Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

'We moeten niet zo bangig zijn'

Burgemeestersvoorzitter Ronald Bandell evalueert het ambt van eerste burger in roerige tijden. De faciliteiten moeten beter, maar burgemeesters moeten ook de hand in eigen boezem steken en werken aan hun imago.

04 september 2009

De burgemeester heeft het flink te verduren. Eerst was er de kwestie over de verhuiskostenvergoedingen en verhuisplicht na de affaire rond de Helderse burgemeester Stefan Hulman. RTL Nieuws onderzocht vervolgens het declaratiegedrag van burgemeesters. Vorige week meldde minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst dat burgemeesters niet langer dan achttien jaar op dezelfde post mogen blijven - alsof veel burgemeesters zich daar ‘schuldig’ aan maken.

 

Ronald Bandell, burgemeester van Dordrecht en voorzitter van het Genootschap van Burgemeesters, lacht als hem de vraag wordt gesteld of het zorgelijke tijden zijn. ‘Het ziet er altijd zonnig uit, maar we moeten zorgen dat we bij de tijd en de les blijven.’

 

Bandell (Gouda, 1946) sluit in februari zijn burgemeestersloopbaan af die hem via Moordrecht (1977), Papendrecht, Krimpen aan den IJssel en Alkmaar in 2000 naar Dordrecht voerde. Enkele maanden geleden werd hij door Ter Horst ingelicht over het maximeren van de zittingsduur. ‘Ik vroeg haar toen om hoeveel burgemeesters het gaat. (Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur bleek dat het tien burgemeesters betreft, red.).

 

Ze creëert een hooiberg om een speld te zoeken. De gemeenteraad is tegenwoordig mondig genoeg om te zeggen dat het genoeg is, dus als de raad het prima vindt als de burgemeester blijft, wat is daar dan op tegen? Maar goed, de minister is zoals ze is. De tijd dat je burgemeester voor het leven bent, neemt trouwens af.’

 

Bandell analyseert dat er sprake is van een politisering van het burgemeestersambt. Den Haag geeft de burgemeester steeds meer bevoegdheden om als een soort uitvoeringsorgaan op te treden. Hij vindt dat de burgemeester geen boeman namens Den Haag moet zijn. ‘Het aantal burgemeesters afkomstig uit de Haagse politiek is groot: Cohen, Van Aartsen, Wolfsen, Aboutaleb, Jorritsma, Van Gijzel, De Graaf, Crone, Rehwinkel en daarvoor Wallage, Vreeman en Leers. Opstelten, Brouwer-Korff, Pop en ikzelf komen helemaal niet uit Den Haag. Het ambt is dus politieker geworden.’

 

De burgemeester is nog altijd onafhankelijk en staat boven de partijen, maar is tegelijkertijd voor (her)benoeming meer dan ooit afhankelijk van de gemeenteraad. Een burgemeester die het vertrouwen van de raad verliest, kan het schudden. ‘In de jaren zeventig was dat ondenkbaar. Ik vind niet dat je de positie van de burgemeester onaantastbaar moet maken, maar er moet wel een ordentelijke nazorg zijn.’

 

Bandell heeft er na twintig jaar discussie goede hoop op dat Ter Horst – ‘dat heeft ze beloofd’ – de rechtspositie van de burgemeester bij de tijd brengt. Een burgemeester die het vertrouwen van de raad verliest, heeft geen recht op wachtgeld. Ook in het rapport Tussen trends en toekomst, verkenning naar de ontwikkeling van de burgemeestersfunctie, staat die aanbeveling (zie ook pagina 23).

 

Imago

 

De burgemeesters moeten zelf ook aan de slag om hun imago te verbeteren, meent Bandell. ‘Ik zou zeggen: wees niet zo bangig. Durf vanuit je onafhankelijke positie rechtop te blijven zitten. Niet alle burgemeesters vinden dat prettig. Je ziet een toenemende regionalisering, bijvoorbeeld van de politie. Dat heeft betekenis voor de burgemeester als hoofd van de politie én voor de echte invloed van de gemeenteraad op het politiebeleid. Er zijn ruim vierhonderd gemeenten die níet in het korpsbeheerdersberaad zitten. Als burgemeester moet je er mee om kunnen gaan dat collega’s en raad je aanspreken op iets waar je maar zeer beperkt invloed op hebt.’ Om deze reden ziet Bandell de door het Rijk gewenste centralisering van de politie ook met zorg tegemoet.

 

Burgemeesters moeten zich ook meer bewust zijn van de imago-effecten van hun optreden. ‘Je moet een antenne hebben voor zaken die uit de hand kunnen lopen. De burgemeester heeft een rol bij het opleggen van tijdelijke huisverboden, het optreden tegen ex-tbs’ers en bij het verlenen van generaal pardon aan asielzoekers.

 

Zeker in gemeenten met minder dan vijftigduizend inwoners heeft de burgemeester daarvoor niet altijd voldoende ambtelijke ondersteuning. De burgemeester moet dat goed regelen. De gemeenteraad moet de burgemeester daarin ook goed faciliteren. De verhuisplicht: als raad kun je niet zeggen, zoek het maar uit. Te vaak wordt daarover niet van tevoren gesproken. Als de burgemeester er dan over begint, krijgt hij te horen dat hij kapsones heeft.’

 

Attent zijn op de eigen declaraties moet ook. ‘Ik laat altijd de wethouder van Financiën mee-ondertekenen. En de afdeling financieel beheer heb ik gezegd: bel mij als je denkt dat iets niet klopt. Ook een burgemeester kan fouten maken.’ Transparantie vereist bewust gedrag. Bandell herinnert zich de declaratie van zestienduizend euro van zijn Bossche collega Rombouts na een bezoek aan Madrid. ‘Rombouts had dat bedrag voorgeschoten. In zo’n geval moet de gemeente de media uit zichzelf een toelichting geven. Als wethouders in Den Helder een oplossing verzinnen voor de woningproblematiek van de burgemeester, zal er toch ook wel iemand zijn die nagaat of dat zo kan? Transparantie is van eminent belang.’

 

Bandell pleit aan de andere kant voor enig vertrouwen. ‘De fiscus vroeg mij eens naar aanleiding van gebruik van de dienstauto voor een crematie om de adresseringsenvelop. Ze wilden weten of de uitnodiging gericht was aan de heer of aan burgemeester Bandell. Vertrouwen we de burgemeester niet meer? Je stelt je reputatie toch niet in de waagschaal voor vijftig euro?’

 

Burgemeesters moeten in het belang van hun imago ook nadenken over hun media-optreden. ‘Sommige collega’s zijn te eager. Als ik de burgemeester van Lingewaard bij Pauw & Witteman zie nadat een inwoner van zijn gemeente de aanslag op Koninginnedag heeft veroorzaakt, vraag ik mij af wat hij daar doet.’

 

De werkdruk, mede door het toegenomen aantal taken, moet lichter, vindt Blandell, net als de opstellers van Tussen trends en toekomst. ‘In de display van mijn telefoon staat de loco als nummer twee. De locoburgemeester moet de burgemeester meer vervangen, bij reguliere werkzaamheden, maar ook bij crisisbeheersing.

 

Alle locoburgemeesters moeten enige notie van het burgemeesterswerk hebben. Het kan niet meer zoals bij de Herculesramp in Eindhoven, toen de zevende loco die in actie moest komen niet wist wat hij moest doen.’

 

Polderburgemeester

 

In het rapport over de toekomst van het burgemeestersambt worden drie scenario’s geschetst. Bandell verwacht het meest van het tweede scenario: de burgemeester als ‘gewone’ bestuurder, maar wel als eerste gezicht van de gemeente. Hij ziet niets in de presidentiële burgemeester. ‘De wet staat die rol in de weg. Het kan alleen alleen als de burgemeester eigen wethouders kan kiezen. Ik denk ook niet dat het past in Nederland, wij zijn nu eenmaal een polderland waar men behoefte heeft aan figuren zoals ik die het van gezag moeten hebben, en niet van macht.’

 

‘Huis van Thorbecke verbouwen’
Ronald Bandell (PvdA) is blij dat de bestuurskundige en oud-staatssecretaris Roel in ’t Veld onlangs in Binnenlands Bestuur 34 het functioneren van de democratie met haar vierjaarlijkse algemene verkiezingen aan de kaak stelde. ‘We hebben in het openbaar bestuur een stelsel uit de 19de eeuw. Het Huis van Thorbecke is het enige huis waaraan in 150 jaar niets is verbouwd. Oude én echt jonge bestuurskundigen moeten nadenken over de toekomst.

 

Via internet kan je alles regelen, we hebben een elektronisch burgerpanel maar maken daar te weinig gebruik van. Heb je wel wethouders, burgemeesters en een gemeenteraad nodig? Kan het niet anders in de verhoudingen tussen de bestuurslagen? Waarom is het aantal departementen onaantastbaar? Ik ben sinds 1977 burgemeester en een exponent van het stelsel, maar het lijkt mij hartstikke leuk als we hier nu eens over nadenken.’

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Piet Hamelink, Axel
Op de inhoudspagina’s van Binnenlands Bestuur 36 staat een citaat, ontleend aan het interview met burgemeestersvoorzitter Ronald Bandell: ‘Vertrouwen we de burgemeester niet meer?’ Direct daaronder, in het commentaar, gaat het over de onlusten in Hoek van Holland, hoe het openbaar gezag volstrekt niet was voorbereid op rellen met hooligans (terwijl dat toch een bekend fenomeen is, en in concreto ook was). De meer reële vraag is dan ook: ‘Kunnen we nog op de burgemeester vertrouwen?’
Advertentie