Amsterdam leidde zelf 100 boa’s op

Een intern selectie- en opleidingsprogramma Boa in Opleiding (BIO) heeft de gemeente Amsterdam al meer dan 100 boa’s opgeleverd. De zij-instromers komen eigenlijk overal vandaan. Toch kampt de gemeente nog steeds met een tekort. ‘Daarom zijn we permanent op zoek naar nieuwe handhavers.’

Nieuwe markt

Toen de gemeente Amsterdam begon te merken dat het vinden en behouden van handhavers en toezichthouders steeds moeilijker werd, begon de gemeente in 2019 het project BIO. Sinds 2021 is dit ook een team van de directie Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte (THOR). Door het team BIO is de instroom inmiddels vergroot met meer dan 100 boa’s, want via het programma worden ook mensen geworven met MBO-3 diploma en zonder handhavingsachtergrond. De gemeente kon daardoor een nieuwe markt aanboren, laat een woordvoerder weten.

Carrièreswitch

De zij-instromers komen eigenlijk overal vandaan. Sommigen hebben beveiliging gedaan, bij defensie gezeten of bij een vervoerbedrijf gewerkt. Anderen hebben een achtergrond in administratief werk, de zorg of in de dienstverlening. Er zijn mensen bij die op latere leeftijd een carrièreswitch maken en handhaver willen worden en mensen die de mbo 3/4 opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid (HTV) zo goed als afgerond hebben, maar ervaring als boa nog ontberen. ‘Instromers krijgen op basis van hun achtergrond een op maat gemaakt traject aangeboden’, aldus Sjoerd de Groot, teamleider van Team BIO. ‘Ze ontvangen een volwaardig salaris tijdens hun leerwerktraject.’

Uniforme werkwijze

De instromers worden in zes tot negen maanden opgeleid tot gecertificeerde boa’s. Eerst volgen ze een theoretische opleiding, waarbij zij de opgedane kennis direct kunnen toepassen in de praktijk. De gemeente had echter niet alleen meer boa’s nodig. Ook was een meer uniforme werkwijze op straat gewenst. Het voordeel van iedereen laten starten bij BIO is dat iedereen dezelfde werkwijze leert. Alle instromers gaan daarom eerst naar team BIO. De meer ervaren boa’s stromen snel door.

Amsterdamse module

Als kandidaten al gecertificeerd zijn, volgen ze alleen de ‘Amsterdamse module’ om de Amsterdamse manier van werken zich eigen te maken. Tijdens deze module leren kandidaten wat het werken als handhaver in een werkomgeving als Amsterdam inhoudt. Elke gemeente heeft immers zijn eigen specifieke regels of issues. In de Amsterdamse module komen beleidskeuzes terug van de gemeente Amsterdam, zoals scooters op de weg en niet op het fietspad. ‘Senioren en mentoren leren de aanstaande boa’s in de stad te observeren, rapporteren en integer op te treden’, vervolgt De Groot.

Extra formatie

Er zijn een aantal op maat gemaakt trajecten. Afgestudeerde HTV-ers van de ROC’s hebben het diploma, maar leren, naast de Amsterdamse manier van werken, ook de praktijk. De zij-instromers volgen het volledige theorie- en praktijktraject van de handhaver. De inhuurkrachten worden ingehuurd als boa of voor projecten. Zij krijgen een korte introductie van de Amsterdamse manier van werken en gaan de straat op om te kijken wat ze nodig hebben om via de BIO-pool door te stromen. De gemeente heeft inmiddels extra formatieplekken beschikbaar gesteld voor de uitvoering van handhavingstaken. ‘Daarom zijn we permanent op zoek naar nieuwe handhavers.’

Werving

De gemeente is daarvoor actief op ROC’s in de regio en gaat eveneens naar scholen toe, de zogenoemde ‘campusrecruitment’. Dit levert sollicitanten op zonder ervaring. Ook gaat een promotieteam naar evenementen, scholen en banenmarkten en zijn er jaarlijks drie wervingscampagnes, onder meer via social media en advertenties. Verder investeert de gemeente in ‘employer branding’ om zichzelf als werkgever, en handhaving in het bijzonder, op de kaart te zetten. Tot slot is de gemeente bezig met een ‘hybride leerwegtraject’, een samenwerking tussen de afdeling onderwijs van de gemeente, ROC’s en team BIO. ‘Daarin leiden wij studenten in twee jaar op tot volledig handhaver’, aldus de woordvoerder. ‘Het gaat dan om VMBO-studenten die starten op het ROC. Zij zitten niet op school, maar bij ons.’