Advertentie

Uitgangspunt Uitvoerbaarheidstoets is proportionaliteit

De omvang van de UDO moet in verhouding staan tot de omvang van de wijziging van het beleid en zo onnodige administratieve lasten voorkomen.

09 februari 2023
Overleg
Overleg

Gemeenten, provincies, waterschappen en ministeries kunnen vanaf nu gebruik maken van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) om vooraf te toetsen of nieuwe beleidsplannen en wetsvoorstellen uitvoerbaar zijn door decentrale overheden. Maar hoe werkt dat nou precies?

Afdelingshoofd Jeugd & Minima

SED organisatie
Afdelingshoofd Jeugd & Minima

Secretaris-directeur

Regio Achterhoek via Geerts & Partners
Secretaris-directeur

Nieuw instrument

Als een ministerie beleid maakt dat decentrale overheden raakt, moet de UDO helpen bij het vormgeven van dat proces. Vragen over uitvoerbaarheid zijn bijvoorbeeld: hoe kunnen gemeenten, provincies en/of waterschappen dit beleid goed uitvoeren? Sluit de taak aan op hun bestaande takenpakket en hun deskundigheid? En krijgen ze er genoeg middelen voor van de rijksoverheid? En is de uitkeringsvorm in evenwicht met de mate van beleidsvrijheid? Het doel van de UDO is dat elk ministerie met de medeoverheden deze stappen tijdig, zorgvuldig en doorloopt. De toets biedt een handreiking aan ministeries om hun verplichtingen uit de Gemeente- en Provinciewet toe te passen. Deze verandert verder geen verantwoordelijkheden of taken of de verhouding tussen de wetgever en decentrale overheden. Omdat de UDO wel een nieuw instrument is zal deze na een jaar worden geëvalueerd en zo nodig worden aangepast.

Beleidskompas

In de handleiding staat dat de UDO niet om nieuwe rapportages of verplichtingen vraagt, maar de gevolgen van nieuwe beleidsvoornemens voor decentrale overheden in beeld brengt aan de hand van de processtappen uit het Beleidskompas. Dat proces krijgt vorm aan de hand van vijf vragen: wat is het probleem? Wat is het beoogde doel? Wat zijn de opties om dit te realiseren? Wat zijn de gevolgen van deze opties? Wat is de voorkeursoptie? Aandachtspunt bij alle processtappen is de vraag ‘wie is belanghebbend’? Voor beleidsvoornemens en voorstellen die decentrale overheden raken, zullen dat in iedere fase van het Beleidskompas de decentrale overheden en hun koepels zijn. Daarna integreert de UDO de uitkomsten van de processtappen, zover dat mogelijk is, in bestaande documenten, zoals de memorie van toelichting.

Omvang

De omvang van de UDO moet in verhouding staan tot de omvang van de wijziging van het beleid en dus onnodige administratieve lasten voorkomen. Hoe omvangrijk die uitvoerbaarheidstoets dan is, bepalen de betrokken partijen onderling. Uitgangspunt van de UDO is proportionaliteit: beperkt als het kan, uitgebreid als het moet. Er worden drie indicatieve varianten genoemd: een ‘beperkte’ optie voor kleine of marginale taakwijzigingen, een ‘middelgrote’ voor middelgrote taakwijzigingen, waar specifieke aandachtspunten goed moeten worden uitgewerkt, en een uitgebreide: voor grote taakwijzigingen met flinke impact voor decentrale overheden. Er zijn ook tussenvarianten mogelijk. Tijdens het proces kan men ervoor kiezen een stap terug te doen om de omvang te kunnen bepalen. De handleiding vraagt alleen dat de uiteindelijke keuzes en de uitwerking van het gekozen beleid goed worden vastgelegd.

De UDO maakt deel uit van de reguliere afstemprocessen binnen het rijk

Uit: Handleiding Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden

Normenkader

Het vakdepartement, het ministerie van BZK en de koepels van de decentrale overheden die door het nieuwe beleid worden geraakt, werken samen aan het uitwerken ervan. Het vakdepartement voert daarbij de regie. In het UDO-proces wordt vervolgens overleg gevoerd met decentrale overheden. Daarna wordt de UDO, tegelijk met de internetconsultatie van de nieuwe wetgeving, openbaar. De koepels kunnen dan hun mening geven over het nieuwe beleid en over de UDO. ‘Zo is er balans tussen de positie van het vakdepartement als penvoerder van de UDO en de positie van de (koepels van de) decentrale overheden’, stelt het ministerie in de handleiding. BZK adviseert in lopende UDO-trajecten over bestuurlijke en financiële randvoorwaarden naar het normenkader Interbestuurlijke Verhoudingen. De UDO en dat normenkader vervangen het Beoordelingskader Interbestuurlijke verhoudingen uit 2007. ‘De UDO maakt deel uit van de reguliere afstemprocessen binnen het rijk.’

Gevolgen

In lijn met de stappen van het Beleidskompas maakte de UDO inzichtelijk wat de gevolgen zijn van het beleid en de regels voor decentrale overheden. Duidelijk moet worden hoe de uitvoerbaarheid van het beleid is onderbouwd en hoe de kosten worden vergoed. Als het gaat om nieuw of gewijzigd beleid voor gemeenten en provincies dan is artikel 2 Financiële-verhoudingswet (Fvw) van belang en gelden wettelijke vereisten voor het plegen van overleg en het in beeld brengen van de gevolgen. Bij een ‘beleidsvoornemen van het rijk dat leidt tot wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door decentrale overheden’ moet het rijk de gevolgen in kaart brengen en aangeven hoe gemeenten, provincies en/of waterschappen de financiële gevolgen kunnen opvangen. Dit geldt voor nieuw beleid en voor intensivering van het beleid binnen bestaande regels. ‘De UDO reikt het proces aan om die gevolgen in goede onderlinge afstemming in beeld te brengen', aldus de handleiding. 'Het bevat geen nieuwe normen waaraan moet worden getoetst.’

Meer details en verdiepende vragen zijn te vinden in de Handleiding Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie