Advertentie

Vergoeding Statenleden moet snel omhoog

De vergoeding van de provinciale volksvertegenwoordigers moet snel omhoog. Als Statenleden afhaken of mensen zich geen kandidaat meer willen stellen, is dat slecht voor de continuïteit, het collectieve geheugen en de kwaliteit van de Staten en de provinciale democratie.

04 mei 2021
provinciehuis-noord-brabant---shutterstock-1619246071.jpg
Het Noord-Brabantse provinciehuis

De vergoeding voor leden van Provinciale Staten moet snel omhoog. Als Statenleden afhaken of mensen zich geen kandidaat meer willen stellen, is dat slecht voor de continuïteit, het collectieve geheugen en daarmee de kwaliteit van de Staten en de provinciale democratie.

Werven kandidaten bemoeilijkt

Dat stellen zowel Han Polman, tijdelijk voorzitter van het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Friese commissaris van de koning Arno Brok en Harold van de Velde, voorzitter van Statenlidnu, de Nederlandse Vereniging voor Statenleden. De Noord-Hollandse commissaris van de koning, Arthur van Dijk, vindt wel dat de vergoeding omhoog moet, maar maakt zich vooralsnog geen zorgen over de provinciale democratie. ‘Het zal wel steeds lastiger worden om goede Statenleden te werven. De naar mijn mening te lage vergoeding is daar mede debet aan.’

 

Zorgelijk

De vier reageren daarmee op het onderzoek van Binnenlands Bestuur onder Statenleden, waaruit blijkt dat een op de vijf Statenleden na de verkiezingen in 2023 afhaakt en nog eens een kwart dat overweegt. De lage financiële vergoeding is een belangrijke reden om te stoppen. Zorgelijk, stellen de vier. ‘Er komt steeds meer op het bordje van het Statenlid te liggen’, aldus Van Dijk. ‘Onderwerpen als de Omgevingswet, klimaatadaptatie, energietransitie et cetera vergen veel tijd en energie. Zeker voor kleinere fracties is het bijna onmogelijk om al het werk te verzetten. Daarnaast neemt het aantal vergaderingen toe als gevolg van de vele onderwerpen die provinciale besluiten vergen’, aldus Van Dijk.

 

Rond 1.800 euro

Polman en Brok spreken zich niet uit over de gewenste hoogte van de nieuwe vergoeding. ‘Het moet meer zijn dan nu, maar hoeveel meer moet onderwerp van gesprek zijn’, stelt Polman via zijn woordvoerder. Van de Velde denkt aan een vergoeding van tussen 1.800 en 2.100 euro per maand, min of meer gelijk aan de vergoeding van raadsleden in gemeenten met tussen de 100.000 en 150.000 inwoners. Statenleden ontvangen nu een vergoeding van 1.235 euro bruto.

 

Lange baan

De hogere vergoeding moet wat het IPO betreft voor de komende Statenverkiezingen van 2023 gerealiseerd zijn. Van de Velde vindt dat dit sneller moet. ‘We willen niet langer in de wachtstand staan. Onderzoek op onderzoek wijst uit dat de vergoeding van Statenleden te laag is. Minister Ollongren ziet wel dat er wat moet gebeuren, maar er gebeurt echter nog steeds niets’, aldus Van de Velde. Hij vreest dat de minister een besluit weer op de lange baan wil schuiven. In juni vorig jaar schreef ze aan de Kamer een adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers in het leven te willen roepen dat zich over de vergoeding van Statenleden moet buigen. De Kamer debatteert op 1 juni over dat voorstel. ‘Voordat dat adviescollege is bemenst, een advies heeft uitgebracht waarover de minister en de Kamers een besluit moeten nemen, zijn we maanden verder.’ Brok is optimistischer. Hij heeft op korte termijn op het departement opnieuw een gesprek over de Statenvergoeding en vermoedt dat de minister op niet al te lange termijn een beslissing neemt over een hogere, reële onkostenvergoeding.

 

Einde aan disbalans
‘Het gaat niet over salaris, maar over een reële onkostenvergoeding’, benadrukt Brok. ‘Over compensatie van misgelopen salaris bij zijn of haar reguliere werkgever. Ook kan met de huidige vergoeding het daardoor ontstane pensioengat niet worden gedicht.’ Statenleden ontvangen nu maandelijks zo’n 700 euro netto per maand, een raadslid van de kleinste gemeente in Nederland, Schiermonnikoog, ruim 900 euro bruto per maand, aldus Brok. Per maart 2018 is voor veel raadsleden de onkostenvergoeding omhooggegaan. Terecht, vindt de cdk, maar nu zijn de Statenleden aan de beurt. ‘Er moet een einde komen aan de huidige disbalans.’ Sinds de start van deze bestuursperiode in 2019 zijn al 15 van de 43 Friese Statenleden vertrokken. Hoewel de lage financiële vergoeding niet de enige reden is om af te haken, ‘speelt het wel degelijk mee’, weet Brok.

 

Genoeg geweest

Achter de schermen probeert Statenlidnu de Kamerleden te overtuigen van de noodzaak tot, snelle, verhoging van de financiële vergoeding. Niet alleen omdat er al zo lang over wordt gesproken, maar ook omdat al snel kandidaten moeten worden geworven voor de verkiezingen van 2023, stelt Van de Velde. ‘In de vorige periode was 60 procent van de Statenleden nieuw in de provinciale politiek. Het collectief geheugen en ervaring verdwijnt, terwijl er stevige dossiers liggen, zoals stikstofreductie en de energiestrategie.’ Een nieuwe leegloop per 2023 en/of een gebrek aan voldoende kandidaten vanwege die lage financiële vergoeding, mag niet gebeuren, vindt de voorzitter van Statenlidnu. Van de Velde wijst erop dat Statenleden vaak overdag vergaderen, in tegenstelling tot veel raadsleden, en lange reistijden hebben om op het provinciehuis te komen. ‘We wachten met smart op verandering. Nu is het genoeg geweest.’

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

B. Janssen / Ambtenaar
Angstvallig wordt het democratische landschap in tact gehouden. Misschien wordt het wel eens tijd voor radicale veranderingen. Combineer waterschappen en provincies. Of misschien kunnen beide lagen wel weg? De meeste gemeenten zijn inmiddels verworden tot regiobesturen. En die paar kleine gemeenten dar is ook wel een oplossing voor. Maar buiten de kaders denken is moeilijk voor bestuurders. Dus voor je hogere vergoedingen gaat roepen moet je misschien eens nadenken wat het echte probleem is? Want wie kent er 10 statenleden van zijn provincie? Dat selecte clubje mensen zal best beseffen dat een staatkundige hervorming wellicht een betere optie is.
Advertentie