Jaren soebatten over nabetaling van salaris
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Het begon erop te lijken dat de gemeente Amsterdam de betaling van achterstallig salaris van een ambtenaar (over drie jaar) zat te traineren. Toch kon de man, wiens ontslag was teruggedraaid, niet in hoger beroep. Wat zat daar achter?
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Twintig jaar is Joost Naarhof* in vaste dienst bij de gemeente Amsterdam. Tot het college hem in november 2010 ontslag verleent, met ingang van 1 januari 2011. Naarhof verzet zich, het arbeidsconflict wordt uitgevochten bij de Centrale Raad van Beroep. Die stelt de ambtenaar op 1 mei 2014 gelijk, het ontslagbesluit wordt herroepen.
Een maand later verzoekt Naarhof het college om binnen veertien dagen uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad. Die uitspraak betekent immers dat hij al die tijd in dienst is gebleven en dus recht heeft op nabetaling van zijn salaris met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 – ruim drie jaar. Weer twee maanden later stelt Naarhof het college in gebreke voor het geval volledige en correcte betaling niet uiterlijk op 31 augustus 2014 heeft plaatsgevonden. Daarbij vermeldt hij dat het college eventuele fiscale nadelen die hij van nabetalingen ineens zal ondervinden, zal moeten compenseren. Weer twee maanden later stelt Naarhof het college nogmaals per brief in gebreke. De nabetaling blijft uit.
Omdat het college maar geen besluit neemt over de nabetaling van het salaris, stelt Naarhof in oktober 2014 bij de rechtbank Amsterdam beroep in tegen het niet tijdig uitvoering geven van de uitspraak van de Raad van 1 mei 2014. Hè hè, op 31 oktober 2014 komt er een reactie: het Amsterdamse college mailt Naarhof dat er opdracht is gegeven om 63.172 euro aan achterstallig salaris te betalen. Op de salarisstrook van september 2014 is overigens een bedrag van netto 65.670 euro vermeld.
Dat is binnen, maar er speelt nog iets. Naarhof heeft de rechtbank ook verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade (waaronder fiscale schade) en van de kosten die Naarhof heeft gemaakt door een deskundige in te schakelen om die fiscale schade te berekenen. De rechtbank draagt het college op om, op straffe van een dwangsom, binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit op dat verzoek te nemen.
Dat komt in augustus 2017 (!): het college wil de fiscale schade niet vergoeden. Het college erkent wel schadeplichtig te zijn voor deze schade, maar er is geen opgave gedaan van daadwerkelijk geleden belastingschade. Naarhof had daarvoor aanslagen van de Belastingdienst moeten overleggen. Dat had hij niet gedaan.
Weer komt de kwestie bij de Centrale Raad van Beroep. Die wijst in zijn uitspraak van 29 januari 2019 op de fiscale schade van 12.793 euro, berekend door Spoelstra en Scherer, een accountantskantoor dat voor deze werkzaamheden 3.327 euro in rekening heeft gebracht. In oktober 2018 besluit het college uiteindelijk dat het gehele bedrag aan fiscale schade in november 2018 aan Naarhof zal worden overgemaakt.
De factuur van het accountantskantoor is in september 2018 aan Naarhof betaald. De Raad stelt vast dat het collegebesluit van oktober 2018 geheel tegemoetkomt aan het hoger beroep van Naarhof. Die heeft nu geen belang meer bij een uitspraak van een hogere rechter. Omdat het procesbelang is komen te vervallen, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het college kan naast de betaling van achterstallig salaris, de fiscale schade, de factuur van het accountantskantoor ook de proceskosten van Naarhof betalen (1.024 euro).
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2019:334
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.