabisteelt plaatsvindt (vaak andere dan de experimentgemeenten) hadden de bij het experiment betrokken ministeries weinig aandacht voor knelpunten rondom onder meer de teeltlocatie. Het ging vooral om ‘ruimtelijke ordeningsaspecten’ binnen de gemeente, zoals omgevingsvergunningen, bestemmingsplannen en inspraak van omwonenden bij een teeltlocatie. De afstemming tussen ministeries en teeltgemeenten hierover ging minder goed ‘en de rijksoverheid nam hierin weinig verantwoordelijkheid’.
Geen productielocatie
Na een selectieprocedure zijn voor de productie van gereguleerde cannabis tien telers aangewezen, maar door kwesties rond financiering en teeltlocaties leidde de selectie en aanwijzing van de telers tot forse vertraging, blijkt uit het rapport van bureau BBSO, Hogeschool van Amsterdam en Rijksuniversiteit Groningen. Aangewezen telers konden niet over een productielocatie beschikken, Bibob-procedures namen soms veel tijd in beslag en sommige telers konden maar moeilijk een bankrekening krijgen. Verder was het voor telers moeilijk om hasj van goede kwaliteit te produceren voor een concurrerende prijs. Dat gereguleerde aanbod zal naar verwachting dan ook beperkt zijn.
Bij een experiment dat primair in de lokale setting plaatsvindt moet gelijkwaardige interactie zijn tussen de nationale overheid en het lokaal bestuur
Sterk belemmerende factor
Het uitgangspunt dat pas met het de proef kan worden gestart als kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de cannabis voldoende is om coffeeshops volledig en bestendig te kunnen bevoorraden, was een ‘sterk belemmerende factor’, omdat er te weinig telers waren om dit voor elkaar te krijgen. Afgelopen dinsdag meldden bewindslieden Van Weel en Karremans dat de huidige overgangsfase eindigt op 6 april 2025, want dat zijn nog drie telers klaar om legale wiet te leveren. In totaal zijn er dan zeven leveranciers. Dan kan de experimenteerfase dus pas starten en daarna mogen alle deelnemende coffeeshops in de tien gemeenten uitsluitend nog gereguleerde cannabis verkopen.
Stevige projectstructuur
De onderzoekers haalden, naast kleinschalig beginnen, nog een aantal lessen uit de voorbereiding van het experiment. Zo vraagt een dergelijke grote overheidsoperatie om een stevige en heldere projectstructuur binnen de overheid, waarbij formatiecapaciteit, verantwoordelijkheden en brede expertise over de markt voor langere tijd geborgd zijn. Daarbij is het belangrijk om de assumpties en verwachtingen die bij een regulering of legalisering van een schaduwmarkt spelen goed te doordenken.
Gelijkwaardige interactie
Verder is transparante wederzijdse communicatie tussen overheid en stakeholders essentieel en moet input van relevante stakeholders vanuit de markt meegewogen worden in het beleidsproces. Last but not least moet er bij een experiment dat in de uitvoering primair in de lokale setting plaatsvindt gelijkwaardige interactie zijn tussen de nationale overheid en het lokaal bestuur. ‘In termen van good governance dient de rijksoverheid zich bij vergelijkbare interventies met een grote beleidsimpact en omvangrijke uitvoeringsvraag ook als een betrouwbare partner ten opzichte van lokale overheden op te stellen.’
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.