Van een plek op de tribune weer aan het stuur
D66 leider Alexander Pechtold heeft het na lang onderhandelen voor elkaar gekregen: onderwijs krijgt meer geld. Natuurlijk een uitstekend idee. Een land dat zich positioneert als kennisintensief moet uiteraard investeren in de toekomst van haar burgers. Spreekt voor zich dat onderwijs daarbij cruciaal is. Maar het is de vraag of geld wel het belangrijkste knelpunt is voor dit domein.
Uiteraard kun je met extra euro’s nieuwe mooie dingen doen om de sector zo attractiever te maken, maar lost het de problemen écht wel op? Of worden we hiermee verleid om de kern van de vernieuwing in onderwijsland weer voor ons uit te schuiven?
Want als er nou één sector is waar het traditionele verticale denken nog steeds welig tiert, dat is dat wel het onderwijs veld. Waarbij we blijven vasthouden aan dat verstikkende denken vanuit je eigen positie en organisatie. Opgesloten in verstarde structuren en top-down organogrammen. Met gepercipieerde autonomie van de verschillende ketenpartners. Soms heftig reagerend op incidenten die het publicitair goed doen. Terwijl iedereen weet – zeker nu die in gang gezette decentralisatiegolf écht vorm begint te krijgen – dat samenwerkingsverbanden gebaseerd op de filosofie van gelijkwaardige netwerken vele malen succesvoller zijn. Waarbij je elkaar versterkt over de grenzen van de afzonderlijke organisaties heen. Binnen een regio of keten. Ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid. Gestuurd door waarden, samenwerking, heldere doelen, vertrouwen en verbinding. Met passie. Gericht op dat hogere gemeenschappelijke maatschappelijke doel: effectiever onderwijs.
De échte innovatie komt namelijk niet tot stand middels die klassieke topdown aanpak. Waarbij bestuurders blijven hangen in die klassieke ‘wij-zij’ houdingen om steeds maar weer te onderhandelen over geld en zeggenschap. Nee, die vernieuwing moet vanuit de professionals zélf komen. Van de werkvloer, daar waar de werkelijke interactie met de leerling plaatsvindt. Vanuit de leerlaren en de schoolleiding dus: laat die beweging van onder op komen. Dát zou verder gestimuleerd moeten worden. Waarbij de inzet van smartphones, tablets, apps en andere vormen van sociale media dat proces faciliteert. Om zo een patroondoorbrekende interventie te realiseren. Opdat de inhoud centraal komt te staan. Waarbij vakmanschap weer prominent wordt gepositioneerd. Zodat docenten met trots en plezier zich kunnen focussen op datgene waarvoor ze zijn gekomen: geven van onderwijs. In plaats van dat bestuurlijke getut over hoe ingesleten rolpatronen in stand gehouden kunnen worden. Want je zou je de vraag kunnen stellen of diegene in dit domein aan de knoppen zitten die échte vernieuwing ook wel zelf hebben geïnterneerd.
Grootste gevaar is dat we doen alsof er een verandering heeft plaatsgevonden, terwijl iedereen weet dat het dan slechts om een ‘papieren’ werkelijkheid gaat. Om dan over een paar jaar weer met wat nieuws te komen. En dat terwijl het veld schreeuwt om rust en beleidsreinheid.
Laten we wel zijn: de wijze waarop je het aanpakt, bepaalt immers in hoge mate de uitkomst. In de sfeer van ‘the medium is the message’. Het geheim van cultuurveranderingen zit ‘m namelijk in het doen. In ’t laten zien. Iedere dag weer opnieuw! Die extra middelen moeten dan zo worden ingezet opdat het die beweging van zelfredzaamheid écht gaat stimuleren. Om zo de professional weer aan het stuur van de vernieuwing te zetten. In plaats van afwachtend op die tribune. Want het mensbeeld waarbij gestuurd wordt op vertrouwen in professionals en gezamenlijk commitment blijkt vele malen succesvoller te zijn dan de traditionele doorzettingsmacht…
Dirk-Jan de Bruijn is actief als kwartiermaker binnen het publieke domein. Zijn eigen veranderervaringen heeft hij toegankelijk gemaakt in ‘Waar een wil is, is succes’ (Van Gorcum, 2013).
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.