Advertentie

Zo ‘bottom up’ zijn stadslabs niet

Het gemeentebeleid is bepalend voor de uitwerking van deze vorm van burgerparticipatie.

13 september 2024
TNO

Stadslabs schieten als paddenstoelen uit de grond. Deze proeftuinen worden veelvuldig gepresenteerd als bottom up. Ten onrechte, constateert Sabrina Rahmawan-Huizenga in haar promotieonderzoek naar stedelijke gezondheidsexperimenten. De socioloog ziet dat gemeenteambtenaren soms een naïef beeld hebben. ‘Ze vergeten vaak hun eigen vormende invloed op deze werkvormen.’

Manager Economie & Cultuur

Gemeente Maastricht
Manager Economie & Cultuur

Senior medewerker programmabeheersing / Programma adviseur S11 1FTE

JS Consultancy
Senior medewerker programmabeheersing / Programma adviseur S11 1FTE

Een ‘(beleids)laboratorium’

Stedelijke gezondheidsexperimenten zijn proeven waarbij mensen in een stedelijke context experimenteren in het kader van de gezondheid en het welzijn van inwoners. Denk aan programma’s gericht op het bevorderen van de veerkracht van een wijk. ‘Het gaat dus niet over hoe gezond een stad is’, verduidelijkt Sabrina Rahmawan-Huizenga. Ze is socioloog en sinds mei werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Rahmawan-Huizenga bestudeerde voor haar proefschrift verschillende gezondheidsexperimenten in Rotterdam. De havenstad wordt vaak beschreven als ‘een (beleids)laboratorium’.

Aangewezen plekken

Eén casus gaat over een stadslab in de Maasstad. Stadslabs, soms urban of living labs genoemd, worden gezien als een manier van bottom up werken met inwoners. Het zijn plekken waar gemeenten, burgers, onderzoekers en lokale ondernemers samenwerken aan nieuwe, lokale oplossingen voor wijken. ‘Afgeschermde delen van de stad worden door de gemeente aangewezen als plekken waar burgers mogen experimenteren met bijvoorbeeld een buurthuis of de fysieke buitenruimte’, legt Rahmawan-Huizenga uit. Deze vorm van burgerparticipatie wordt meestal deels gefinancierd door gemeenten.

Eloquent

De praktijk laat echter zien dat het altijd wel een bepaald type burger is die hierin participeert. Dat het niet inclusief is, heeft volgens Rahmawan-Huizenga te maken met de methode: ‘Je moet een bepaalde taal spreken om bijvoorbeeld subsidie aan te vragen voor het lab. En het helpt als je eloquent genoeg bent om te communiceren met ambtenaren, dat je je initiatief op een overtuigende manier aan de man kunt brengen.’

Creatieve klasse

In het stadslab dat de socioloog onderzocht voerden dan ook vooral hoogopgeleide witte middenklassers de boventoon, zoals kunstenaars en architecten. ‘Op zich logisch’, nuanceert Rahmawan-Huizenga. Het was een gebied met veel leegstand. ‘De gemeente Rotterdam bood deze creatievelingen de mogelijkheid om met de gebouwde omgeving te experimenteren.’ De zogenoemde ‘creatieve klasse’ kreeg de macht om openbare groene ruimten in te richten en te onderhouden. Verantwoordelijkheden die van oudsher onder gemeentelijk sociaal beleid vielen. Het ging bovendien niet alleen om het verfraaien van de omgeving. Het economisch tij was destijds minder gunstig. Naast de intrinsieke motivatie was het project voor deze doelgroep een kans om te werken aan cv-building.

Verondersteld wordt dat stadslabs losstaan van de buitenwereld en dat fouten maken daarom geen probleem is

Kansarme jongeren

Dat uitgerekend deze inwoners een leidende rol kregen in de stadslab, is volgens de promovenda begrijpelijk. ‘Maar als gemeente benadruk je wel het belang van bepaalde waarden’, zegt ze. ‘Het gaat in dit geval voornamelijk om het verbeteren van de fysieke leefomgeving, met veel aandacht voor het visuele. Terwijl er ook inwoners met eigen projecten werken aan de bestaanszekerheid van een buurt, of het scholen van kansarme jongeren.’

Institutionele kaders

Daarbij worden deze proeftuinen gepresenteerd als bottom up. Ten onrechte, stelt Rahmawan-Huizenga: ‘Het gemeentebeleid is bepalend voor de uitwerking van deze vorm van burgerparticipatie. De institutionele kaders hebben een sturende werking op het doen en laten van deelnemers. Dat is niet per se erg, maar heeft niks met bottom up te maken. Ben daar gewoon eerlijk over.’ De socioloog ziet dat gemeenteambtenaren soms een naïef beeld hebben van stadslabs: ‘Ze vergeten vaak hun eigen vormende invloed op deze werkvormen.’

Fouten

Hetzelfde geldt voor de participanten. Rahmawan-Huizenga: ‘Er is een sterk gevoel van ‘vrij experimenteren’, een ‘space of exception’. Verondersteld wordt dat stadslabs losstaan van de buitenwereld en dat fouten maken daarom geen probleem is. Maar die buitenwereld is er natuurlijk wel.’

Onder de radar

De onderzoeker adviseert gemeenten om een stapje terug te doen: ‘Laat bewoners zelf aan het woord. Vaak formuleren gemeenten een bepaalde probleemstelling. Bijvoorbeeld dat een gebied in een wijk wel een opknapbeurt kan gebruiken. Maar daarbij blijven de behoeften van bewoners onder de radar. In het bijzonder de stemmen van mensen uit ‘moeilijk bereikbare’ groepen, die sowieso al weinig politieke invloed hebben en vaak worden geëxcludeerd van burgerparticipatie.’

Sabrina Rahmawan-Huizenga is socioloog en sinds mei werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Als onderzoeker houdt ze zich bezig met het sociaal domein en de kracht van de lokale verzorgingsstaat. Rahmawan-Huizenga promoveert aan de Erasmus School of Health Policy & Management. Vrijdag 13 september verdedigt ze haar dissertatie: Experimenteren met de gezonde stad: stedelijke gezondheidsexperimenten ontrafeld.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie