Advertentie

Voort met een baas zonder gezag

Er is een probleem aan het ontstaan: de gerafelde politieke geloofwaardigheid van Rutte tast het constitutionele gezag van de minister-president aan.

24 december 2021

Het kabinet-Rutte IV komt er dus toch, en in ieder geval Rutte zelf is daar blij mee. De onvermoeibare optimist beloofde een kabinet met nog meer elan dan het oude. Of het dat heeft, moet de lezer zelf maar beoordelen. Maar een brandpunt van politieke hoop is het volgens mij nog niet geworden. Misschien wordt dat anders als de miljarden uit het coalitieakkoord straks het land in klotsen.

Ondertussen is er wel een ander probleem aan het ontstaan: de gerafelde politieke geloofwaardigheid van Rutte tast het constitutionele gezag van de minister-president aan. De gretigheid om Rutte een schending van de Grondwet in de schoenen te schuiven is zorgelijk groot geworden.

Voor mijn vak lijkt dat goed nieuws. Staatsrechtgeleerden slaan immers doorgaans nauwelijks een deuk in het pakje boter van de politieke opportuniteit. Politici die toch al tegen waren, zetten daar het tandje van de constitutionele kritiek bij. ‘Voorzitter, het voorstel is ook nog eens in strijd met de Grondwet!’ Maar politici die voor zijn, pareren de kritiek met een staatsrechtgeleerde die iets anders heeft gezegd. Of ze wuiven de hele zaak weg met de bezwering dat er écht goed naar is gekeken. Dat ook de Raad van State hierover geen opmerkingen heeft gemaakt. Om vooral zo snel mogelijk over te gaan tot de orde van de dag.

Constitutionele zuiverheid is uiteindelijk maar één van de aspecten van de brede afweging die een politicus moet maken, bekende een senator mij ooit. En daar heb ik mij inmiddels bij neergelegd. Dus verraste het mij toen deze zomer de technische kritiek op de dubbelbenoemingen van de Kamerleden Yesilgöz, Wiersma en Van Weyenberg tot staatssecretaris opeens zoveel politieke tractie kreeg. De kwestie werd hoog opgenomen. Met de Grondwet mocht niet gesold worden! Zelfs nadat de Raad van State nog geprobeerd had kool en geit te sparen, moest en zou de meest precieze lezing van de Grondwet gevolgd worden.

De staatssecretarissen legden hun lidmaatschap van de Kamer neer en vestigden zo het bindende precedent voor de toekomst. Een terechte conclusie, wat mij betreft. Maar zou de uitkomst van deze discussie hetzelfde zijn geweest als Rutte minder aangeschoten wild was geweest? Ik denk dat het eerlijke antwoord ontkennend luidt. Ik denk dat Rutte in staatsrechtelijke kwesties inmiddels structureel op achterstand staat. Hij is de tweedehands autoverkoper van het Binnenhof geworden. Zelfs als het klopt, geloof je het niet.

De kritiek op de wijze waarop Mona Keijzer werd ontslagen komt nog wel een keertje terug en het gemak waarmee elke gebrekkige informatievoorziening aan de Kamer in één moeite zowel de Rutte-doctrine heet als een schending van artikel 68 Grondwet is, zal ook nog wel even aanhouden. En ongetwijfeld zullen meer discussiepunten oplieren tot een schending van de Grondwet.

Is dat een probleem? Uiteindelijk wel. Grondwetsinterpretatie is in Nederland het samenspel tussen regering en Staten-Generaal, al dan niet voorgelicht door de Raad van State. Het idee daarvan is dat iedere actor daarbij zijn eigen partijtje zo hard mogelijk mee blaast, zodat uiteindelijk de beste interpretatie overblijft. Een minister-president die er in zaken van constitutionele zuiverheid niet meer geloofwaardig tussen kan komen, verstoort dit evenwicht. En dat is niet in landsbelang.

De nestor van de Nederlandse staatkunde, Joop van den Berg, voorspelde weinig toekomst voor dit kabinet. Als het twee jaar zit, dan is dat veel, voorspelde hij. Twee jaar is voor Rutte voldoende om de langstzittende premier van Nederland te worden en dat gun ik hem. Maar daarna moeten we echt snel door naar een minister-president die niet alleen missionair is maar ook weer constitutioneel gezag heeft. 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

H. Wiersma / gepens.
De problemen van de Kabinetten Rutte vloeien vooral voort uit onvoldoende sturing, onvoldoende aansturing en regelmatig niet handelen overeenkomstig de vigerende wetgeving. Uit de grote hoeveelheid vraagstukken die de afgelopen jaren zijn blijven liggen (zie o.a. het Regeerakkoord) blijkt een grote mate van achterover leunen en bedrijfsblindheid. Het totale vertrouwen is o.m. verdwenen na grote blunders bij de afwikkeling van de AOW-compensatieregeling, de aardbevingsschade Groningen, het niet indexeren van aanvullende pensioenen en de Pensioenwetgeving , de toelagen-affaire bij kinderopvang e.d. Frappant is inmiddels ook de hoeveelheid demissionaire staatssecretarissen en ministers die weglopen en/of inmiddels geen deel meer willen uitmaken van een toekomstig kabinet onder zijn leiding. Dat (nog) een nieuw kabinet geen lang leven kan zijn beschoren is evident.
Advertentie