Arnhemse boa mag religieuze uitingen dragen
Ambtenaren met publieksfuncties mochten al religieuze uitingen dragen. Arnhem vindt het niet passend om handhavers daarvan uit te sluiten.
Handhavers in Arnhem mogen vanaf vrijdag zichtbaar religieuze uitingen dragen bij hun uniform. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een hoofddoek, een keppel of een tulband. Religieuze uitingen waren al toegestaan voor ambtenaren met publieksfuncties en Arnhem vindt het niet langer passend om handhavers daarvan uit te sluiten, schrijft burgemeester Ahmed Marcouch in een brief aan de raad.
Geen afscheid van identiteit
'Vanaf vandaag zorgen we ervoor dat een handhaver bij het uniform de religieuze uitingen niet hoeft te verstoppen. Zo hoeft een Arnhemse handhaver tijdens zijn werk geen afscheid te nemen van iets dat hoort bij zijn identiteit', aldus Marcouch. In Arnhem diende de fractie van DENK vorig jaar een motie in om de kledingvoorschriften aan te passen. In Tilburg is het sinds kort officieel toegestaan dat boa's religieuze uitingen zichtbaar dragen. In Utrecht is een soortgelijke motie aangenomen om dit te regelen. 'Maar daar wordt nog aan gewerkt en we zijn nog niet zover', aldus een woordvoerder.
Eigen keuze
Handhavers mogen zelf weten of ze hun religie zichtbaar willen uitdragen in hun kleding, schrijft Marcouch. Voorwaarden zijn dat de uiting de veiligheid niet in de weg staat en dat het om 'een passende en herkenbare uiting' gaat. Arnhem is ervan overtuigd dat religieuze uitingen op het uniform neutraal optreden door een handhaver niet in de weg staan.
Laten we het item maar snel in de nationale wetgeving regelen, zie:
https://www.mensenrechten.nl/actueel/toegelicht/toegelicht/2023/eu-hof-oordeel-toelaatbaarheid-hoofddoekverbod-ambtenaren-aan-nationale-rechter
Uitspraak Europees hof:
Het Hof (Grote kamer) verklaart voor recht:
Artikel 2, lid 2, onder b), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat een interne regel van een gemeentebestuur die op algemene en niet-gedifferentieerde wijze de personeelsleden van dat gemeentebestuur verbiedt om op het werk zichtbare tekens te dragen waaruit met name levensbeschouwelijke of religieuze overtuigingen blijken, kan worden gerechtvaardigd door de wens van het gemeentebestuur om, rekening houdend met de specifieke eigen context, een volkomen neutrale overheidsomgeving tot stand te brengen, mits die regel geschikt, noodzakelijk en evenredig is in het licht van die context en gelet op de verschillende rechten en belangen die in het geding zijn.