Loon te laat betaald? Een ‘kleine’ verhoging
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Een werknemer wordt onder het ‘oude’ ambtenarenrecht ontslagen. Ten onrechte. De arbeidsrelatie herleeft en wordt een overeenkomst naar burgerlijk recht. Maar 23 maanden lang is zijn salaris te laat betaald. Heeft hij recht op de wettelijke verhoging?
René Eemwijk* is sinds 2004 ambtenaar bij een scholenstichting in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Op 30 december 2019 – twee dagen voordat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) ingaat – wordt hij op disciplinaire gronden ontslagen. Eemwijk verliest zijn bezwaaren beroepsprocedures, maar wint daarna bij de Centrale Raad van Beroep, die in november 2021 het ontslag terugdraait. Het misgelopen salaris wordt alsnog in één keer nabetaald.
Achteraf gezien moest Eemwijks aanstelling per 1 januari 2020 worden omgezet in een arbeidsovereenkomst conform de Wnra. Hij valt dan onder het private arbeidsrecht. Daarbinnen geldt dat salarissen tijdig moeten worden betaald, anders kan een werknemer aanspraak maken op een wettelijke verhoging. Die vermeerdering kan oplopen tot wel 50 procent van het achterstallige loon.
Eemwijk vordert 69.743 euro aan wettelijke verhoging. Hij is formeel immers nooit ontslagen en had dus altijd recht op doorbetaling. Bovendien is zijn loon veel te laat uitbetaald. Maar geldt de wettelijke verhoging ook voor hem, omdat hij is ontslagen onder het ‘oude’ ambtenarenrecht? Volgens de kantonrechter was het niet aan de stichting toe te rekenen dat zij gedurende de rechtbankprocedure geen loon aan Eemwijk heeft betaald. Maar dit klopt volgens het gerechtshof Den Haag niet: de beslissing om Eemwijk na het ontslagbesluit geen loon te betalen, komt gewoon voor rekening van de stichting. Deze tekortkoming kan dus ook aan de stichting worden toegerekend – zelfs nu na maanden procederen definitief duidelijk is geworden dat het ontslagbesluit onjuist was.
Ook dan bestaat aanspraak op de wettelijke verhoging, oordeelt het hof. En dat geldt ook nu twee juridische regimes naadloos in elkaar overlopen: wie is ontslagen onder het ambtenarenrecht kan aanspraak maken op de verhoging. Mits een arbeidsrelatie herleeft en er zo een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht ontstaat.
Het gerechtshof oordeelt dat het ontslagbesluit in juridische zin moet worden geacht niet te hebben bestaan. Achteraf gezien had Eemwijk dus vanaf 1 januari 2020 recht op zijn loon. Dan heeft hij ook recht op de wettelijke verhoging.
De stichting heeft het besluit niet lichtzinnig genomen
Maar krijgt Eemwijk vervolgens waar hij om vraagt? De werkgever verzoekt namelijk een matiging van dat bedrag. Duidelijk is dat de te late betaling van Eemwijks loon een uitvloeisel is van het ontslagbesluit van de stichting. Daarover is volop geprocedeerd, waarbij de stichting ook zaken heeft gewonnen. Hieruit concludeert het hof dat de werkgever niet een compleet onverdedigbaar standpunt heeft ingenomen: er waren zeker gronden aanwezig om Eemwijk te ontslaan, maar die bleken achteraf niet sterk genoeg. De stichting heeft het besluit dan ook niet lichtzinnig genomen. Dat is al een argument om het bedrag te verlagen.
Verder kijkt het hof naar het totaalbedrag van de nabetaling, wat wordt vermeerderd met een ontslagvergoeding, de wettelijke rente, en bedragen wegens niet genoten vakantieverlof en pensioenopbouw. Dat vindt het hof kennelijk al een behoorlijke som. De rechter stelt de wettelijke verhoging op 10.000 euro. Dat is een tegenvaller voor Eemwijk. Hij rekende immers op bijna 70 mille.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:GHDHA:2023:2027
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.