De markt in mineur
De Nederlandse warenmarkten krimpen, zowel in aantal als in omvang.
De Nederlandse warenmarkten krimpen, zowel in aantal als in omvang. Het is het gevolg van veranderd consumentengedrag, maar ook van Europees en lokaal vergunningenbeleid.
En ineens was het begin vorig jaar over en uit met de markt op het Amsterdamse Bos en Lommerplein. Ondanks protesten van ondernemers en wijkbewoners ruimden kort voor de laatste jaarwisseling de resterende ambulante handelaren hun kramen voor de laatste keer uit. Vijf dagen per week vulde de markt gedeeltelijk het plein. Maar de bezettingsgraad was laag en het aanbod eenzijdig, vond de stadsdeelraad, die besloot de markt op te heffen, op deze locatie. De resterende ambulante ondernemers mochten nog een overgangsperiode blijven staan of ze kozen voor een financiële compensatie. Voor sommigen was er het vooruitzicht op verhuizing naar een standplaats elders.
Oud-marktkoopman Henk Achterhuis zag het met pijn in het hart gebeuren. ‘Het stadsdeel en de eigenaar van het winkelcentrum wilden af van de markt op die plek. Ze lieten de markt gewoon verkommeren.’ De Twentenaar was jaren landelijk voorzitter van de Centrale Vereniging van de Ambulante Handel (CVAH). Daarnaast vertegenwoordigde hij de ambulante handel in onder andere het (inmiddels opgeheven) Hoofdbedrijfschap Detailhandel en bij MKB Nederland. Inmiddels is Achterhuis gepensioneerd, maar hij zit niet stil. Als zelfstandige adviseert hij over de ambulante handel, met als klanten onder andere gemeenten. En hij treedt hij op als lobbyist.
Wind tegen
Een haring happen op de markt of een lap stof kopen aan de kraam is minder vanzelfsprekend dan vroeger. Uitzonderingen daargelaten, gaat het slecht met de sector en de beroepsgroep; warenmarkten hebben de wind tegen. De piek in het aantal ondernemingen lag rond 2009, met meer dan twaalfduizend aparte bedrijven. Maar tijdens de financiële crisis kwam de klad erin. Discountwinkels, online aankopen en vergrijzend publiek brachten minder animo voor het kopen op de markt, vooral kleding en textiel. In de sector food daarentegen kwamen er ondernemers bij. De warenmarkt valt in het gemeentelijke detailhandelbeleid soms tussen wal en schip, vindt de CVAH. Dat bleef niet onopgemerkt. De Tweede Kamer droeg staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken, CDA) in 2018 op met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te overleggen over ‘schaarse vergunningen’, in het bijzonder over een redelijke duur van standplaatsvergunningen.
‘Ondernemers die in verschillende gemeenten op de weekmarkten staan, krijgen telkens te maken met een ander regime’, aldus Achterhuis. Daarbij geldt volgens hem soms ‘volstrekte willekeur’ en gelden soms zelfs binnen één gemeente andere regels per standplaats. Het succes van markten wordt allereerst bepaald door de kooplieden die er staan en hun aanbod, aldus Achterhuis. Maar gemeenten speelden volgens hem een belangrijke rol bij de neerwaartse spiraal, onder meer door hun lokale marktverordeningen.
Om nieuwkomers een kans te geven en mededinging te bevorderen, verplicht de Europese Dienstenrichtlijn gemeenten om een einddatum te stellen aan schaarse vergunningen. De vergunningsduur bepalen zij zelf. Dat kan vijftien jaar zijn, maar ook tien of twee. Voor marktkooplieden brengt dat volgens Achterhuis veel onzekerheid met zich mee. Welke markthandelaar investeert flink, als hij er niet van op aan kan, zijn geld op termijn terug te verdienen?
Ook kredietverstrekkers maakt het kopschuw. Zeker bij grotere leningen letten die op continuïteit voor de langere termijn. En het gaat vaak om groot geld: gemiddeld kost een verkoopwagen zonder koeling bijna 110.000 euro. De prijs van een visverkoopwagen bedraagt al gauw 180.000 euro.
Terugverdientijd
Inmiddels heeft Keijzer onderzoeksbureau SEO laten uitzoeken wat de gemiddelde terugverdientijd is. Om op basis daarvan gemeenten ‘een adequate termijn voor marktplaatsvergunningen’ te laten bepalen, aan de hand van een lokaal in te vullen stappenplan. Volgens het recente rapport bedraagt de gemiddelde return on investment van ambulante handelaren minimaal negen en maximaal twaalf jaar.
SEO weegt mee dat de ambulante ondernemer niet de hele winst kan gebruiken om te investeren. Een deel gaat naar levensonderhoud. De hoogte van goodwill, een bedrag dat bij verkoop geldt als vergoeding voor klantenkring en imago, is niet berekend, omdat die volgens het onderzoeksbureau te branche- en bedrijfsspecifiek is. Maar juist goodwill speelt bij bedrijfsoverdracht een rol, weet Achterhuis. ‘Als je stopt met je bedrijf, moet je je vergunning inleveren.’ Nadelig, want ondernemers zien de waarde van hun onderneming als oudedagsvoorziening. Hij pleit ervoor vergunningen niet te hangen aan de ondernemer, maar aan de onderneming. Gebeurt dat niet, dan zal de sector als geheel verder vergrijzen, een stelling die SEO onderschrijft.
Eindhoven heeft niet op het SEO-rapport gewacht en schreef een visie op de ambulante handel. Na het zomerreces wordt die door de gemeenteraad behandeld. Eindhoven telt negen markten, zegt Marco Karssemakers, beleidsadviseur detailhandel, horeca en vrijetijdseconomie. Vier daarvan betitelt hij als ‘echt vitaal’. Uitschieter is de levendige Woenselse weekmarkt op zaterdag, een echte trekpleister. Maar ook die gaat achteruit, aldus Karssemakers: ‘Van ver over de honderd naar 106 kooplieden in 2016, inmiddels gedaald tot 73. We zagen dat het minder werd, maar de cijfers bleken ernstiger dan we beseften’, zegt hij.
De afwegingen rondom de gemeentelijke rol bij de markt zijn volgens Karssemakers niet altijd even gemakkelijk. ‘Eindhoven wilde altijd bij de markt betrokken blijven’, vertelt hij. ‘Twee keer per jaar is er overleg met de marktbeleidscommissie, voorgezeten door de wethouder, met een vertegenwoordiging van de detailhandel en de binnenstadmanager. In die commissie spreken we over grotere beleidskeuzes. Daarnaast is er wekelijks overleg met een vertegenwoordiging van de kooplieden, de marktmeesters en het hoofd van de afdeling, om praktische zaken door te nemen.’
Belangrijk voor stad
De coronacrisis leerde volgens Karssemakers hoe belangrijk markten zijn voor de stad. ‘We zagen hoe ze hun plekje heroverden bij de consument.’ Iets wat ook Achterhuis bevestigt: ‘De foodondernemers hadden het nog nooit zo druk. Thuiswerkers herontdekten de markt. Nu moeten we dit vasthouden en zorgen dat ook de non-food wordt meegezogen.’
‘Voorwaarde is dat markten meegaan met de tijd en waar mogelijk nog iets toevoegen, bijvoorbeeld in de vorm van horeca’, vindt Karssemakers. ‘Zo kunnen we ondernemers verleiden om mee te draaien.’ Zijn gemeente denkt aan een ‘markt light’ in de wijken: ‘Als sommige markten echt door een ondergrens zakken, moeten we het misschien anders organiseren. Door er minder bemoeienis bij te hebben en ondernemers zelf meer te laten regelen. Die optie moeten we nog uitwerken.’ De Eindhovense ambtenaar vindt het mooi dat inwoners zelf niet aan de kant blijven staan. Hij noemt een burgerinitiatief in de kern Acht, met ‘een sterke gemeenschapszin’. ‘Het winkelbestand in dit kerkdorp is gaandeweg onderuitgegaan.’ De dorpelingen namen zelf het voortouw voor het organiseren van een weekmarkt. ‘Dat sluit goed aan op het markt light-concept. Er is in Acht iets neergezet dat de leefbaarheid en verzorging ten goede komt.’
Vergunningen zijn volgens Karssemakers in Eindhoven niet zo’n issue, zo lang er voldoende te vergeven zijn. ‘Dat vraagstuk is pas relevant zodra de vraag naar standplaatsen de beschikbare ruimte overtreft.’ Eindhoven dacht volgens hem aan een duur van vijftien jaar, ‘maar dan beginnen toch wat kooplieden ongemakkelijk op hun stoel te schuiven, want voor hen is dat een ingrijpende verandering. Stellen we daarbij een overgangs termijn van vijf jaar voor, dan kom je feitelijk uit op twintig jaar. Dat is voldoende tijd om een investering terug te verdienen. En wordt er opnieuw vergund, dan is het mogelijk het track record van zo’n ondernemer mee te nemen in de gunningscriteria.’
Verzelfstandiging
Complete verzelfstandiging van de markt in een aparte entiteit is een mogelijkheid die de CVAH nadrukkelijk bepleit. ‘Onder voorwaarden sturen ondernemers zelf de markt commercieel aan, onder leiding van een bedrijfsleider’, aldus Achterhuis. ‘Net als grote winkelcentra. Door de jaren heen hebben we toch al zo’n honderd markten op eigen benen gekregen.’
Een coöperatie of stichting krijgt de verantwoordelijkheid voor het management, adviseert over marktinschrijvingen en de indeling, int de marktgelden en regelt de marketing. De gemeente beperkt zich tot vergunningverlening, en mogelijk wat beheertaken. Op een zelfstandige markt kunnen volgens Achterhuis de overheadkosten sterk omlaag, met wel 25 tot 30 procent. ‘De kosten zitten vooral in schoonmaak en het feit dat ambtenaren iedere minuut die ze aan de markt besteden, moeten schrijven. Als je als ondernemers afspreekt dat de locatie tiptop wordt achterlaten en de gemeente er alleen nog met de stofzuiger overheen hoeft, kun je schoonmaakkosten halveren. Het bespaarde geld benut je om de marktgelden in de hand te houden, campagnes op te zetten en met andere binnenstadondernemers mee te doen aan citymarketing.’
Verzelfstandiging van de grote markten is volgens Karssemakers een brug te ver in zijn gemeente. ‘Markten leggen een behoorlijke claim op de openbare ruimte, ook op momenten dat ze er niet staan. Daar kun je geen andere dingen doen, bomen planten bijvoorbeeld. Daarom willen we er graag wat over te zeggen houden.’
Onder meer Arnhem heeft al een zelfstandige markt. De populaire vrijdag- en zaterdagmarkt hartje centrum valt onder een stichting die wordt bestuurd door marktmensen. De leiding is in handen van een manager ‘die met beide benen tussen de marktkooplieden staat’, volgens wethouder Jan van Dellen (VVD). De stichting is opdrachtgever van de marktmanager. Sommige kooplieden morren nog wat over standplaatstoewijzing en brancheverdeling en beweren dat de stichting onvoldoende transparant is, onder meer over de financien. Maar over de verzelfstandiging hoort de wethouder vooral tevredenheid.
Volgens hem komt er weldra een evaluatie met de ondernemers over de verzelfstandiging. Zelf is hij in grote lijnen goed te spreken over de nieuwe structuur. ‘Het construct werkt’, zegt hij. ‘De communicatie met de gemeente is goed. Alleen op het gebied van veiligheid en bij vergunningverlening hebben wij nog het laatste woord. De ondernemers hebben zelf een grote verantwoordelijkheid, en nemen die.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.