Thuiswerken is geen absoluut recht
Een ambtenaar van de gemeente Amsterdam had last van migraineaanvallen en oververmoeidheid. Thuiswerken zou leiden tot meer rust en een betere werk-privé-balans. Collega’s mochten ook thuiswerken. Waarom zij niet?
In de clinch is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Het stond zo mooi in de regels. In de Wet flexibel werken – de opvolger van de Wet aanpassing arbeidsduur. En in de richtlijnen over plaats- en tijdonafhankelijk werken van de gemeente Amsterdam. Daarin stond zelfs: ‘Met de komst van apparatuur, zoals laptops en iPads, en het vrijwel overal toegankelijke internet, kun je (als je werk dat toelaat) steeds makkelijker op een andere plaats dan achter je bureau op kantoor werken. Ook ben je niet altijd meer gebonden aan kantooruren.’
Maar toen Romy Klijnvelt*, klantmanager bij de afdeling Koers naar werk van de gemeente Amsterdam een verzoek indiende om structureel één dag in de week thuis te werken, werd dat afgewezen. Reden: dat past niet bij de aard van de werkzaamheden van een klantmanager en bij de ontwikkeling binnen de afdeling.
Volgens Klijnvelt wordt er door thuis te werken weer een plek gecreëerd voor collega’s. En thuiswerken vermindert ziekteverzuim en onnodige verlofopnames. Maar het college, de bezwaarcommissie en later de rechtbank Amsterdam vegen dat van tafel. Er zijn al voldoende werkplekken beschikbaar. En als thuiswerken het ziekteverzuim omlaag dringt, moet Klijnvelt dat maar aantonen met medische stukken, wat ze niet doet.
Verder doet ze een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Binnen de afdeling bestaat volgens haar een enorme willekeur welke teammanager wel instemt en welke niet bij een verzoek om thuis te werken. Maar de door Klijnvelt aangehaalde voorbeelden betreffen collega’s die niet exact dezelfde functie hebben of die niet werkzaam zijn op hetzelfde dienstonderdeel – dus geen gelijke gevallen. Van een ongelijke behandeling is dan ook geen sprake.
En als Klijnvelt toevoegt dat een deel van de werkzaamheden sowieso thuis kunnen worden uitgevoerd, zeker met behulp van tools die de gemeente beschikbaar kan stellen, én dat er toch niet wordt gewerkt in roosters, krijgt ze ook nul op rekest. De gemeente vindt persoonlijk contact op de werkvloer belangrijk. Persoonlijk contact met klanten kan óók gebeuren op dagen dat men wel op kantoor is, vindt Klijnvelt. Maar helaas.
Als laatste troef zet ze haar medische situatie in. Zij heeft enkele malen eerder verlof opgenomen bij migraineaanvallen en in verband met oververmoeidheidsklachten. Door extreem slaapgebrek heeft ze nu vaker migraineaanvallen. De ervaring heeft geleerd dat thuiswerken veel meer rust schept en een betere balans geeft in de werk-privé-situatie. Zij kan fulltime en met plezier blijven werken met één thuiswerkdag in de week in plaats van zich ziek te melden voor een bepaald percentage of minder te gaan werken.
De Rechtbank Amsterdam haalt in de uitspraak (9 november 2018) de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam erbij. Daaruit blijkt geen absoluut recht tot het structureel mogen thuiswerken. Dat wordt in vergelijkbare functies nooit toegestaan. Wel wordt incidenteel thuiswerken toegestaan, zo ook in het geval van Klijnvelt. Uit informatie van de huisarts en de specialist blijkt niet dat het medisch noodzakelijk wordt geacht dat Klijnvelt één dag per week thuiswerkt. Is die medische noodzaak er wel, dan moet dat via de bedrijfsarts lopen – en daar is Klijnvelt nog niet geweest. De gemeente staat wel positief tegenover incidenteel thuiswerken. Maar het belang van de werkgever weegt uiteindelijk zwaarder dan het persoonlijk belang van Klijnvelt.
* De naam is gefingeerd. ECLI:NL:RBAMS:2018:7998
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.