Advertentie
financiën / Nieuws

Scholenbouw komt volledig stil te liggen

De bouw van en het onderhoud aan schoolgebouwen komt volledig stil te liggen. Gemeenten hebben er geen geld meer voor.

16 maart 2013

Gemeenten kregen al niet genoeg geld om alle afgeschreven schoolgebouwen te vervangen of op te knappen. Maar als de korting van 256 miljoen euro op het onderwijshuisvestingbudget doorgaat, hebben ze straks helemaal geen geld meer voor scholenbouw.

100 euro per leerling

Gemeenten geven ongeveer 15 procent van 1,66 miljard euro die zij jaarlijks krijgen voor onderwijshuisvesting uit aan andere zaken, blijkt uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het kabinet Rutte II heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat de niet bestede middelen worden overgeheveld naar de schoolbesturen. Die krijgen er door de overheveling jaarlijks 256 miljoen euro bij, ongeveer 100 euro per leerling. Dat geld kan naar eigen inzicht besteed worden aan het onderwijs.

 

Aflossingen en afschrijvingen

Gemeenten en schoolbesturen vrezen dat de scholenbouw door deze overheveling volledig stil komt te liggen. Het leeuwendeel van het onderwijshuisvestingbudget van gemeenten gaat op aan aflossingen en afschrijvingen op investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan. Als de korting van 256 miljoen doorgaat, blijft er geen geld over voor nieuwe investeringen in schoolgebouwen, blijkt uit berekeningen van de gemeenten Smallingerland en Ede. ‘Hoewel we verantwoordelijk blijven voor nieuwbouw van scholen, hebben we daar straks geen geld meer voor’, stelt Nol le Blanc beleidsadviseur van de gemeente Ede

 

Dubbel gepakt

De PO-raad, de belangenvereniging van schoolbesturen in het primair onderwijs, heeft de afgelopen jaren de onderbenutting van het onderwijshuisvestingbudget regelmatig aan de orde gesteld. Toch is de raad niet blij met het kabinetsbeleid. ‘Het enige positieve eraan is dat het geld dat tot nog toe niet besteed werd aan onderwijs, nu wel ter beschikking komt van scholen’, stelt beleidsadviseur Wim Lengkeek. ‘Het vervelende aan deze maatregel is dat er genoeg gemeenten zijn die meer uitgeven aan scholenbouw dan er binnenkomt. Die worden dubbel gepakt.’

 

Stilstand

Door de huidige bezuinigingen is de scholenbouw al tot stilstand aan het komen, stelt Lengkeek. ‘Gemeenten trekken zelfs de financiering van projecten die al zijn aanbesteed weer in. Het korten van 256 miljoen op het Gemeentefonds zal het er niet beter op maken. De scholenbouw zal helemaal stilvallen.’ Nederland telt naar schatting 9000 basisscholen die grotendeels uit de jaren zeventig stammen. Die gebouwen zijn meestal niet te renoveren als ze na 40 of 50 jaar afgeschreven zijn. 

 

Lees hier het achtergrondverhaal uit Binnenlands Bestuur 5

Reacties: 5

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Wim Hokken / senior beleidsmedewerker
Ik vind dat het tijd is voor een heroverweging van de systematiek rondom onderwijshuisvesting. De balans is in de loop der tijd verloren gegaan, daar kunnen we om heen draaien, maar als we zelf vanuit de gemeenten die discussie niet opstarten dan wordt die zonder ons gevoerd.

De wereld is veranderd, in het primair onderwijs wordt nog nauwelijks een school stand alone gerealiseerd. We bouwen voor de buurt, combineren school en maatschappelijke voorzieningen.

De onderwijswetgeving is nog exclusief gericht op de school. De po raad behartigt exclusief de belangen van scholen. Vanuit die exclusiviteitgedachte is vergroting van de beleidsruimte van de school belangrijk, en ook zinvol. Het voorkomt dat er dubbelwerk gedaan wordt, voorkomt ingewikkelde procedures zoals we die allemaal kennen vanuit onze eigen onderwijshuisvestingspraktijk. Procedures waar we allemaal de zin van betwijfelen. Allemaal…? Nou ja, ik ken nog een paar regelneven die ze koesteren, je om de oren slaan met de heilige termijnen, met de kruisjeslijsten, en voorwaarden…..

De vraag is echter of met de onafwendbaar groter wordende invloed van de scholen op huisvesting wel de zaak van het onderwijs gediend is. Ik twijfel daaraan en wel hierom. Maak meer eens een gebouw met 4 gebruikers, regel het onderhoud maar gevieren. Je komt er niet uit zonder regisseur. Dat is de realiteit. De regels die wij ontwikkelen zijn bedacht op basis van de stand alone school uit de pre en begin Londo tijd. Die tijd hebben we gehad. Laten we nadenken hoe het anders kan, samen, verbonden en ook met oog voor de toekomst waarin de eisen aan de gebouwen zullen blijven veranderen en dus ook de gebruikers. Dat kan, maar laten we het beeld van de po raad en dat van de minister los laten. Laten we het hebben over maatschappelijk vastgoed, over het accommoderen van functies in gebouwen met een wijkfunctie waar onderwijs al dan niet tijdelijk deel vanuit maakt.

Een andere manier van kijken, het helpt soms. Het zou aardig zijn als we daar onze energie eens aan zouden besteden.

faber
Ook in dit artikel wordt weer net gedaan alsof gemeenten specifiek geld krijgen van het rijk voor onderwijshuisvesting. Dat is niet zo. Eind jaren negentig van de vorige eeuw heeft het rijk de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting aan de gemeenten gegeven. Daarvoor is toen geld in het gemeentefonds gestort. Het enige wat dus zou mogen tellen is dit: worden in alle gemeenten scholen op een fatsoenlijke manier gehuisvest? Als dat zo is heeft niemand wat te klagen. Als het wel zo is dan moet via de lokale politiek meer geld vrij gemaakt worden voor scholenbouw. Maar ook hier zie je dat het rijk (de Tweede Kamer in die geval), onder druk van een belangenorganisatie, meent te kunnen bepalen hoeveel geld waaraan uitgegeven zou moeten worden door gemeenten. Als dat dan zo is dan zou ik zeggen: doe het dan toch a.u.b. were even helemaal zelf en draai de decentralisatie van de onderwijshuisvesting terug. Geeft het het geld, de gebouwen en de hele santekraam aan het onderwijs zelf. De PO-raad zal niet weten wat haar overkomt.
S.K.Satter / beleidsadviseur
De ambtenaren zijn wel erg somber en fatalistisch over de toekomst. Maar als hun visie werkelijkheid wordt passen ze straks alleen maar op de winkel. Maar in het artikel worden twee grote denkfouten gemaakt. De eerste is dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de schoolgebouwen. Dit is echter niet juist. Het zijn de schoolbesturen die verantwoordelijk zijn voor de bouw, zij zijn opdrachtgever en bepalen dus wat er gebouwd wordt, en de gemeente is de financier. In onderling overleg kan dit anders worden geregeld, maar van belang is wel dat het uitgangspunt helder is. En hetgeen de gemeente via de algemene uitkering ontvangt heeft geen doelstelling, maar dan door de gemeenteraad worden ingezet op die beleidsterreinen waarvoor het op dat moment noodzakelijk is. Hetgeen wordt geschreven over de ouderdom van het scholen en wat noodzakelijk vervangen moet worden in de komende jaren is gebaseerd op 'lucht', want daar is nog nooit een onderzoek naar gedaan. Want er zijn schoolgebouwen van 80 jaar en ouder die volledig voldoen aan de huidige eisen. OOrzaak is dat daar in de afgelopen jaren groot onderhoud en aanpassing heeft plaatsgevonden. Dat haal je dus niet uit het kale feit 'leeftijd', dat vergt meer onderzoek. Daarnaast wordt gesproken over doordecentralisatie van onderhoud. De wetswijziging heeft geen enkele relatie met doordecentralisatie. Het betreft gewoon decentralisatie, net zoals de decentralisatie van o.a. de WMO en de Jeugdzorg. De gelden gaan rechtstreeks naar de schoolbesturen. Zou het gaan om doordecentralisatie, dan zou de gemeente als intermediair functioneren. Deze wetswijziging zal tot behoorlijke financiele gevolgen leiden voor de schoolbesturen. Want als nu groot onderhoud moet worden uitgevoerd waarvoor een beroep kan worden gedaan op de gemeente, bekostigt de gemeente het onderhoud voor 100%. Heeft het schoolbestuur te maken met leegstand, dan vergoedt de gemeente ook die leegstand, maar vanaf 1 januari 2015 vergoedt het rijk alleen die ruimten die daarwerkelijk worden gebruikt. Dus ja, als een gebouw voor 80% is bezet, betekent dit dat als een dak moet worden vervangen het schoolbestuur de resterende 20% uit andere potjes in de lumpsum moet bekostigen.
Theo Weidgraaf / senior-beleidsmedewerker
Ik ben het grotendeels eens met onderstaande reactie van collega Seakle Satter. Wat ik mis in de discussie is het feit dat er geschoten wordt op de uitgangspunten uit het Scheveningsberaad waar op de decentralisatie van onderwijshuisvesting is gebaseerd. Volgens het Rijk waren de gemeenten het beste instaat op onderwijshuisvesting op lokaal niveau te regelen. Korte lijnen. Hiervoor zou een deel van de rijksvergoedingen worden toegevoegd aan het Gemeentefond. Dit zonder oormerk. De gemeenten waren vrij om eigen keuzes te maken. Deze autonomie werd destijds beloond met een efficiencykorting. De gemeenten hebben dit "verlies" genomen omdat het hebben van het zelf mogen beslissen hoe met je geld mag besteden in welke vorm dan ook aantrekkelijk was. Ik geeft toe dat een aantal gemeenten hier niet goed mee om zijn gegaan. Echter er zijn in ons land heel veel gemeenten, waaronder mijn eigen (Leeuwarden), die veel meer uitgeven aan onderwijshuisvesting dan er door het Rijk aan het gemeentefonds wordt toegevoegd. Het onderzoek waar uit is gebleken dat er € 300 miljoen op de plank bij gemeenten zijn blijven is destijds gebaseerd op een onjuiste vergelijking (appels met peren). Dit is een eigen leven gaan leiden wat men met welke pr dan ook niet meer tussen de oren weg kan krijgen. Dus met de korting van de € 256 miljoen worden de gemeenten voor de 2e maal gekort naast bovenstaande efficiencykorting.

Voor wat betreft het overhevelen van de budgetten met betrekking tot het onderhoud naar de schoolbesturen ben ik een voorstander. Maar mijn mening kan het schoolbestuur die een gebouw beheert en exploiteert ook prima het schoolgebouw onderhouden. Veel schoolbesturen doen dit via de meerjaren onderhoudsplannen (Mop’s). Of het budget voor het onderhoud toereikend is moet de toekomst uit wijzen. Ik ben wel benieuw naar de parameters waarop het budget wordt gebaseerd.

Willem Kleinbruinink / beleidsmedewerker/adviseur onderwijsplanning
Zowel de collegae Satter als Weidgraaf noemen belangrijke factoren. Toch vergeten ze naar mijn mening iets. Al sinds de eerste monitor van de decentralisatie onderwijshuisvesting is er discussie over de onderuitputting. Dit komt deels door de wijze van meten (uitgegeven geld in een bepaald jaar), onnauwkeurigheden (worden de juiste en alle kostenposten meegenomen?) en deels door het karakter van bouwactiviteiten. Wat het meten betreft, is 'hoe rijk is mijn schoolbestuur' een site waar soms de fouten zich laten zien. Zo gaf de gemeente Haarlem heel weinig uit ten opzichte van de inkomsten. Omdat een groot deel van het geld via doordecentralisatie op een andere kostenpost werd geboekt, bleef dit geld buiten schot, terwijl het wel voor onderwijshuisvesting wordt gereserveerd.

Het tweede uit zich in de lengte van de trajecten voor nieuwbouw. Niet zelden zijn vele onderzoeken en een wijziging van bestemmingsplan nodig, waardoor tussen initiatief en realisatie wel 10 jaar kan zitten. In Leiden zien we dat er (veel) meer plannen zijn gepland dan worden gerealiseerd in enig jaar met als gevolg dat jaarlijks er onderuitputting is. Een betre methode is volgens mij a. de in officiële stukken van de gemeenteraad geaccoorde te sommeren en vervolgens te delen door het aantal jaren waarop de plannen betrekking hebben. Dat geeft de gemiddelde investering (niet allerlei kleinere jaarlijkse kosten die vanuit de uitkering ook moeten worden betaald, vergeten!) en daaruit kan de jaarlijkse last worden berekend.

Om te weten of de uitkering voldoende is, kan op basis van de benodigde oppervlakte voor scholen en gymnastieklokalen zonder leegstand (dus de genormeerde berekening per school) met de normbedragen die de VNG publiceert de benodigde investering in 40 jaren worden berekend en daarvan afgeleid de kapitaallast. Voor het benodigde geld moeten daarnaast dan de ook de kleine posten (onderhoud, materiële instandhouding gymnastieklokalen PO, huur sportvelden VO, verzekering, OZB, etc.) worden bijgeteld.

Overheveling van € 256 miljoen en decentralisatie van het onderhoud naar de schoolbesturen PO zal volgens mij het evenwicht licht verschuiven, maar geen oplossing bieden voor goed omgaan met onderwijshuisvesting, zolang ook niet via de levenscyclusmethode gemeenten en schoolbestuur de opties voor verbetering van onderwijshuisvesting samen ter hand nemen zonder daarbij te strikt op de eigen strepen te blijven staan. Naar mijn mening kan dat ook bereikt worden door doordecentralisatie waarbij vooral het Bredaase model (coöperatie met gelijke macht voor elk - groot of klein - schoolbestuur) kansen biedt.
Advertentie