Duur lesje overheidsfinanciën
De kredietcrisis heeft ook een positieve kant. Raadsleden weten straks precies hoeveel middelen hun gemeente heeft uitstaan.
Gemeenten, provincies en een enkel waterschap lijden samen een paar honderd miljoen euro verlies door de kredietcrisis. Ze kunnen waarschijnlijk fluiten naar bij IJslandse banken in bewaring gegeven spaartegoeden en/of in Lehman Brothers belegde gelden. Een duur en pijnlijk lesje overheidsfinanciën.
Noord-Holland, zoals Binnenlands Bestuur vorige week al berichtte, is met honderd miljoen euro veruit het zwaarst gedupeerd. Toeval is het amper. Al jarenlang klinkt vanuit het provinciehuis in Haarlem het protest dat de beleggingsregels voor decentrale overheden te streng zijn - verantwoordelijk gedeputeerde Hooijmaijers voorop. Met minder beperkingen zou, in het belang van de burger, veel meer rendement te halen zijn. Hoewel de provincie zich aan de Fido-wetgeving lijkt te hebben gehouden - alleen zaken doen met kredietwaardige instellingen - zijn wel de grenzen opgezocht. In iets mindere mate geldt ook voor andere provincies en gemeenten dat ze, door geen acht te slaan op de kleine lettertjes in de voorwaarden, lichtvaardig zijn omgegaan met belastingcenten. En dat voor een paar procentpunt rente extra.
De dure les is dat je met gemeenschapsgeld uiterst voorzichtig moet zijn. Wie graag een gokje waagt, doet dat maar met eigen geld. Een troost is dat veruit de meeste gemeenten, provincies en waterschappen de financiële zekerheid hebben laten prevaleren.
De miljoenenverliezen hebben hopelijk nog een ander, louterend effect, dat op termijn profijtelijk kan uitpakken voor de belastingbetaler - ja, zelfs voor de inwoners van Noord-Holland. De winst die de kredietcrisis mogelijkerwijs brengt, is dat de inventarisatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken duidelijk maakt hoeveel geld gemeenten en provincies hebben uitstaan. In jaarrekeningen is dat voor relatieve leken als raads- en statenleden vaak moeilijk terug te vinden. Nu kunnen zelfs absoluut ondeskundige inwoners van Groningen zonder omhaal van woorden lezen (en begrijpen) dat de provincie Groningen liefst 450 miljoen euro aan middelen heeft uitstaan, Noord-Holland zo’n 600 miljoen euro.
Natuurlijk moeten overheden altijd geld op hun lopende rekening hebben staan. De vraag is echter: hoevéél geld mogen ze over hebben? Dat mag in elk geval nooit zoveel zijn, dat er structureel mee belegd gaat worden of dat banksparen bijna een kernactiviteit wordt. Dat geld zou terug moeten naar de belastingbetaler. Die belastingbetaler mag vervolgens zelf bepalen of en hoeveel risico hij ermee wil lopen.
Mogelijk dat raads- en statenleden eerst wellicht uit onwetend niet handelend optraden als hun colleges maar bleven oppotten, nu is dat geen excuus meer. De inventarisatie van Binnenlandse Zaken laat in één oogopslag zien hoe het met de vermogenspositie van hun gemeente dan wel provincie is gesteld. De gekozen volksvertegenwoordigers zullen in veel gevallen tot de conclusie komen dat er weinig aanleiding is de lasten te verhogen - zelfs niet in het geplaagde Noord-Holland.
Hans Bekkers
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.