Advertentie
financiën / Nieuws

‘Provincies moeten bezuinigen? Dan het Rijk ook’

Voor Jan Franssen, commissaris van de koningin in Zuid-Holland en voorzitter van het interprovinciaal overleg, is bezuinigen op provincies niet denkbaar zonder een fundamentele hervorming van het openbaar bestuur.

17 april 2009

Jan Franssen is er de man niet naar om schuchter in een hoekje te gaan zitten en te wachten tot de storm overwaait. En nu, op het moment dat de provincies flink belaagd worden, doet hij dat dus ook niet. De provincies hangt een bezuiniging van zo’n zeshonderd miljoen euro boven het hoofd, onder meer omdat zij goed bij kas zitten.

 

In zijn werkkamer waarschuwt de Zuid-Hollandse commissaris van de koningin en voorzitter van het interprovinciaal overleg (IPO) de Kamer en het kabinet voor overhaaste conclusies. ‘Als het kabinet meent dat er alleen bezuinigd hoeft te worden op de provincies heeft men het verkeerd. Het Rijk hoort er zelf ook bij!’

 

Franssen is gepokt en gemazeld door dertig jaar bestuurlijke ervaring. Hij grijpt het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) om te bezuinigen op de provincies aan om een fundamenteel debat te voeren over de organisatie van het openbaar bestuur. ‘Er is een bestuurlijke hervorming in Nederland nodig, maar dan echt en over de volle breedte. Dus: minder gemeenten, minder provincies en minder Rijk, dus minder departementen.’

 

Het echt aanpakken van de bestuurlijke drukte in met name de Randstad is volgens Franssen hoognodig. Want zoals het nu gaat, gaat het te langzaam. ‘Als commissaris van de koningin ben ik als persoon in de beeldvorming sterk gekoppeld aan de Holland Acht (vier commissarissen van de vier Randstadprovincies plus de burgemeesters van de vier grote steden-red.) en aan de rapporten van de commissies-Kok en -Burgmans. Wij probeerden een bijdrage te leveren aan het vergroten van de slagkracht en de bestuurskracht in de Randstad.'

 

'Ik moet vaststellen dat de politieke partijen in het kabinet de voorgestelde oplossingen voor een grootschalige bestuurlijke reorganisatie links hebben laten liggen. Het aanpakken van vraagstukken vanuit de blik om van de Randstad weer een economische topregio te maken, is er daardoor niet gekomen. Er is weliswaar een urgentieprogramma Randstad waardoor er meer activiteiten zijn, maar ook meer bestuurlijke drukte kwam. Handelend optreden - dat gevoel is er niet. Het blikveld in het kabinet op een krachtige samenhang is er onvoldoende.’

 

Corrigeren

 

Het resultaat is dat de samenwerking in de Randstad stagneert. Franssen betreurt dat. ‘Het is doodzonde. Ik houd Amsterdam ervoor verantwoordelijk dat de focus op samenwerking in de Randstad uit handen is gegeven. Amsterdam heeft als eerste de stekker uit de samenwerking van de Regio Randstad getrokken. Anderen zijn daarin meegesleurd.'

 

'In Zuid-Holland was er veel steun en is er de wil om door te gaan, maar de Noordvleugel van de Randstad heeft er onder aanvoering van Amsterdam een einde aan gemaakt. Men dacht zelfstandig meer voor elkaar te krijgen en zo heeft het Rijk de kans gekregen de boel uit elkaar te spelen. In de Zuidvleugel van de Randstad kiezen we desondanks voor samenwerking met de focus op de Randstad. Ik merk dat we alert moeten zijn omdat er overal en altijd krachten zijn bij het Rijk die alles op Amsterdam willen richten. Het zijn primair ambtelijke bewegingen die we moeten corrigeren. Teksten van nota’s, voorstellen van aanpak van zaken die op Amsterdam zijn gericht. Gelukkig kunnen we met de ministers zaken doen.’

 

Landsdelen

 

De desinteresse van het kabinet voor een fundamentele bestuurlijke hervorming zit Franssen flink dwars. Hij hekelt de gedachte dat burgers toch geen interesse hebben voor zo’n reorganisatie, die tot minder departementen, provincies en gemeenten leidt. Als kabinetten dit onderwerp blijven negeren, krijgt de politiek de rekening gepresenteerd, voorspelt Franssen. En kabinetten negeren het onderwerp al sinds het rapport-Geelhoed in 2002, waarin werd gepleit voor een fundamentele herijking van taken tussen het Rijk en de provincies met als einddoel grotere landsdelen in plaats van provincies.

 

‘Juist omdat er niets wordt gedaan, neemt de waardering van burgers voor de politiek en bestuur af’, zegt Franssen. ‘In de huidige situatie is er een onvoldoende daadkrachtig bestuur. Ik ben het daarom eens met Hans Wijers (de oud-minister en Akzo topman die recentelijk in de Hofstadlezing pleitte voor minder bestuurlijke drukte - red.) dat we de financiële crisis moeten aangrijpen voor een fundamentele verandering. Als bestuurlijke vernieuwing opnieuw in de vrieskist terechtkomt en politieke partijen bij de komende verkiezingen dit ook laten lopen, gaan we door met een vorm van politiek bedrijven die vooral reageert op emoties en bestaat bij de gratie van het exploiteren van emoties - in plaats van een samenhangende visie op de toekomst van Nederland. Ik kan daar niet blij mee zijn.’

 

Voor Franssen zijn de grote lijnen van effectief bestuur wel helder. ‘Ik denk aan zeven departementen, waardoor Nederland echt wordt geregeerd door een raad van bestuur van zeven ministers. Ik ben ook voor een landsdelige benadering van het middenbestuur. Maar dat kan alleen met een stevige gemeentelijke herindeling en minder rijksdepartementen.’

 

Emotie

 

Over het aantal gemeenten doet Franssen geen uitspraak, maar er zijn er beduidend minder nodig dan de huidige 441. ‘Het gaat niet snel genoeg met de herindeling. In sommige delen van het land is adequaat gehandeld, maar met name in het westen is dat niet gebeurd. Ook hier speelt een rol dat door emotie bedreven politiek gebaseerd op draagvlak, belangrijker is dan wat bestuurlijk logisch en om redenen van effectiviteit geboden is. Daardoor zie je dat bij herindelingen niet altijd de beste oplossing wordt gekozen.’

 

Franssen constateert dat in Zuid-Holland het proces van gemeentelijke herindeling nu eindelijk met veel moeite in beweging komt. ‘Ik ben voorstander van sterke gemeenten die veel kunnen en een compact middenbestuur dat primair de ruimtelijkeconomische ontwikkeling kan regisseren.’ Met deze taak voor de provincie is Franssen terug bij het bezuinigingsadvies van de Rfv.

 

Franssen zegt een oordeel over die bezuinigingen pas te kunnen geven als er helderheid is over de rol van de provincies. Als IPO-voorzitter vindt hij dat het rapport van de commissie-Lodders over de kerntaken van de provincies betrokken moet worden bij de discussie. ‘Het kabinet erkent in de meeste brede zin dat het ruimtelijke-economische domein voor de provincie is. Ik zou zeggen: noblesse oblige, boter bij de vis.’

 

Water

 

moeten dus taken van ministeries (VROM, Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken en Landbouw) naar de provincies worden overgeheveld? ‘Ja’, zegt Franssen heel beslist. ‘Het Rijk heeft altijd de neiging om op een verkeerde manier om te gaan met het middenbestuur en de financiering daarvan. In het bestuursakkoord Water werden wij in 2002 bijvoorbeeld afgescheept met honderd miljoen euro. In de bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen Rijk, provincie en gemeente kun je niet zeggen: “Deze en die taken zijn voor provincies en gemeenten” en er vervolgens vrijwel nooit een toereikende hoeveelheid middelen bij leveren. Zo creëer je structurele afhankelijkheid. Als de ruimtelijke regierol voor de provincies is, kun je dat als Rijk niet faciliteren met te weinig middelen. Dan hobbelt het en rijd je met vierkante wielen.’

 

Franssen vindt dat het kabinet daarom niet overhaast de conclusies uit het advies van de Rfv moet overnemen. ‘Het kabinet is verkeerd bezig als het denkt dat er al een bezuiniging op de provincies kan worden ingeboekt. Het gaat om de aannames, de feiten en de keuzes die de Rfv in aansluiting op het rapport van de commissie-Lodders maakt. We komen dus uit op een discussie over principieel bestuurlijke keuzes over taken en verantwoordelijkheden van Rijk en provincies. Het gaat dus om de vraag hoe je naar de toekomst van het middenbestuur kijkt.’

 

Provincies twijfelen aan cijfers bezuinigingsadvies

 

Een trio professoren - Peter Boorsma, Luigi van Leeuwen en Jan van Helden - onderzoekt op verzoek van de provincies of het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) correct is. Volgens de Rfv moeten ze 597 miljoen euro inleveren en raken ze een deel van de opbrengst van de opcenten motorrijtuigenbelasting kwijt aan het Rijk. IPO-voorzitter Franssen vindt dat het onderzoek volledig zicht moet geven op de uitgaven die provincies doen voor taken die zij uitvoeren op grond van instructies van het Rijk.

 

‘Van de provinciale financiën komt 51 procent uit specifieke uitkeringen. Voor zover ik kan zien heeft de Rfv niet al die uitkeringen doorgeploeterd. Ik heb ook twijfels bij de cijfers in het advies over de verhoudingen tussen de provincies. Het financiële beeld van sommige provincies is anders dan ik had gedacht’, aldus Franssen. Volgens het Rfv-rapport krijgt alleen Flevoland er wat bij, maar worden alle andere gekort. Onder meer omdat ze veel geld halen uit hun aandelenportefeuilles in nutsbedrijven.

 

‘Depla heeft mij nooit wat gevraagd’

 

De nevenfuncties van commissarissen van de koningin leiden altijd tot rumoer. Kortgeleden meldden zich, na publicaties in onder meer Elsevier, niet alleen traditionele woordvoerders op dit punt als de SP, maar ook het PvdA-Kamerlid Stef Depla. Depla zei in het AD dat de functie van commissaris van de koningin een van de meest overschatte functies in Nederland is en riep Provinciale Staten op de commissarissen beter te controleren.

 

‘Ze reageren in de media terwijl zij zich met mij of met een van mijn collega’s nog nooit hebben verstaan over ons werk’, zegt de Zuid-Hollandse commissaris Jan Franssen. ‘Ik geef de Staten jaarlijks inzicht in mijn tijdsbesteding. Bij een grote meerderheid van de Staten is begrip voor de keuze van nevenfuncties en waardering voor mijn inzet. Men heeft in de gaten dat het in zeer brede kring nuttig kan zijn voor de provincie als de commissaris er andere dingen bij doet.’

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie