Advertentie

Burgemeester, blijf weg van wethoudersbenoeming

Columnist Douwe Jan Elzinga vindt de brief van de minister van Binnenlandse Zaken een curieuze brief. In de brief geeft de minister advies over de collegevorming en de benoeming van wethouders.

14 maart 2014

De minister van Binnenlandse Zaken heeft een brief geschreven aan alle gemeenten, met daarin een advies over de collegevorming en de benoeming van wethouders. Het is een curieuze brief waar heel verschillend op is gereageerd. In plaats van een oplossing te bieden, zou de brief ook kunnen zorgen voor veel extra en geheel onnodige problemen. 

In de eerste plaats adviseert minister Plasterk om de burgemeester intensiever te betrekken bij de college­vorming. De burgemeester zou kunnen vragen om op verschillende momenten te worden geïnformeerd over de onderhandelingen. Daarmee anticipeert Plasterk op een wetsvoorstel dat in behandeling is. In tal van gemeenten zal aan de burgemeester op een dergelijke vraag door de collegeonderhandelaars worden gemeld dat het heel goed gaat met de collegevorming, dat de burgemeester zich geen zorgen hoeft te maken en dat hij de eerste zal zijn die aan het einde van het proces hoort hoe het is afgelopen. In die gevallen wordt de burgemeester als gekke Henkie weggezet en om die reden zullen maar weinig burgemeesters een dergelijk verzoek doen.

Het is dus zeer de vraag of dit wetsvoorstel wel effectief is. Juist door het geven van een formeel informatierecht kan de verhouding tussen de onderhandelende partijen en de burgemeester onder druk komen te staan en ontstaan problemen die helemaal niet nodig zijn.

Vervolgens bepleit de minister een integriteitstoets voor wethouders met daarbij een rol voor de burgemeester. De CdK’s in de provincie zouden de burgemeesters achter de broek moeten zitten om hier ook echt werk van te maken. In het eerder genoemde wetsvoorstel krijgt de burgemeester een meer geprofileerde rol bij de integriteitshandhaving. De discussie daarover moet echter nog plaatsvinden, want er zijn nogal wat haken en ogen, zowel waar het gaat om de positie van raadsleden als die van de wethouders. Ook hier anticipeert de minister wel heel erg vrijmoedig.

De raad zou een commissie in kunnen stellen die de wethouders moet gaan screenen. Er moet in dat geval een risicoanalyse worden gemaakt. Verklaringen van goed gedrag zouden moeten worden aangeleverd. Op basis van de gedragscode voor politieke ambtsdragers moet in kaart worden gebracht of de kandidaat wel van alle smetten vrij is. De burgemeester moet dan in de eerste plaats erop letten dat de gemeenteraad dit netjes doet en de burgemeester moet volgens de minister dit toetsings­proces ook faciliteren. Om een en ander te kunnen beoordelen, moet de burgemeester dan natuurlijk ook wel weten welke werkwijze door de gemeenteraad wordt gehanteerd. Welke criteria worden toegepast? Hoe zal de toetsingscommissie uiteindelijk tot het oordeel kunnen komen dat een kandidaat-wethouder moet worden afgewezen omdat er twijfels zijn over de integriteit van betrokkene? Hier wordt dus min of meer op de achterkant van een sigarendoos een heel nieuw benoemings­regime voor wethouders geadviseerd met betrokkenheid van de burgemeester.

Tegen de achtergrond van de uiterst gammele gedragscode voor politieke ambtsdragers kunnen ook gemakkelijk contraire posities ontstaan. Aan de hand van een kans op een schijn van belangenverstrengeling kan in een toetsingscommissie politiek worden bedreven om kandidaten af te branden, want ook niet onderhandelende fracties zullen in de toetsingscommissie actief willen zijn. Er is  geen enkele garantie dat de toetsing vertrouwelijk blijft. En in dergelijke gevallen wordt de burgemeester een traject ingezogen, waar hij of zij geen rol zal willen hebben.

Als ‘toost’ beklemtoont de minister dat de uiteindelijke oordeelsvorming van de raad betreffende de benoeming van wethouders recht overeind blijft, maar ondertussen is het wel de uitdrukkelijke bedoeling dat de burgemeester meerdere voeten tussen de deur moet krijgen bij de collegeonderhandelingen.

Er is alle aanleiding goed na te denken over de juiste posities op dit punt. Dat gaat gebeuren in het kader van de voorliggende wetsvoorstellen. De gemeenten doen er dus verstandig aan deze brief van de minister zo snel mogelijk op te bergen op een onvindbare plek in het ronde archief, want de nu voorliggende adviezen zijn niet zonder risico. 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie