Schrap woonplaatsvereiste voor lokale bestuurders
Binding met de lokale gemeenschap is voldoende geborgd.
Volgens de gemeentewet moeten burgemeesters en wethouders woonachtig zijn in de gemeente waar zij werkzaam zijn. De gemeenteraad kan echter voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van het ingezetenschap. De raad moet hierover een expliciet raadsbesluit nemen. De gedachte van dit woonplaatsvereiste is dat bestuurders binding moeten hebben met de gemeente die ze dienen. Maar in hoeverre is dit niet te krampachtig vastgelegd in artikel 36a (Wethouders) en artikel 71 (burgemeesters) van de gemeentewet? De gemeenteraad is per definitie een lekenbestuur met drie taken, namelijk de controlerende-, kaderstellende- en de volksvertegenwoordigende taak.
De gemeenteraadsleden hebben dus binding met de inwoners, ondernemers en organisaties binnen de gemeente, omdat zij direct uit de gemeenschap verkozen worden. Natuurlijk kun je een boom opzetten over het representatieve gehalte van de gemeenteraad. Want daar valt ondanks diverse initiatieven nog steeds het een en ander te verbeteren. Desalniettemin werkt het college van burgemeester en wethouders in opdracht van de gemeenteraad. Het college voert immers wetten en regelingen van het Rijk en de provincie uit, en is daarnaast verantwoordelijk voor het uitvoeren van besluiten van de raad.
Dikwijls geeft een gemeenteraad een opdracht aan het college mee, voortkomend uit sentimenten of signalen uit de gemeenschap. Daarnaast maken gemeenten steeds meer gebruik van interactieve beleidsvorming, waarbij ambtenaren, inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties samenwerken aan planvorming, uitvoering en evaluatie. Het beleid sluit hierbij beter aan bij de lokale noden van de gemeenschap en wint daarbij aan uitvoeringskracht. Dit vraagt natuurlijk wel een veranderende houding van het ambtelijk apparaat en het college.
Vooral voor kleinere gemeenten kan het lastig zijn om bestuurders te vinden die voldoende toegerust zijn voor de complexe taken
Niet langer worden plannen gemaakt vanuit het gemeentehuis, maar steeds vaker op basis van gelijkwaardigheid, met de gemeenschap. Het is vervolgens de taak van de gemeenteraad om te controleren of deze plannen – bij voorkeur op hoofdlijnen – doelmatig en efficiënt uitgevoerd worden. Vanuit dat oogpunt is het maar de vraag in hoeverre het woonplaatsvereiste voor lokale bestuurders nog noodzakelijk is. Natuurlijk kan de gemeenteraad een ontheffing verlenen, maar die ontheffing is vaak voer voor politiek- maatschappelijke discussies waarbij de argumenten niet altijd valide zijn. Zo wordt er soms openlijk getwijfeld aan de oprechte betrokkenheid van een bestuurder bij de gemeenschap als er weer een jaar ontheffing verleend dient te worden.
De taken voor de decentrale overheid zijn de afgelopen jaren steeds complexer geworden. Denk hierbij aan invloed van de Omgevingswet, de Wet Open Overheid, de decentralisaties van de Participatiewet, Wmo en Jeugdwet, verantwoordelijkheden met betrekking tot klimaat, energie, huisvesting van asielzoekers en statushouders en de financiële onzekerheid die gemeenten raakt. Dat vraagt om krachtige bestuurders die op basis van kennis en kunde werken aan het voorkomen, stabiliseren of reduceren van maatschappelijke uitdagingen.
Vooral voor kleinere gemeenten kan het lastig zijn om bestuurders te vinden die hiertoe voldoende toegerust zijn. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het animo voor de functies voor wethouders en burgemeesters al jaren dalende is. Door het woonplaatsvereiste los te laten wordt het decentrale overheden vergemakkelijkt om voldoende en kwalitatief goede bestuurders aan te trekken en daarmee de gemeenschap beter te kunnen dienen. Er zijn immers nog genoeg checks and balances om de lokale binding met de gemeenschap te borgen, het is dan ook de vraag of dit criterium nog zo zwaar zou moeten drukken op een aan te stellen bestuurder.
Bas van der Voort, bestuurskundige en overheidsmanager
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.