Minder huishoudelijke hulp bij hogere eigen bijdrage
Gemeentelijk beleid en uitvoering blijken een grote invloed te hebben op het aantal mensen dat huishoudelijke hulp ontvangt. Bevolkingskenmerken verklaren het uitgavenverschil tussen gemeenten slechts voor een derde.
Gemeentelijk beleid en uitvoering blijken een grote invloed te hebben op het aantal mensen dat huishoudelijke hulp ontvangt. Bevolkingskenmerken verklaren het uitgavenverschil tussen gemeenten slechts ten dele.
Dat komt naar voren uit Coelo-onderzoek van de hoogleraren Maarten Allers (Rijksuniversiteit Groningen) en Hans de Groot (Universiteit Twente) naar de decentralisatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007. Het wordt vandaag gepubliceerd in ESB.
Minder cliënten bj hogere eigen bijdrage
Het aantal cliënten per inwoner dat huishoudelijke hulp ontvangt, verschilt sterk per gemeente. Hooguit een derde van de verschillen in cliënten per inwoner tussen gemeenten die ‘poetshulp’ ontvangen, kan worden verklaard door aan hulpbehoefte gerelateerde bevolkingskenmerken – relatief veel inwoners ouder dan 75 jaar en een relatief groot aandeel lage inkomens. ‘Dat betekent dat een groot deel van de verschillen het gevolg moet zijn van verschillen in gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan’, aldus de Coelo-onderzoekers.
Het door gemeenten gekozen niveau van de eigen bijdragen is daarvan volgens hen een sprekend voorbeeld. Een tien procent hogere eigen bijdrage levert volgens het onderzoek drie procent minder cliënten op. Een relatief gunstige gemeentelijke budgettaire positie blijkt ook een verhogend effect te hebben op de verstrekking van huishoudelijke hulp, maar in iets meer bescheiden mate.
Rijk beloont 'royale' gemeenten
Omdat de verdeling van de Wmo-uitkering van het rijk aan de gemeenten is gekoppeld aan de uitgaven van die gemeenten, is het volgens de onderzoekers heel goed mogelijk dat ‘royale’ gemeenten onbedoeld worden beloond met een hoge rijksuitkering en sobere gemeenten met een relatief lage uitkering. ‘Veel cliënten’ wordt dan geïnterpreteerd als veel geld nodig, aldus Allers en De Groot. Ook in de nieuwe verdeelmodellen van de Wmo 2015 wordt geen rekening gehouden met beleidsverschillen tussen gemeenten.
Schaalvoordelen beperkt
Allers en De Groot ontdekten ook dat veronderstelde schaalvoordelen bij de uitvoering van de huidige Wmo bij de programma-uitgaven voor huishoudelijke hulp afwezig zijn. Wel is er sprake van schaalvoordelen bij de gemeentelijke uitvoering – indicatie, advies en beleid. ‘Maar omdat die kosten slechts een klein deel van de totale Wmo-uitgaven uitmaken, blijven de potentiële kostenvoordelen van opschaling beperkt tot enkele procenten van de totale kosten van de Wmo’, stellen ze.
De uitgaven per cliënt zijn vrijwel gelijk bij kleine en bij grote aantallen cliënten, dus ook bij kleine en grote gemeenten. Dat is volgens de onderzoekers op zijn minst opmerkelijk, gegeven het kabinetsbeleid om te streven naar grote gemeenten om daarmee de uitgaven te verlagen. Over het geheel genomen was er sinds 2007 een autonome uitgavenstijging per cliënt met circa 2,5 procent per jaar. Dat is bovenop de tariefstijging die zorgaanbieders in rekening brengen en die in dezelfde periode circa vier procent nominaal per jaar bedroeg. ‘Het is denkbaar dat gemeenten na de decentralisatie in 2007 eerst de hand op de knip hebben gehouden om te zien of zij met het hun toebemeten budget zouden uitkomen, en daarna, toen dat inderdaad het geval bleek, de teugels hebben laten vieren. Als gevolg daarvan is het aantal uren hulp per cliënt licht toegenomen’, aldus Allers en De Groot
Minder uren per cliënt
Er zijn aanwijzingen dat uitvoering van de Wmo door een regionale uitvoeringsdienst enkele procenten goedkoper is dan uitvoering door een zelfstandige gemeente met dezelfde schaal. Maar goedkoop hoeft niet hetzelfde te betekenen als efficiënt, zo waarschuwen de onderzoekers. ‘Het gaat om lagere uitgaven per cliënt, bijvoorbeeld door het verstrekken van minder uren hulp per cliënt.’
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.