‘Oude ozb terug, hondenbelasting weg’
De ozb-gebruikersbelasting op woningen moet in ere worden hersteld. De commissie Onderzoek belastingen lokale overheden pleit tegelijkertijd voor afschaffing van de forensen- en hondenbelasting.
De commissie van deskundigen van de Vereniging van Belastingwetenschap komt tot die conclusies na ruim twee jaar onderzoek. Staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken wilde de uitkomst ervan afwachten voor zij aan eventuele wijzigingen in het lokale belastinggebied wilde beginnen. De commissie pleit in het rapport Taakgericht heffen voor een fors groter lokaal belastinggebied.
Leidend argument daarbij is dat gemeenten eigen taken met eigen middelen moeten kunnen uitvoeren. Dat is nu bij lange na niet het geval. Zo is er met de eigen taken van gemeenten (gemeten over 2007) een bedrag gemoeid van bijna 25 miljard euro, terwijl de totale eigen inkomsten van gemeenten 15,5 miljard euro zijn.
Ingreep
De belangrijkste aanbeveling die de commissie onder voorzitterschap van Jan Gieskes doet, is het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting op woningen opnieuw in te voeren. De afschaffing ervan in 2006 is volgens de commissie ‘een niet met inhoudelijke argumenten onderbouwde, doch slechts door electorale overwegingen ingegeven ingreep van de landelijke wetgever in de autonomie van gemeenten’. Door de ozb te halveren – in euro’s: 1 miljard – is het aandeel van de belastingplichtigen zonder stemrecht in de totale belastingopbrengst van gemeenten sterk toegenomen.
Het zwaartepunt van de gemeentelijke belastingheffing is meer en meer komen liggen bij heffingsplichtigen die niet gerechtigd zijn te stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen: ondernemers en niet-inwoners. Voorbeelden zijn behalve de ozb voor niet-woningen, de woonforensenbelasting en de reclame- en toeristenbelasting. Daarmee wordt het principe ‘no taxation without representation’ ernstig geweld aan gedaan. Anders gesteld, de democratische legitimatie van de belastingen wordt er door aangetast. Het moet wat de commissie betreft verder afgelopen zijn met de verplichte ozb-vrijstellingen.
Deze veelal door het rijk genomen beslissingen betekenen niet alleen een nadeel van 0,5 miljard euro voor gemeenten, ze versmallen bovendien het draagvlak van de belasting: door de vrijstellingen van niet-woningen blijft meer dan de helft van de waarde buiten de heffing. De meeropbrengst van afschaffen van de vrijstellingen zouden gemeenten overigens moeten terugsluizen naar het bedrijfsleven in de vorm van lagere tarieven. Tegelijkertijd stelt de commissie voor een streep te zetten door de roerende woon –en bedrijfsruimtebelasting.
De baatbelasting moet worden vervangen door een zogeheten infrastructuurheffing. De forensenbelasting – ‘een onrechtvaardige dubbele heffing’ – dient te verdwijnen, evenals de hondenbelasting mede omdat de opbrengst niet in verhouding staat tot de te maken kosten. Elke gemeente zou – net als provincies en waterschappen trouwens – volgens de commissie verder ieder jaar bij de begroting een belastingplan moeten opstellen.
Dit naar het voorbeeld van de regering, die jaarlijks aan het begin van het parlementaire jaar de Tweede Kamer een belastingplan aanbiedt. Voordeel is dat dan niet alleen de drie bekende W-vragen worden beantwoord (Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat gaat dat kosten?), ‘maar ook de minstens even belangrijke, vierde W-vraag: wie gaat dat betalen?’, zo stelt de commissie.
Inzicht
De gemeentelijke belastingplannen moeten het gehele fiscale instrumentarium in beeld brengen, alsook de onderlinge verbanden tussen de verschillende heffingen en de verbanden met de heffingen van de andere overheden. Ook dienen ze inzicht te verschaffen in de belastingopbrengsten die in de gemeentekas hadden moeten vloeien, maar dat niet zullen doen omdat belastingschulden worden kwijtgescholden, oninbaar worden geleden, of niet in een belastingaanslag worden geformaliseerd. Onderdeel van het plan behoort ook een realistische gebaseerde inschatting te zijn van de omvang van het bedrag dat naar verwachting niet kan worden geïnd als gevolg van bezwaar- en beroepsprocedures.
Lokale belastingplannen stellen de raad in staat onderbouwde keuzes te maken. Bovendien wordt een vergelijking mogelijk van het belastingbeleid van gemeenten en kan er zo nodig onderling worden afgestemd. Als bijvoorbeeld de gemeenten in een regio van plan zijn fiscale maatregelen te treffen om het voor de industrie aantrekkelijker te maken zich op hun bedrijfsterreinen te vestigen, wordt de effectiviteit ervan volgens de commissie bevorderd als ze zodanig worden vormgegeven dat zij niet leiden tot een intergemeentelijke belastingconcurrentie, maar juist tot een gemeenschappelijke regionale vestigingsstimulans.
Heb ik iets gemist? Ik dacht dat de inkomstenbelasting uitsluitend gebaseerd was op het inkomen. Hoe zit dat volgens jou dan?
Of bedoel je de hypotheekrente-aftrek? Die is echter niet gebaseerd op de WOZ-waarde, maar op de hoogte van de rente die iemand betaald voor een hypotheekschuld. Of heb ik alweer wat gemist?