‘Tegenspraak is je plicht’
Ambtenaren moeten zich verzetten tegen de partijpolitieke dynamiek in de ambtenarij vindt Erik Pool, programmadirecteur Digaloog en Ethiek.
De partijpolitieke dynamiek is (te) ver doorgedrongen in de ambtenarij. Ambtenaren zouden zich daar met hand en tand tegen moeten verzetten, vindt programmadirecteur Dialoog en Ethiek bij de rijksoverheid Erik Pool. ‘Er zit een grens aan het primaat van de politiek.’
Topambtenaar Erik Pool (62) spreekt in het najaar van 2020 voor het eerst van zijn leven de eminence grise van het staatsrecht Herman Tjeenk Willink. Pool is bezig met zijn boek Macht en moed. De directeur Participatie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat zich ontvallen dat het ‘toch heel normaal is dat je als ambtenaar loyaal bent aan de minister?’ Dat lijkt hem tamelijk evident. Hij hoort het overal om zich heen. Heb je d’r weer zo één, zal Tjeenk Willink hebben gedacht. ‘Je bent niet loyaal aan de minister, je bent loyaal aan het ambt van de minister en dat is een gróót verschil’, doceert Tjeenk Willink. ‘Dat ene woordje opende een heel veld van inzicht, dat niet alleen ik, maar veel van mijn collega-ambtenaren in onze cultuur nooit hebben meegekregen, óf zijn kwijtgeraakt’, zegt Pool.
Erik Pool werd pas laat rijksambtenaar, op zijn 42ste: beleidsmaker bij het net opgerichte directoraat-generaal water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. ‘Ik wist niet hoe het was om ambtenaar te zijn’, zegt hij. ‘Ik belandde in het waterbeleid — ruimte voor de rivier, kustbescherming, waterkwaliteit, Europese richtlijnen. Daar praat je over met collega’s, niet over de vraag: doen wij als ambtenaren nou wat wij worden geacht te doen? En laten wij aan de politiek wat aan de politiek is? Die vragen kwamen niet aan bod. Je had het druk genoeg en het was ook niet de cultuur. Nog steeds niet, eigenlijk.’
Ik wist niet hoe het was om ambtenaar te zijn
Toen Pool vele jaren later Tjeenk Willink sprak, had hij al wel ervaren dat de partijpolitieke dynamiek verkeerde sporen trok in de ambtelijke wereld en dat de democratische rechtsstaat uit de rails liep. Pool: ‘Mijn eigen beroepsgroep had zich onvoldoende op zijn eigen vakmanschap georiënteerd. Ik vond dat we naar de wortels van ons eigen functioneren moesten durven kijken. Maar hadden wij wel de moed die moeilijke waarheid onder ogen te zien?’
Plicht
Pool krijgt een jaar na Tjeenk Willinks ‘standje’ de kans om de proef op de som te nemen. Hij wordt programmadirecteur Dialoog & Ethiek bij het rijk. Het vijfjarige programma is een gevolg van het toeslagenschandaal, een clusterfuck (de woorden van onze premier) waarbij mensen werden vermorzeld door een op hol geslagen systeem waarin dialoog, ethiek en ambtelijke tegenspraak aan de kant waren geschoven. Erik Pool: ‘Politici kunnen opdrachten geven die strijdig zijn met de Grondwet of internationale verdragen. Er zit een grens aan het primaat van de politiek, en die moet je als beroepsgroep markeren. Dan is tegenspraak een plicht. Het is je taak de dialoog te voeren, júist als het spannend is. Maar die dialoogcultuur hebben we op de departementen onvoldoende ontwikkeld. Alle rijksambtenaren zouden binnen hun reguliere werk voldoende ruimte moeten maken om te reflecteren op het werk: is het goed voor de samenleving? Dat moeten we leren, want het is niet gebruikelijk. Maar dat moet het wel worden.’
Het is niet gemakkelijk om te zeggen wat gezegd moet worden, heeft Pool in zijn jaren als rijksambtenaar wel ervaren. ‘Bij de overheid draait het om macht. En wie de macht tegenspreekt heeft moed nodig. Dat vraagt de rechtsstaat van ambtenaren.’ De programmadirecteur heeft ook gezien hoe de hoeders van de rechtsstaat na het toeslagenschandaal met die verantwoordelijkheid zijn omgegaan.
Pool: ‘Ik heb rechters na de toeslagenaffaire horen zeggen dat ze niet de wet moeten volgen, maar recht moeten spreken. Zoiets geldt ook voor ambtenaren. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur vragen om waardengedreven en zorgvuldig handelen. Dan is een instructie of een wettelijke bepaling niet voldoende. Je moet blijven nadenken. Daar pleit ik in essentie voor. Niet om opdrachten te weigeren, maar om bij opdrachten van de politiek je goede verstand te gebruiken. De politiek vindt dat de menselijke maat terug moet. Als je dat vindt, dan moet een ambtenaar bij zichzelf te rade gaan wat hij of zij als méns zou vinden van wat hij of zij als ambtenaar aan het doen is.’
Briefschrijvers
Dat vroegen zo’n zeshonderd vaderlandse rijksambtenaren zich een paar weken na de start van de oorlog in Gaza zich ook af. Ze schreven het kabinet in twee groepen een brief, waarin ze zich beklaagden over de ‘onvoorwaardelijke steun’ aan Israël, waardoor de internationale rechtsorde in hun ogen werd ondermijnd terwijl zich een humanitaire catastrofe ontvouwde. Die tegenspraak mag er wezen. En nog publiekelijk ook. (Pool: ‘Ik begreep dat dat niet de bedoeling was. De brief is gelekt.’) Heeft de programmadirecteur Dialoog & Ethiek de brief ook ondertekend? Pool: ‘Nee. Ik heb wel een opvatting over dit onderwerp, maar die wil ik niet gebruiken door mij solidair te verklaren met ofwel de briefschrijvers ofwel de ambtelijke top. Hier moeten we het wel over hebben. Dat collega’s zich organiseren rond een brief is een serieus organisatiesignaal, en ik wil daarbij als programmadirecteur Dialoog & Ethiek een dialoogbegeleidende rol kunnen vervullen. Dat is ook de essentie van het dialoogwerk van ons team en van de 170 gespreksleiders binnen het rijk. Wij proberen in een tussenstand te staan, waarbij alles er mag zijn. Dus: wat de briefschrijvers vinden, wat de niet-schrijvers vinden, wat de top van de departementen vindt en wat het kabinet ervan vindt. Dat is in de context van de dialoog allemaal even relevant.’
Maar uiteindelijk is voor iedereen duidelijk: Nederland steunt Israël . hebben we altijd gedaan. Dat weet je, dus niet zaniken. Erik Pool verontwaardigd: ‘Je kunt niet zeggen tegen de briefschrijvers: het kabinet is eruit, dus hou je mond. Dat kan niet. Dat kan in elk geval niet als de regels van de rechtsstaat of internationale verdragen in het geding zijn. De briefschrijvers menen vanuit hun deskundigheid als ambtenaar dat wat het kabinet doet niet rechtstatelijk is. Zij vinden het hun plicht om dat te melden in brieven. Overigens heeft een nog grotere groep die brieven niet ondertekend. In de dialoog doen beide kanten ertoe.’ Briefschrijvers hebben overigens wel gesproken met de ambtelijke top van de betrokken departementen. Pool: ‘We speelden daarin een bescheiden rol. Dat ging met vallen en opstaan, maar de brieven zijn wel serieus genomen. We leren dat er een vrije, onbelaste gespreksruimte nodig is om spannende kwesties en oplopende emoties echt recht te doen.’
Ambtenaren moeten al hun moed bijeenrapen om in het geweer te komen tegen (vermeende) politieke missers en dwingelandij. En denk nou niet dat de ambtelijke bazen vrijmoediger zijn tegenover hun (politieke) leiding. Pool: ‘Ik heb verschillende topambtenaren horen spreken over tegenspraak. Ook zij hebben het er moeilijk mee. Zelfs toezichthouders vinden het moeilijk. Het zit kennelijk in ons mensen. Mark Frequin schreef in 2018 het boek Tegenspraak graag. Hij vertelde mij dat tegenspraak het allermoeilijkste is van ons werk. Dat vond ik heel bijzonder. Hij is een ervaren topambtenaar met veertig jaar trouwe dienst en heeft denk ik evenveel bewindspersonen gediend. En dan zegt híj dat van alle moeilijke dingen die ambtenaren moeten doen tegenspraak het allermoeilijkste is? Ik heb daar lang en hard over nagedacht en ik denk dat hij nog gelijk heeft ook.’
‘Gelijk’ omdat de variatie waarin je tegenspraak kunt vormgeven heel groot is. Erik Pool: ‘”Hallo, ik ben tegen”, is de niet-interessante vorm van tegenspraak. Tegenspraak is goed beargumenteerd, is goed getimed, is niet alleen in de vorm van een tekst maar kan in een alternatief voorstel zijn gegoten, is een goed interview in de krant dat nét door de beugel kan, is de toon die de muziek maakt. Wie beheerst nou al die variaties?’ En voormalig topambtenaar Frequin heeft gelijk omdat in tegenspraak ook de psychologie van afhankelijkheid schuilgaat. Pool: ‘Hoe reageert iemand daarop? Het is al moeilijk genoeg in gelijke vriendenrelaties en binnen je gezin, maar op het werk, waar je ingaat tegen de opvatting van de groep of van de baas? Daarvoor is extra veel moed nodig, want de groep bepaalt of jij er nog bij mag horen. En de baas bepaalt hoe je carrière verloopt.’
Als iemand mij tegenspreekt, denk ik ook: hou eens op!
Jaknikkers
En tegelijk kun je geen baas interviewen die niet zegt dat zijn/haar deur ‘altijd open staat’ (‘ik ben heel benaderbaar’) en dat jaknikkers de dood in de pot zijn. Mooie woorden, waarover Frequin tegen Pool zei: “Natuurlijk nodigen ministers ons uit tegenspraak te bieden. Ze horen te zeggen dat we tegenspraak moeten geven, maar o wee als we het ook doen.” ‘En dat is zo herkenbaar’, lacht directeur Pool. ‘Ik geef leiding aan mijn team van het programma en als iemand mij tegenspreekt, denk ik ook: hou eens op! Ook voor leiders is tegenspraak een probleem. Tegenspraak klopt vaak niet, is onheus, slecht getimed en ook nog eens door de verkeerde ingebracht. Terwijl je dat allemaal vindt, word je geacht toch ontvankelijk te zijn voor tegenspraak. Dat lukt alleen als je jezelf doorhebt en weet dat je tekortschiet. Dan word je milder in het ontvangen van tegenspraak. Of zeg tegen je team: “Gun mij even de tijd om daarop terug te komen.” Dat kun je gerust zeggen.
Als dat toch niet kan, dan hebben jij én je team iets te ontwikkelen, misschien onder begeleiding van een gespreksleider van Dialoog & Ethiek.’ ‘s Lands 140.000 rijksambtenaren mogen nog een paar jaar de vruchten plukken van het programma Dialoog & Ethiek, maar hoe zit dat met hun collega’s in de gemeenten en bij de provincies? Lopen daar geen bestuurders rond die weleens wat tegenspraak zouden kunnen gebruiken van ambtenaren die dat doodeng vinden?
Pool: ‘I&O Research herhaalde dit jaar onder ambtenaren van gemeenten, provincies, waterschappen een onderzoek dat ze vorig jaar in onze opdracht uitvoerden onder rijksambtenaren. De patronen zijn hetzelfde. Ze hebben dezelfde morele spanningen en tegenspraakproblemen als rijksambtenaren. Het is ook niet zo dat wij alleen dialogen begeleiden binnen het rijk. We doen ook af en toe wat bij een gemeente of provincie. We hebben net een klein behoefteonderzoek laten doen naar de signalen uit gemeenteland. Dat bespraken we vorige week met de VNG en A&O Fonds. Ik hoop dat zij een soortgelijk programma over dialoog en ethiek voor gemeenten kunnen opzetten. Daar kunnen we bij helpen. Het zou natuurlijk ook raar zijn je strikt tot het rijk te beperken, want op alle thema’s hebben de bestuurslagen elkaar nodig en moeten ambtenaren elkaar kunnen vinden.’
CV
Erik Pool (Zwolle, 1961) studeerde van 1981 tot 1984 journalistiek in Kampen en volgde later in Rotterdam de postacademische opleiding transitiemanagement. Pool was van 1983 tot 1986 verslaggever bij KRO, NCRV en Sijtho.. Van 1986 tot 1991 was hij voorlichter bij de gemeente Zoetermeer. In 1991 richtte Pool het bedrijf 5D Creatieve Communicatie op, waarna hij in 2000 als zelfstandig consultant ging werken. Tussen 2003 en 2011 was Pool voor de PvdA Statenlid in Zuid-Holland. Van 2003 tot 2009 was Erik Pool beleidsmaker en programmamanager bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Van 2009 tot 2011 was hij directeur van Dutch Delta Design. In 2011 werd Pool interimmanager bij de Stichting Intermin in Den Haag. Van 2015 tot 2021 was hij directeur participatie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In november 2021 werd Erik Pool programmadirecteur Dialoog & Ethiek bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Pool richtte in 2008 samen met zijn echtgenote de Academie voor Levenskunst La Scuola op. De rijksoverheid publiceerde in 2021 het theorieboek: Macht en moed. Ambtelijk vakmanschap en de kunst van het tegenspreken. Dat heeft ISVW Uitgevers dit najaar opnieuw uitgebracht, samen met het nieuwe Macht en moed Praktijkboek, met vijftig dialoog- en tegenspraaktechnieken en praktisch-filosofische reflecties op ambtelijk werk.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.