Advertentie
juridisch / Column

Even klagen bij/over BZK over de Wet open overheid (2)

De minister krijgt mee dat de Woo niet veel verschil zal maken, maar wordt daarmee op het verkeerde been gezet.

23 februari 2022

In de vorige column richtte ik mij al tot het ministerie van BZK als verantwoordelijk departement voor de Wet open overheid. Aanleiding vormde het introductiedossier voor de nieuwe bewindspersonen. In die column enige kritiek op de gedateerdheid van de informatie die de minister hierover meekreeg. Ook de nodige kritiek op het via het introductiedossier inlossen van een toezegging van Ollongren in september 2021, bij de behandeling van de Woo in de Eerste Kamer. Het dossier geeft meer aanleiding tot verzuchtingen. Vandaar toch nog maar een tweede column, al hebben de ministeries het de laatste tijd wel erg te verduren (zie ‘Ministeries steeds trager met Wob-verzoek’).

De minister krijgt mee dat de Woo niet zo veel verandering brengt als het gaat om het afdoen van verzoeken in vergelijking met de Wob (p. 106). Daarmee wordt de minister (en de praktijk) toch wat op het verkeerde been gezet. Los van de (ook in het dossier gesignaleerde) kortere termijnen, zijn de nodige fundamentele verschillen aan te wijzen. Bijvoorbeeld als het gaat om het toepassen van de weigeringsgronden. Maar ook in de procedure van afhandelen van verzoeken.

Op dit laatste punt wil ik één punt uitlichten. Bij amendement is namelijk een bepaling opgenomen dat (bijna) dwingt tot overleg bij omvangrijke verzoeken (artikel 4.2a). Het is een – het zij toegegeven niet al te succesvolle – poging geweest om een ook in het introductiedossier (zie p. 106) gesignaleerd probleem in de Wob-praktijk het hoofd te bieden. Het probleem is namelijk evident dat veel verzoeken zonder hele grote inspanningen niet tijdig (binnen 8 weken) zijn af te handelen. De overheid verzamelt steeds meer data en de verzoeken beginnen veelal met de woorden: “Doe mij alles over…”. Hoewel de Woo geen oplossing biedt, is het gek dat de minister niet al wordt gewezen op artikel 4.2a.

Interessant voor de praktijk is te lezen dat een ambtelijke werkgroep zich bezig houdt met het bedenken van een oplossing voor dit probleem. Het zou goed zijn als men zich daarbij ook laat informeren door de vragende kant en andere deskundigen uit het veld. Dit ook om te voorkomen dat niet meer valt uit te leggen hoe het recht z’n beloop krijgt. Want is nog te verkopen dat een Raad van State de discutabele aanpak van VWS – over de afhandeling van alle Wob-verzoeken over corona-aangelegenheden – goedkeurt (zie deze update) en zelfs acht maanden extra de tijd geeft om een en ander af te handelen (zie uitspraak)?

Cornelis van der Sluis

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie