‘Tuchtscholen van Lubbers, zo gek nog niet’
‘Had ik het nog vier jaar kunnen volhouden? Met gemak. Is het dus een vlucht geweest dat ik ben weggegaan bij Defensie? Absoluut niet.’ Cees van der Knaap (58) blikt terug op zijn overstap van het ministerie van Defensie naar het gemeentehuis van Ede, waar hij sinds een jaar burgemeester is.
Cees van der Knaap: ‘Ik heb als staatssecretaris een aantal kabinetscrisissen meegemaakt, en in die periodes zijn er wel een aantal mensen langs geweest of ik niet geïnteresseerd was in een burgemeestersfunctie. Daar heb ik nooit interesse in gehad. Maar toen ik hoorde dat Ede vrijkwam, doordat burgemeester Robbertsen op 1 juni 2007 commissaris van de koningin in Utrecht werd, veranderde dat.
‘Ik ben zelf geboren in Bennekom, gemeente Ede. Mijn vrouw is een geboren en getogen Edese. We zijn hier getrouwd. Onze eerste dochter is hier geboren. Mijn schoonmoeder zit in een verzorgingshuis in Bennekom. De zus van mijn vrouw woont hier met haar zes kinderen. En ik had als staatssecretaris van Defensie regelmatig contact met de gemeente Ede, omdat wij hier de kazernes hebben gesloten en in onderhandeling waren over de condities waaronder de gemeente die kazerneterreinen zou overnemen. Ik was onder de indruk van de schoonheid en de gevarieerdheid van Ede, het is gewoon een prachtige gemeente.
‘Toen ben ik met twee mensen gaan praten. Eerst met de echte baas, mijn vrouw. Die reageerde: “Je gaat dan wel van de grote wereld naar het platteland. Je moet goed beseffen dat de schaal heel anders is.” Daar hebben we een goed gesprek over gehad, en ze zei: “Nou ja, als jij wilt, ik vind het prima.” ‘Daarna ging ik naar mijn tweede baas, Balkenende, in die volgorde. Ik zei tegen hem: “Ik ben nu 56, het lijkt me een prachtige functie.” Hij vroeg: “Heb je er echt zin in?” “Ik heb er echt zin in.” Hij zei: “Je hebt je sporen wel verdiend, wat mij betreft doe je dat.”
‘Teleurgesteld dat Balkenende mij als staatssecretaris niet onmisbaar vond? Hou toch op, joh! Als ik nou één ding niet heb gehad, is dat het gevoel dat ik onmisbaar zou zijn. Ze staan te trappelen in rotten van vier om die functie over te nemen. En ze doen het misschien ook nog wel beter dan ik. Nee, dat was het minste probleem.’
Krijgsmacht
‘Ik heb met al mijn ministers goed kunnen samenwerken. Een prachtige periode met Henk Kamp. Een hele boeiende periode daarvoor met Benk Korthals. Die gaf eigenlijk de voorzet die Henk heeft gecomplementeerd, door rücksichtslos te komen tot het reorganiseren van de krijgsmacht, het ombouwen tot een krijgsmacht van deze tijd. Daar hebben we samen keihard aan getrokken. Henk Kamp pakte de lead en de communicatie naar buiten toe, en de hele uitvoering vond plaats onder mijn verantwoordelijkheid, omdat je als staatssecretaris eigenlijk de grote algemene directeur bent.
‘Nou, toen kwam Eimert van Middelkoop, met wie ik op zich ook heel plezierig heb samengewerkt, maar het was wel anders. Had ik dat nog vier jaar kunnen volhouden? Met gemak. Is het dus een vlucht geweest dat ik ben weggegaan bij Defensie? Absoluut niet. Het ging om die nieuwe functie die me prachtig leek.
‘Wat ik absoluut niet mis, is de enorme hectiek. Je staat hier in Ede ook wel in de belangstelling, maar de schaal is anders. Niet de massaliteit van de media-aandacht en de hijgerigheid die daaruit voortkomt. Ik zeg het vaak: mijn grootste genoegen is ’s avonds naar Den Haag Vandaag te kijken, van half elf tot kwart voor elf – en dan gaat de burgemeester van Ede met een geruste glimlach op zijn gezicht slapen.’
Kwetsbaar
‘Mijn sollicitatie was zeker geen gelopen race. Ik heb een normale brief geschreven en de normale gesprekken gevoerd. Ik had wel gezegd: als ik op de uiteindelijke voordracht kom, maar ik sta nummer 2, laat me dan maar gewoon vallen en neem dan nummer 3 als nummer 2. Daar zijn ze op ingegaan, omdat ze ook wel beseften dat het te kwetsbaar was. Want je bent je positie als staatssecretaris natuurlijk kwijt op het moment dat zoiets bekend wordt. Maar voor de rest heb ik het normale proces doorlopen.
‘Je wordt staatssecretaris in vijf minuten, maar burgemeester van een stad als Ede, daarvoor heb je wel een half jaar nodig, voordat dat geregeld is. Het moest natuurlijk allemaal in strikte vertrouwelijkheid en dat is heel goed gelukt. In andere gemeenten is het de laatste tijd met vertrouwenscommissies wel eens minder goed verlopen. Daarom prijs ik me gelukkig dat ze in Ede die code niet hebben losgelaten.
‘Mijn keuze voor Ede kwam deels voort uit emotionele redenen, maar ik wist ook dat de gevarieerdheid en de omvang van de gemeente dusdanig is, dat je als bestuurder best aan je trekken blijft komen. Qua oppervlakte zijn we de vierde of vijfde gemeente van het land. Als je van de ene kant bij Veenendaal mijn gemeente in gaat en je rijdt naar de A50 toe, bij het Deelerwoud, dan ben je drie kwartier bezig voor je de gemeente uit bent.
‘Ede heeft 107.000 inwoners, wat de komende tien, vijftien jaar groeit naar 120, 130.000. We hadden honderd hectare nieuwe bedrijvengrond. Daar kunnen we tien jaar mee vooruit, dachten we. In vier jaar tijd is het dus uitverkocht. Booming business, nog steeds. Dat heeft te maken met het feit dat hier het kenniscentrum van de agrarische sector zit, de universiteit van Wageningen, Food Valley. Maar die hebben geen grond. Wij hebben de grond.
‘Dan heb ik in mijn gemeente nog Lunteren, Harskamp, Wekerom, Ederveen, De Klomp, Otterlo en Bennekom, waar ik zelf woon. Dat zijn ongeveer de mooiste dorpen die je in Nederland kunt treffen. En dan ons grote bezit, het Nationale Park De Hoge Veluwe, met het Jachthuis Sint Hubertus van internationale vermaardheid en het Kröller-Müller Museum, waar tachtig, negentig Van Goghs hangen. Alleen, het is verborgen voor de rest van Nederland. Ze zijn hier veel te bescheiden, ze lopen niet te koop met de schoonheid die ze hebben. Dus ik zag en zie het als mijn taak om te proberen door citymarketing – een vreselijk woord – Ede wat meer op de kaart te zetten.’
Vervelend
‘In Gouda waren de koppen van De Telegraaf vorig jaar niet weg te krijgen. Iedere dag weer. Maar híer gebeurde het. Want hier gingen iedere avond de auto’s in de brand. We zeiden vaak tegen elkaar, mijn woordvoerder en ik, als we ’s ochtends De Telegraaf lazen: “Moet je nou eens kijken, weer een incident in Gouda, pats! Maar die twee auto’s van ons staan niet in de krant.” Vond ik helemaal niet erg hoor – al vond ik het wel heel vervelend voor mijn collega in Gouda.
‘Ede was natuurlijk al eerder met dit probleem op de kaart gezet, na 9/11 met die vreugdedans van Marokkaanse jongeren op dat bruggetje. Dat haalde CNN, en sindsdien heeft dat bruggetje in de wijk Veldhuizen een enorme symbolische waarde. Rondom die plek gebeurt het nog steeds, die overlast. Daarom heb ik daar in september 2008 het bestuurlijke paardenmiddel van een samenscholingsverbod ingezet: als er meer dan vier mensen bij elkaar staan waar een bepaalde dreiging van uitgaat, kan het voor de politie al reden genoeg zijn om je op te pakken.
‘We hebben daarna zelfs nog strengere maatregelen genomen: een verblijfsverbod tussen ’s avonds tien en ‘s ochtends zeven uur in bepaalde gebieden van Veldhuizen. Jongens die daar wonen en die zich niet aan het samenscholingsverbod hielden of ander kattenkwaad uithaalden, moeten dus netjes thuisblijven. Daar hebben we camera’s voor neergezet. Dat kost heel veel geld, maar goed. En het vereist ook een grote inzet van de politie. Maar het zijn allemaal maatregelen die nodig zijn om de mensen het gevoel te geven dat de zaak onder controle is en dat de macht niet in handen ligt van een kleine groep Marokkaanse jongeren.
‘De echte harde kern is maar 22 man. Kennen we met naam en toenaam, weten we alles van. Behalve die 22 enorm gehaaide jongens heb je nog een schil van ruim negentig anderen eromheen. Op 2.500 Marokkaanse inwoners van Ede is dat natuurlijk niet veel. Je moet dus heel genuanceerd opereren. Aan de ene kant duidelijk maken dat je onaangepast gedrag niet accepteert. Aan de andere kant moet je voorkomen dat er een soort knokploegen ontstaan die zich tegen alle Marokkanen richten. Want negentig procent van de Marokkanen in Ede doet het gewoon goed.’
Paardenmiddel
‘De rust is nu weergekeerd. Er zijn nog steeds incidenten, maar die jongens voelen zelf ook: het wordt steeds minder leuk op straat, bij het minste of geringste worden we bij de lurven gepakt. Die paardenmiddelen werken dus wel, maar structureel los je het probleem daarmee niet op. Dan zul je ook in de opvang en aan de zorgkant heel wat moeten gaan doen. Want uiteindelijk is dat de oplossing natuurlijk.
‘Daarom heb ik gezegd dat ik liever eerder zou kunnen ingrijpen. Waarom moet ik wachten tot een jongen een steen door de ruit gooit, voor ik een aantal maatregelen kan nemen om hem te helpen wat gedisciplineerder te leven? Die tuchtscholen van Lubbers waren zo’n gek idee nog niet. Niet om die jongens te pesten maar om ze te helpen, door ze uit die groep te halen en ze in staat te stellen aan een goede toekomst te werken.
‘Wat ik wil, raakt ook de rechtsstaat een beetje, en ik wil niet over de grenzen van de rechtsstaat heen. Ik wil wel naar de grenzen kijken, tot hoe ver je kunt gaan. Nou, dat is voer voor juristen en dat is heel ingewikkeld. Maar we zijn er nog wel mee bezig.’
Spijkers
‘Rond mijn benoeming was er één raadslid, van D66, dat een aantal keren over de affaire-Spijkers begon. Ik ben ten aanzien van Spijkers heel terughoudend. Dat heeft ook te maken met afspraken die we indertijd hebben gemaakt. Ik ben als staatssecretaris van Defensie dossierhouder geworden, en dat dossier had ik gekregen van mijn voorganger die het weer had gekregen van zijn voorganger. Het is een kwestie uit 1984, maar ik heb verantwoording mogen afleggen in de Tweede Kamer. Daar heb ik uitgesproken dat het niet niks is wat Spijkers in 1984 is overkomen, en daar houd ik me aan vast.
‘Mijn installatie bestond uit een toespraak van de minister- president, was in aanwezigheid van de minister van Defensie de heer Van Middelkoop, de staatssecretaris van Defensie De Vries, de generaal Berlijn, de secretarisgeneraal van Defensie – en het was voor mij een groot plezier, een warm bad, dat ik in die omgeving met raadsleden en een heleboel andere bekenden werd geïnstalleerd als burgemeester van Ede. Dat is mijn beeld, en dat één van de 39 raadsleden een afwijkende mening had, gleed langs me af.
‘Voor mij is belangrijk dat je jezelf in de spiegel kunt aankijken en zeggen: ik heb deze zaak naar eer en geweten afgehandeld, ik heb alles geprobeerd om in het reine te komen met Spijkers. Nou, weliswaar moet ik mijn bril opdoen, want anders zie ik niet zoveel, maar ik kan mijzelf nog steeds recht in de spiegel aankijken.’
Cees van der Knaap
Cees van der Knaap (1951, Bennekom) was na een niet voltooide muloopleiding vijf jaar beroepsmilitair; daarna werkte hij drie jaar bij de douane. In 1978 werd hij districtsbestuurder bij de Vervoersbond CNV. Binnen de christelijke vakcentrale klom hij op tot algemeen secretaris van het hoofdbestuur. In 1998 werd hij lid van de Tweede Kamer voor het CDA, en van juli 2002 tot december 2007 was hij staatssecretaris van Defensie in vier achtereenvolgende kabinetten-Balkenende. Op 21 januari 2008 werd Cees van der Knaap burgemeester van Ede.
De fractievoorzitter van D66 was, volgens een meerderheid in de raad, te vaak te kritisch geweest in de afgelopen jaren en een lesje moest hem worden geleerd. De gemeenteraad in Ede heeft niet de code van vertrouwelijkheid losgelaten, neen, de gemeenteraad heeft de lokale democratie de nek omgedraaid door D66 te verbieden deel uit te maken van de vertrouwenscommissie.
Dan de rol van Cees van der Knaap als staatssecretaris van Defensie in de zaak van klokkenluider Fred Spijkers. Van der Knaap was niet louter dossierhouder, zoals hij meedeelt in het artikel; hij heeft zich actief bemoeid met het dossier. Tijdens (en ondanks) zijn staatssecretarisschap kwam de vaststellingsovereenkomst met Fred Spijkers tot stand. Die overeenkomst heeft hij ondertekend. Vervolgens heeft Van der Knaap, tegen de afspraken in van die overeenkomst, het gehele dossier-Spijkers in het Nationale Archief laten opbergen. Het dossier is niet toegankelijk, ook niet voor Spijkers zelf, en blijft tot vijftig jaar na de dood van Spijkers ontoegankelijk. De heer Van der Knaap moet nu niet doen voorkomen dat hij verantwoording mocht afleggen in de Tweede Kamer.
Met grote tegenzin heeft hij dat gedaan. Hij moest naar de Tweede Kamer en heeft vervolgens de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst geheel gefrustreerd. Zijn opvolger Jack de Vries heeft inmiddels publiekelijk toegegeven dat in de periode Van der Knaap de kwestie-Spijkers niet is opgelost. Tot op heden is de zaak niet opgelost, en dat voornamelijk door de nog steeds voortdurende loopgravenoorlog vanuit het ministerie van Defensie, alwaar van 2002 tot en met december 2007 onder leiding van toenmalig staatssecretaris Cees van der Knaap de ambtelijke manschappen jegens Spijkers werden ingezet.