‘Tijd dringt voor pensioenstelsel’
Het laatste kwartaal maakte van 2018 een slecht jaar voor ABP. Het gewenste pensioenakkoord kwam er niet en de markten zakten in, waardoor 10 miljard euro verdampte. ABP-voorzitter Corien Wortmann-Kool over dekkingsgraden en het nieuwe pensioenstelsel.
Het laatste kwartaal maakte van 2018 een slecht jaar voor ABP. Het gewenste pensioenakkoord kwam er niet en de markten zakten in, waardoor 10 miljard euro verdampte. ABP-voorzitter Corien Wortmann-Kool over dekkingsgraden en het nieuwe pensioenstelsel.
Als ik 10 miljard euro zou zien verdampen, zou ik me afvragen of dit het begin is van een nieuwe trend. Maken jullie je zorgen daarover?
‘Wij zien dat de toekomst onzekerder is geworden. Punt één is de rente. Die is nog belangrijker dan de rendementsontwikkeling. Eén tiende procent renteverlaging betekent een forse toename van verplichtingen, waarbij je al het snel hebt over 10 miljard euro. Punt twee is de onzekerheid op de markt door Trump, de Brexit en de handelsoorlogen. Dus wij verwachten, alhoewel we over de afgelopen 25 jaar gemiddeld jaarlijks 7 procent rendement hebben gehaald, dat we de komende vijf jaar gemiddeld rond 5 procent rendement zullen halen. We hebben die verwachtingen naar beneden moeten bijstellen, maar het is nog steeds dik positief. We verwachten niet dat het laatste kwartaal van 2018 maatgevend is.’
Er wordt op onze website actief gereageerd op nieuws over pensioenen. Toen er een bericht verscheen over ABP’s investering van 500 miljoen euro in groene hypotheken, schreef iemand dat het rendement op die hypotheken veel te laag is en dat ABP gewoon geld moet steken in kernenergie en Russisch gas.
‘Daar kan ik een heel helder antwoord op geven, want dat vroeg ik mij ook af toen ik hier kwam. Wij hebben die 399 miljard belegd in allerlei categorieën, van risicovol tot zekerheid op de lange termijn. Dat zijn communicerende vaten. Die hypotheken vergelijken wij met obligaties en die bieden een stuk zekerheid en een wat lager rendement.’
Wat horen jullie hierover van jullie deelnemers?
‘Het is voor deelnemers heel moeilijk te begrijpen dat bijna iedereen er in zijn loonzakje op vooruitgaat, maar dat de pensioenen niet verhoogd kunnen worden en het risico bestaat dat ze verlaagd worden.’
Begin februari stuurde minister Koolmees (Sociale Zaken, D66) een brief over de stappen die het kabinet de komende periode zal zetten voor de vernieuwing van het pensioenstelsel. Wat vindt u van die brief?
‘Inhoudelijk bevat hij weinig nieuws. Ik ben blij te zien dat Koolmees de vaart erin probeert te houden, want de tijd dringt. Het is wel cruciaal dat hij samen met sociale partners tot een akkoord komt, want pensioen is en blijft een arbeidsvoorwaarde.’
Hoe snel kan een nieuw akkoord verwacht worden?
‘Liever vandaag dan morgen. Het is een onderwerp voor de lange termijn en het is zo belangrijk voor miljoenen Nederlanders dat ik hoop dat partijen – regering en oppositie, vakcentrales en werkgevers – hun verantwoordelijkheid nemen om dat pensioenakkoord te sluiten.’
Dan komen we bij het nieuwe stelsel uit. Wat moet er veranderen?
‘Wij willen graag naar een ander pensioencontract, om drie redenen. De eerste is dat mensen veel sneller van baan veranderen. Het huidige pensioencontract werkt toch vooral als je je hele loopbaan bij hetzelfde bedrijf blijft werken. De tweede reden is meer flexibiliteit en keuzemogelijkheden, zoals de keuze om een bepaalde periode meer of minder premie te betalen. De derde reden dat wij graag andere rekenregels willen is dat als het economisch beter gaat, het dan ook goed gaat met je pensioen. En als het slechter gaat, iedereen ook de broekriem moet aanhalen.
Ik kan nu niet uitleggen dat wij eerst torenhoge buffers moeten aanleggen voordat wij de pensioenen kunnen verhogen. In die nieuwe situatie zou verhoging sneller kunnen. Ik vind het echter belangrijk om het eerlijke verhaal erbij te vertellen, en dat is dat als het slecht gaat, verlaging ook eerder een mogelijkheid is. Het gaat erom dat er een directe relatie is tussen economische ontwikkeling en hoeveel je als pensioenuitkering krijgt. Want er is geen wereld waarin het pensioen alleen maar omhoog kan gaan.’
Tot ca. 2006 hanteerden de pensioenfondsen een vaste rekenrente voor de pensioenverplichtingen van 4%. Het ABP hanteerde zelfs een rekenrente van 4,25%.
Per 1 januari trad het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (FTK) in werking. Dit besluit verplicht pensioenfondsen voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen te rekenen met de risicovrije rentevoet.
Deze risicovrije rekenrente is sinds 2007 gedaald van 5% naar de huidige 1,4%; hierdoor zijn de verplichtingen van de fondsen fors gestegen en de dekkingsgraden navenant gedaald.
De risicovrije rente is afgeleid van de interbancaire swaprente (de rente die banken elkaar in rekening brengen voor kortlopende leningen). Echter: geen enkel pensioenfonds opereert op deze markt. Deze rekenrente steekt schril af tegen de door de pensioenfondsen gerealiseerde netto rendementen van gemiddeld ruim 5% per jaar.
Uw stelling: “Wie niet met risicovrije rente wil rekenen voor de verplichtingen moet ook genoegen nemen met wisselende, onzekere pensioenen” slaat de plank mis.
Pensioentoezeggingen zijn nooit gegarandeerd geweest, al wordt die illusie nog steeds verspreid.
In de Pensioen- en Spaarfondsenwet (Psw) artikel 7 staat:
1. In de statuten en reglementen van een pensioenfonds en van een spaarfonds worden bepalingen opgenomen betreffende:
(….)
i. de wijziging van de statuten en reglementen, met name ook wat betreft wijziging van de rechten en verplichtingen van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden in gevallen, waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;
De opvolger van de PSw, de Pensioenwet (Pw)van 2006 (in werking getreden per 01-01-2007) is hierin nog duidelijker. Leest u art. 134 er maar op na.
“Ondanks dalende koersen en een financiële crisis van heb ik jouw daar is er nog geen enkel pensioen gekort”.
Deze uitspraak is – helaas voor u – onjuist. De grote metaalfondsen PMT en PME hebben per 1 april (geen grap) 2013 kortingen doorgevoerd op de pensioenuuitkeringen. Ook het ABP heeft een korting doorgevoerd, zij dat deze korting later teniet is gedaan.
De korting op pensioenen bedroeg bij PME 5,1%; bij PMT bedroeg de korting 6,3%.
Waar het om gaat is, dat je voor één en hetzelfde contract niet met 2 verschillende rentevoeten moet willen rekenen. Als de pensioenfondsen de risicovrije rekenrente ook zouden loslaten op de aan werkgevers in rekening te brengen pensioenpremies, dan zouden de premie-inkomsten van de fondsen fors toenemen, evenals de premielasten voor de werkgevers. Dan krijg je opstand van de werkgevers!
Als men nu zou gaan rekenen met een rentevoet van 2,7% voor zowel de premievaststelling als voor de verplichtingen, dan kan ieder fonds per direct zijn indexatieambitie uitvoeren