Profsalaris
Niet voor de eerste keer ontstond in Nederland debat over de hoogleraar en zijn betaling. De eerste keer betrof het de vraag in welke mate en onder welke afspraken hoogleraren betaald onderzoek mogen verrichten naast hun gewone aanstelling.
Nu gaat het om de vraag of bedrijven die bijzondere leerstoelen bekostigen zo geen ongewenste invloed uitoefenen op onderzoeksresultaten. Commercie en onderwijs, ze staan vaak op gespannen voet. Naomi Klein zette in haat boek No Logo al heel kritisch uiteen hoe Amerikaanse bedrijven zich inkochten in het onderwijs. Wat begon met heel welkome donaties, evolueerde gaandeweg tot sponsoring tegen nauw omschreven tegenprestaties van de scholen, waaronder de plaatsing van de frisdrankautomaten van de sponsor of verplichte afname en gebruik van bedrijfsvriendelijke lespakketten.
Tja, lesbrieven, daar weten we hier in Nederland ook over mee te spreken, het Amsterdams college zit nog steeds op de blaren na de omstreden lesbrief van de vertrokken wethouder Hennah Buyne. Na een rondje surfen, bellen en turven schreef de Volkskrant vorige week dat een kwart van de aangestelde hoogleraren bekostigd wordt door derden. Publieke en private instellingen betalen leerstoelen en het salaris, vaak bezet door een parttime buitengewone hoogleraar die afkomstig is van de financier of in nauw overleg met de financier is benoemd. De krant heeft een punt met de vaststelling dat het onnodig veel moeite kost te achterhalen wie welke leerstoel betaalt. Maar dat is via een eenvoudige ingreep te herstellen, zoals minister Plasterk nu ook vraagt. Maar dan. Wat is dan nog het probleem?
Is regulier onderzoek dat door het rijk wordt betaald mild voor de overheid? Zijn de door de Rabobank bekostigde onderzoekers onterecht lovend over wankele financiële constructies zoals winstverdriedubbelaars en beleggingshypotheken? Of helpen de door DSM, Rabobank, vakministeries en stichtingen gefinancierde onderzoekers ook gewoon de wetenschap een beetje extra vooruit, door hun grote mate van expertise en behoefte om buiten de bedrijfslaboratoria ook meer fundamenteel onderzoek te kunnen doen? Inspireren buitengewone hoogleraren hun collega's en studenten niet juist ook om maatschappelijk relevant onderzoek te doen? Lopen ze desondanks toch niet het gevaar lichtzinnig al te bedrijfsvriendelijk te publiceren?
Die vrees lijkt me ongegrond. Er zijn weinig serieuze wetenschappelijke tijdschriften die artikelen vóór publiceren niet duchtig reviewen. Vakgenoten toetsen geanonimiseerde manuscripten op wetenschappelijke merites, niet zelden tot frustratie van de indieners, die vaak artikelen moeten herschrijven of gewoon worden afgewezen. Als het werk van buitengewone hoogleraren die toets doorstaat, mag hun geluid gehoord worden. Meer problemen kun je aanvoeren tegen de door derden betaalde hoogleraren zonder wetenschappelijke reputatie en desondanks benoemd worden of blijven. De professorandessen, die te vaak niet zijn gepromoveerd en niet of nauwelijks in gereviewde wetenschappelijke tijdschriften hebben gepubliceerd of worden geciteerd.
Kunnen we het daar eens over hebben. Zijn die hun aanstelling en geld waard? Helpen zij de wetenschap vooruit? Of is die aanstelling meer tot glorie van de financier en de persoon in kwestie? Dat debat is minstens zo welkom. Wetenschap is een serieuze zaak.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.