Na nieuwe ziekmelding loon helemaal betalen
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Na een langdurige afwezigheid wegens ziekte gaat een ambtenaar weer aan de slag. Zes weken later is hij weer arbeidsongeschikt. Is hier sprake van een doorlopende of een nieuwe ziekteperiode?
Abel Wierum*, sinds 2002 werkzaam bij de gemeente Het Hogeland (Groningen), meldt zich op een dag ziek. De arbeidsongeschiktheid duurt twee jaar, dan gaat hij weer aan de slag. Maar zes weken later valt hij opnieuw uit. Het college beschouwt zijn ziekmelding als een voorzetting van het verzuim (van twee jaar) daarvoor, met dezelfde ziekteoorzaak.
Voor Wierum hangt er veel van af: heeft zijn arbeidsongeschiktheid al die tijd doorgelopen, dan blijft hij zitten met een stevige loonkorting van 70 procent. Betreft het een nieuwe ziekmelding, dan krijgt hij nog een tijdlang zijn volledige salaris.
Het conflict belandt op het bord van de kantonrechter. Die concludeert dat het een nieuwe ziekmelding betreft, dus geldt een loondoorbetalingsverplichting. Ook het UWV kwam al tot die conclusie. De gemeente ziet dat anders en verrekent 4.807 euro aan te veel betaald ziekengeld met het salaris van Wierum. Want: uit het deskundigenoordeel van het UWV blijkt helemaal niet dat hij in die zes werkweken arbeidsgeschikt was.
Tegen de uitspraak van de kantonrechter gaat de gemeente in hoger beroep. Dat valt tegen: volgens het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden is het niet Wierum die moet bewijzen dat hij arbeidsgeschikt was, de gemeente moet juist bewijzen dat hij in die periode van zes weken (doorlopend) arbeidsongeschikt was. Volgens de gemeente kon Wierum niet volledig functioneren wegens ‘significante beperkingen’.
Zo woonde hij geen (belastende) teamvergaderingen bij. Wierum zelf ontkent dit – hij toont zelfs overtuigend aan dat hij wel arbeidsgeschikt was, ook al ligt de bewijslast niet bij hem. En áls Wierum beperkt functioneerde, had de gemeente hem daarop moeten aanspreken, wat niet is gebeurd.
Zo’n aandoening kán niet in zes weken tijd zijn ontstaan
Kortom: het hof gelooft de gemeente niet. Dat geldt ook voor een ander argument van de gemeente: aan de tweede ziekmelding van Wierum zou een burn-out ten grondslag hebben gelegen. En zo’n aandoening kán niet in zes weken tijd zijn ontstaan. Die burn-out was ook al tijdens of voor die zes weken aanwezig, dus was die man toen arbeidsongeschikt. Echter, zegt het hof: Wierum noemt het wel een burn-out, maar dat is zijn eigen oordeel, dat is medisch niet vastgesteld.
Maar stél, zegt de gemeente, dat Wierum in die zes weken wel voor honderd procent heeft gewerkt, dan is er toch geen loondoorbetalingsverplichting ontstaan omdat de arbeidsgeschiktheid niet duurzaam was. Vanaf de eerste ziekmelding, nu enkele jaren geleden, is sprake van een continuüm waarin Wierum voortdurend arbeidsongeschikt is gebleven.
Maar ook dat argument veegt het hof van tafel. Als de werknemer na de hersteldverklaring langer dan vier weken de bedongen arbeid heeft verricht, dan heeft hij bij een hernieuwde uitval aanspraak op een nieuwe wachttijd. Dat staat in de rechtspositieregeling CAR-UWO en in het Burgerlijk Wetboek. Het gaat bij de vraag of een werknemer wel of niet volledig is hersteld erom, of hij in staat is om de bedongen arbeid in volle omvang te verrichten. Is een werknemer meer dan vier weken geschikt voor zijn werk, dan is dat voldoende duurzaam.
Wierum was, ook volgens de bedrijfsarts, geschikt om de bedongen arbeid in volle omvang te verrichten. Dat deed Wierum gedurende zes weken. Zijn salaris moet tijdens zijn (tweede) ziekte voor honderd procent worden doorbetaald.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:GHARL:2022:3538
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.