Prijzig stadhuis moet zichzelf terugverdienen

Het nieuwe stadhuis van Amersfoort gaat 32 miljoen euro meer kosten dan gepland, maar dat zijn kosten die zichzelf terugbetalen. Zo verdedigde het college dinsdagavond de beslissing om te kiezen voor het 107,6 miljoen euro kostende ‘Huis voor de stad’ dat een ‘energieneutraal, flexibel en toekomstbestendig gebouw’ moet worden.

Levensduur

Er leefden in de stad zorgen over het hoge investeringsniveau, maar het uitgangspunt was dat de huisvestingslasten niet omhoog zouden gaan en dat is volgens het college gelukt. De voornaamste reden dat de geraamde kosten nu hoger uitkomen dan de initiële 75,3 miljoen euro, is volgens het college omdat bij de planning van 2019 ‘werd gerekend met een sobere en doelmatige uitvoering en levensduur van 40 jaar’.

Straten en pleinen

‘We krijgen een energieneutraal, flexibel en toekomstbestendig gebouw met een levensduur van minimaal 50 jaar', schrijft het college, 'waarvan de hogere kosten uitgesmeerd worden over 50 ipv 40 jaar waardoor per saldo de kosten en inkomsten per jaar ongeveer gelijk blijven.’ Het ontwerp is nog niet helemaal rond (het wordt bijvoorbeeld niet wit), maar het is de bedoeling dat het ook straten en pleinen creëert.

Waanzinnig goede score

Een raadslid maakte de opmerking dat zo’n levensduur willekeurig langer en korter gemaakt kan worden wanneer het uitkomt, maar de adviseur vastgoedontwikkeling die het financiële plaatje toelichtte sprak dat tegen: de Commissie-BBV schrijft voor dat gekeken moet worden naar een realistische gebruiksduur. En het rijk schrijft voor dat niet gerekend mag worden met een levensduur van meer dan 50 jaar. Het ontworpen gebouw zou wat dat betreft een 'waanzinnig goede score' krijgen, dus is er gekozen voor een levensduur van 50 jaar.

Markt en overheid

De extra kosten zitten niet alleen in de investeringen in toekomstbestendigheid. De helft van de 32 miljoen euro zit in dergelijke ambities, maar ongeveer een kwart, 8 miljoen dus, gaat naar investeringen in externe partners en horeca – er is dan ook gekozen voor een groter gebouw. De Wet markt en overheid schrijft voor dat de kostprijs hiervoor dekkend moet worden verhuurd. Dat zou het geval zijn.

Onvoorziene kosten

Het resterende deel (8 miljoen euro) gaat naar autonome ontwikkelingen zoals de stijging van de grondprijs en de vertraging van de bouw. Hier zit ook nog een positieve ontwikkeling bij: door de lagere rente is er jaarlijks een voordeel van 0,7 miljoen per jaar. Voor onvoorziene kosten zet de gemeente jaarlijks 463 duizend euro opzij.