Advertentie
financiën / Achtergrond

Andere tijden, nóg hardere maatregelen

Het nieuwe kabinet moet fors bezuinigen. Frans Andriessen stond als minister van Financiën 30 jaar geleden voor dezelfde opgave. Zijn plan redde het niet, omdat coalitiegenoot VVD en CDA-partijgenoten niet het risico van een kabinetscrisis wilden lopen. 'Dat kon niet, want wij wisten dat koningin Juliana op het punt stond af te treden.'

28 mei 2010

De labrador gaat aan zijn voeten liggen, zo gauw zijn baas zich in zijn fauteuil bij het raam heeft gezet. Gedurende de 2 uur die Frans Andriessen praat, wijkt de hond niet van zijn zijde. ‘Doet deze altijd’, zegt Andriessen. ‘Die daar’, hij knikt naar zijn andere viervoeter meters verderop, ‘blijft juist meer op afstand’.

 

In zijn huis in de Brusselse villawijk Kraainem maakt de 81-jarige Andriessen op verzoek een vergelijking tussen de economische crisis van de beginjaren tachtig in Nederland en die van nu. Althans, hij belooft een poging daartoe te doen. Om twee redenen is het volgens hem namelijk een hachelijke zaak. Ten eerste moet hij diep in zijn geheugen graven, ‘want het is erg lang geleden’.

 

De grijns en de twinkeling in zijn ogen verraden dat daar niet het grootste probleem zal zitten. Sterker nog, het wordt een levendige zit met veel saillante details. Nee, de moeilijkheid van de vergelijking van de twee crisisperiodes zit hem vooral in de compleet andere omstandigheden.

 

Andriessen: ‘De tijd van nu is wezenlijk anders dan die van 30 jaar geleden. We hadden toen een hoge inflatie en een hoge werkloosheid, nu niet. Toen was de crisis vooral een Nederlands probleem, dat ophield bij de grens. De crisis nu is door de globalisering eigenlijk een wereldwijd vraagstuk. Globalisering, joh, dat woord stond toen niet eens in de Van Dale.’

 

Andriessen wil er maar mee zeggen dat ‘toen’ alleen maar naar Nederland werd gekeken en een heel klein beetje naar Europa. ‘Vandaag de dag is de wereld veel meer verweven met elkaar. Kijk eens wat er in Griekenland gebeurt, als beleidsmakers in Europa te lang wachten met het nemen van maatregelen. Dan slaat de vlam in de pan. Portugal en Spanje volgen wellicht nog als landen die moeite krijgen hun kredieten en schulden af te dekken. En dan gaat het om veel grotere bedragen. Serieus, vergeleken daarmee is die bankencrisis maar kinderspel.’

 

Weggegeven

 

Eerst maar eens terug naar de omstandigheden van ‘toen’. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw bevindt Nederland zich in een economische crisis. De begrotingstekorten rijzen de pan uit. Andriessen, in 1977 aangetreden als minister van Financiën in het CDA-VVD-kabinet Van Agt/Wiegel, wil 10 miljard gulden bezuinigen om het huishoudboekje van de staat op orde te krijgen.

 

‘Dat was in de context van toen veel. Waar ik vooral vanaf wilde, was de koppeling van lonen aan uitkeringen. Achteraf kun je zeggen, dat het in het Kamerdebat daarover misging. Van Agt [de toenmalige CDA-premier, red.] heeft die optie staande het debat weggegeven. Zonder enig echt vooroverleg met mij. Spoedig kwamen er meer financiële tegenvallers en was een bezuiniging van 10 miljard gulden al niet meer genoeg. Maar in de kamerfractie werd gezegd dat er geen draagvlak was, dus kon het niet.’

 

Andriessen heeft als verantwoordelijke voor de overheidsfinanciën dus een dik probleem. Nederland heeft inmiddels een begrotingstekort van 6 procent, al 1 procent meer dan toen Andriessen aantrad. ‘De fout toen was dat we het gevoel hadden dat de collectieve uitgaven ongelimiteerd konden stijgen. Wim Duisenberg [zijn voorganger, red.] had eerder al geprobeerd die stijging van de uitgaven in principe tot maximaal 1 procent per jaar te beperken. Let wel, we zaten qua collectieve uitgaven al boven de 50 procent van het Bruto Nationaal Product. Toen heb ik – als Kamerlid nog – met Willem Aantjes [CDA-fractievoorzitter, red.] bij motie geprobeerd het kabinet echt op die 1 procent vast te pinnen.

 

'Die motie – die getuigde van onvoldoende fiducie in het CDA-PvdA kabinet – werd aangenomen, maar minister Van Doorn [PvdA, red.] zei in de ministerraad vervolgens het als een soort motie van Schmelzer te beschouwen en dus als wantrouwen in het kabinet. Het kabinet is toen wel blijven zitten, maar niet lang meer.’

 

Potverteren

 

Na de val van het kabinet in 1977 en na de mislukte formatie van een tweede kabinet Den Uyl, belandt Andriessen op de stoel van Duisenberg. Partijleider Dries van Agt, die de formatie van het CDA/ VVD-kabinet leidt, wil hem daar hebben. ‘Ik wilde eigenlijk in de Kamer blijven’, zegt hij nu. ‘Ik zag tegen dat ministerschap op. Ik was geen geschoold econoom. De reden dat men mij vroeg, was vermoedelijk dat ik een verleden had als budgetfreak.’

 

Zijn idee was vrij eenvoudig: er moest minder worden uitgegeven. Dat was ook aanvaard door het kabinet. Het kabinet Van Agt/Wiegel zou een einde maken aan het potverteren. Dat was de verkiezingsbelofte. ‘Maar het potverteren ging gewoon door’, zegt Andriessen. Weliswaar was met Bestek ’81 een stevig bezuinigingspakket van tien miljoen gulden afgesproken, maar het draagvlak blijkt broos.

 

De vakbeweging loopt te hoop, onder meer omdat Financiën de koppeling tussen lonen en uitkeringen wilde loslaten. In het kabinet lag met name VVD-onderwijsminister Arie Pais – ‘de grootste spender’ – dwars. ‘Pais moest bloeden, maar dat wou die niet.’ Maar ook in eigen CDA-kring ondervindt hij weinig steun. Al in een vroeg stadium is duidelijk dat CDA-fractieleider Ruud Lubbers niks ziet in Bestek ’81, net zo min als Wil Albeda – de christen-democraat op Sociale Zaken.

 

‘Binnen onze fractie zat een aantal spijtoptanten die de vorming van het CDA niet hadden zien zitten. De coalitie had daardoor maar een zekere meerderheid van één stem. In het kabinet had ik eigenlijk maar één echte medestander: de VVD’er Gijs van Aardenne.’ Als het na de nieuwe tegenvallers op extra bezuinigen aankomt, dus bovenop de eerder genoemde 10 miljard gulden, vangt Andriessen bot.

 

‘Hans Wiegel [de VVD-leider, red.] wilde niet bezuinigen. Toen ik vrijdag aangekondigde dat ik aanleiding zag om op te stappen, kon men weten dat het ook zou gebeuren, dat ik niet zou bijdraaien. Ik had qua koppigheid een zekere reputatie. Lubbers ondernam nog wel een poging om mij te houden, maar men was bang dat er een crisis zou uitbreken, hetzij in kabinet of erbuiten. Hij zei: “Je heb gelijk, maar je kan het niet krijgen.” Op de achtergrond speelde namelijk een andere kwestie. Koningin Juliana wilde, dat was een publiek geheim, op korte termijn plaats maken voor Beatrix. Een kabinetscrisis, die iedere leek verwachtte, kwam er daardoor niet. “We kunnen nu geen kabinetscrisis hebben”, zei Van Agt.’

 

Andriessen biedt de maandag erop zijn ontslag aan. Hij wordt opgevolgd door Fons van der Stee. Met ’s lands financiën gaat het intussen aldoor beroerder. Door het getalm loopt het begrotingstekort onder zijn opvolger al snel tot 10 procent op. ‘Krankzinnig hoog voor die tijd’, zegt hij.

 

Grieks drama

 

Pas onder Onno Ruding in het kabinet Lubbers I, vanaf 1982, slaat het kabinet aan het saneren. ‘Dat is toen grondig en goed gedaan. Maar als ze eerder hadden gedaan wat ik wilde, had er minder hard bezuinigd moeten worden en was er geen akkoord van Wassenaar nodig geweest. Het is in die 2 jaar niks doen veel erger geworden’, verzucht hij. De hond rekt zich even uit.

 

In hoeverre is de opgave voor de nieuwe minister van Financiën nu te vergelijken met die van zijn voorganger in de jaren ’80? Volgens Andriessen is dat slechts in beperkte mate het geval. ‘We hebben nu geen hoge inflatie, geen hoge werkloosheid. Maar we hebben intussen wel een economische monetaire unie en een wereldeconomie. Die waren er toen niet.

 

'Er was geen China, althans er was niemand die over China nadacht. De effecten van wat er in andere landen gebeurde, waren veel minder groot. Een Grieks drama was ondenkbaar. In die zin zijn de crises onvergelijkbaar. Maar natuurlijk zijn er wel algemeen geldende zaken. Ik bedoel, ongeacht de omstandigheden, een te grote overheidsschuld kan niet. Als je als land 20 procent van je bbp aan rente kwijt bent, dan ga je failliet’, zegt hij.

 

En in alle gevallen, is er voor een toename van de welvaart economische groei nodig. Valt die stil, dan gaan de inkomsten omlaag en moeten de uitgaven naar beneden. Zo simpel was het, zo simpel blijft het. Hoewel Nederland vergeleken met andere landen er volgens hem lang niet het slechtst voorstaat, zijn toch drastische ingrepen nodig. Welk instrument er ook wordt gekozen, altijd leidt het ergens tot inkomensverschillen.

 

Ingrepen in de sociale zekerheid – ‘doen’ – zal iets betekenen iets voor de uitkeringsgerechtigden. Net zoals het schrappen van studievoorzieningen – ‘doen’ – voor studenten leidt tot een hoger studieschuld. Een verhoging van de belastingen, treft degenen die ze betalen. ‘Niet doen’, zegt hij. ‘In geen geval een belastingtarief er bovenop. Je kunt veel beter het mes zetten in de aftrekposten. Dat levert veel meer op en je krijgt een bredere spreiding van de bezuiniging.’

 

De CDA-prominent, die de Nederlandse politiek in zijn Brusselse onderkomen op de voet volgt, is anders dan de vele vage verkiezingsprogramma’s over hoe er moet worden bezuinigd, helder over wat er te doen staat. ‘Duidelijk is dat de hypotheekrenteaftrek op de helling moet, zij het geleidelijk. Dat zal ook bij het CDA op de agenda moeten. Bovendien zijn we te ver gegaan met verstrekken van tophypotheken tot 112 procent van de waarde van je huis. Toen ik mijn carrière begon, werd het bezit van een eigen huis bevorderd, maar je kreeg een gemeentegarantie tot 70 procent van de hypotheek. De hypotheek was maximaal 70 tot 75 procent van de waarde van je huis.

 

'Van die regels zijn we ver afgedreven. Mensen zijn met hypotheken hele andere dingen gaan financieren. Aandelen gaan kopen bijvoorbeeld. Dat is doorgeschoten. Het is van de gekke, dat je 60 procent belastingaftrek kan hebben van een hoge hypotheek, als je als kabinet tegelijkertijd elders hard moet bezuinigen.

 

‘Veranderde omstandigheden roepen nieuwe prioriteiten op. Die zijn nu aan de orde’, constateert Andriessen. ‘Net als bij de studiefinanciering, moet je je bij de hypotheekrenteaftrek de vraag stellen: als het je onder de huidige omstandigheden zou moeten invoeren, zou je het dan weer zo doen? Als je totaal andere economische omstandigheden hebt, moet je daar eens over nadenken. Dat geldt ook voor het stelsel van de sociale zekerheid.

 

'Nu al gaat 60 miljard euro naar volksgezondheid. Dat wordt door de vergrijzing alleen maar meer. Dat dwingt ons tot minder uitgaven op andere terreinen. Dat is de prijs van de vergrijzing. Wellicht is het huidige welvaartsniveau ook niet te handhaven. Of in elk geval tijdelijk niet.’ Dan slaat hij op zijn knieën. De hond staat op. ‘Wat dacht je ervan?’

 

De vergeten Belg

 

Frans Andriessen (Utrecht, 1929) was als KVP-partijleider in de jaren zeventig van de vorige eeuw één van de grondleggers van het huidige CDA. Tot veler verrassing en eigen ongenoegen werd niet hij, maar de dan nog relatief onbekende katholiek Dries van Agt, de eerste voorman van het CDA. ‘Het premierschap was mij niet gegund. Ik werd als nummer vier op de lijst gezet’, klinkt het nog steeds verongelijkt. ‘Ik kreeg nog de post van commissaris der koningin in Limburg aangeboden. Maar op aanraden van mijn vrouw – “Frans, dat is echt niks voor jou” – heb ik dat geweigerd. Ik had al te veel aan het nationale en internationale circuit geroken.’

 

Andriessen werd tijdens de eerste fractievergadering tot eerste vice-voorzitter gekozen, maar trad terug na protesten van Aantjes en Kruisinga, de voormannen van ARP en CHU. Andriessen werd voorzitter van de programcommissie. ‘Een doekje voor het bloeden’, zegt hij. Maar goed, hij was daardoor wel 2 jaar lang second-in-command. Na zijn aftreden als minister van Financiën in 1980, werd Andriessen gekozen in de Eerste Kamer. ‘Ik had kunnen terugkeren in de Tweede Kamer, maar daar had ik mijn bekomst van door de manier waarop ik behandeld was.’

 

Op zomervakantie in Frankrijk kreeg Andriessen telefoon van zijn zwager. ‘Die had op de radio horen zeggen dat ik kandidaat was voor een Eurocommissariaat. Die plek was voor de VVD, maar die partij bleek geen geschikte kandidaat te kunnen vinden. Ik wist van niets. Fons van der Stee, ja, die wilde naar Brussel, maar die was net mijn opvolger geworden en kon dus niet weg’, vertelt Andriessen. Zijn eerste speech in de Eerste Kamer was daardoor meteen ook zijn laatste.

 

12 jaar lang was Andriessen vervolgens Eurocommissaris. ‘Lubbers had mij willen laten benoemen voor nog een periode. Maar enough is enough. Ik had zware portefeuilles gehad, waaronder concurrentie. Bovendien, je vernieuwt na zoveel jaren niet meer.’

 

Na zijn actieve loopbaan heeft Andriessen zich nauwelijks meer met de actieve politiek in Nederland bemoeid. Ook niet met CDA. ‘Ik ben vergeten’, zegt hij. ‘Ik speel in de meningsvorming van mijn partij geen enkele rol. Na de verkiezingsnederlaag van 1994 ben ik één keer gevraagd als voorzitter van een commissie - strategisch beraad. “Wat moet die Belg ons komen vertellen”, was de eerste reactie.’

 

Jan Peter Balkenende was secretaris van het beraad. Met hem heeft Andriessen geen enkele klik. In zijn rol als minister-president heeft hij zeggen en schrijven één keer met hem gesproken. ‘Qualitate qua,’ benadrukt hij. Niet onder vier ogen, maar met een ambtenaar erbij. Dat ging over Europa, het marktdenken – ‘er is teveel aan de markt overgelaten, er komt een hoop ellende van dat neo-liberalisme’ – over de mensenrechten en het Midden Oosten – ‘hou je de mensenrechten erbij, dan voldoet de Israël-politiek van Maxime Verhagen niet aan de norm’. Verdere kritiek op Balkenende – ‘die heb ik heus wel, maar dit verhaal komt uit voor de verkiezingen’ – houdt hij binnenskamers.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie