Proeftijd: geen plaats voor nieuwe fouten
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Na enkele grensoverschrijdende gedragingen wordt een ambtenaar voorwaardelijk ontslagen. In zijn proeftijd gaat hij weer de fout in. Maar zijn die valse opmerkingen over zijn teamleider zo ernstig dat het ontslag daadwerkelijk moet worden uitgevoerd?
Jan* is sinds 1991 werkzaam bij de gemeente Amstelveen. Hij is kennelijk niet de meest betrouwbare ambtenaar, omdat het college nogal wat foute gedragingen constateert. Zo verlaat Jan, tijdens zijn dienst, zeer regelmatig zijn wijk om niet-werkgerelateerde redenen.
Verzamelt hij bedrijfsafval in ‘in ruil voor’ een kop thee of koffie. ‘Verdoet’ hij veel werktijd met deze activiteiten en pauzeert dus aanmerkelijk meer dan is toegestaan. En hij maakt ongefundeerde en kwetsende opmerkingen over collega’s en leidinggevenden. Voor het college zijn dat genoeg aanleidingen hem, wegens plichtsverzuim, de disciplinaire straf van voorwaardelijk ongevraagd ontslag op te leggen, met een proeftijd van één jaar. Die straf wordt niet ten uitvoer gelegd als Jan zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan soortgelijk of ander ernstig plichtsverzuim.
Een half jaar later is het echter zo ver. Jan laat zich wederom beledigend en beschuldigend uit over andere medewerkers. Zoals over zijn teamleider, die volgens Jan een donkere collega zou voortrekken vanwege diens uiterlijk, dat zou beantwoorden aan de (seksuele) voorkeur van de teamleider. Het college wil vanwege dit gezagsondermijnende gedrag, wat plichtsverzuim oplevert, het voorwaardelijke strafontslag omzetten in een onvoorwaardelijk ongevraagd ontslag.
‘De opmerking over zijn teamleider is kwetsend’
De rechtbank Amsterdam houdt dat echter tegen. De opmerking van Jan over zijn teamleider is kwetsend en daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan ‘soortgelijk plichtsverzuim’ als bedoeld in het ontslagbesluit. Maar dit is echter niet zo zwaarwegend dat het college, gelet op de belangen van Jan, het ontslag mag doorzetten: ontslag is niet evenredig aan het plichtsverzuim. Tegen die uitspraak gaat het college in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep zegt: beoordeeld moet worden of de gestelde voorwaarde voor de tenuitvoerlegging is vervuld en, zo ja, of het college de voor die tenuitvoerlegging in aanmerking te nemen belangen heeft afgewogen en in redelijkheid tot die tenuitvoerlegging heeft kunnen komen. Wel heeft deze belangenafweging beperkte betekenis. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan van het college worden verlangd dat het afziet van tenuitvoerlegging als de voorwaarde voor die tenuitvoerlegging is vervuld. Er moet vooral worden gekeken of de voorwaarde (niet nóg eens plichtsverzuim) is geschonden. Daarnaast is geen plaats voor een evenredigheidstoetsing.
Dat Jan zich heeft schuldig gemaakt aan ‘soortgelijk plichtsverzuim’ is ook toerekenbaar, omdat hij de ontoelaatbaarheid van dat gedrag kon inzien en ernaar kon handelen. Jan brengt in dat hij nog last heeft van een eerdere hypofyseoperatie: hij kampt met stemmingswisselingen en een verhoogde prikkelgevoeligheid. Maar dat kan hooguit het gedrag van Jan verklaren, aldus de Raad in zijn uitspraak van 17 december 2021, maar niet dat hij de ontoelaatbaarheid van de gedraging niet kon inzien.
Daarmee is voldaan aan de voorwaarde dat hij zich niet opnieuw schuldig zou maken aan plichtsverzuim. Het college kon in redelijkheid het voorwaardelijk strafontslag uitvoeren. Een evenredigheidstoetsing kan achterwege blijven. De vraag die de rechtbank eerder opwierp (is het plichtsverzuim zwaarwegend genoeg om over te gaan tot strafontslag) is dus niet aan de orde. Ook Jans leeftijd en de duur van zijn dienstverband zijn onvoldoende zwaarwegend. Het college mag Jan ontslaan.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2021:3218
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.