Advertentie

Burgemeester houdt rol bij verbod op gezichtsbedekking

Het dragen van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties wordt verboden, al mogen burgemeesters in bepaalde gevallen een ontheffing geven

16 april 2025
Demonstratie.JPG

Het is juridisch mogelijk om een landelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties in te voeren. Na een verkenning van het ministerie van BZK en gesprekken met de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie blijkt een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding met ontheffingsmogelijkheid voor de burgemeester om dit in bepaalde gevallen alsnog toe te staan, de meest werkbare optie.

Coördinator Woonbeleid

Gemeente Delft
Coördinator Woonbeleid

Coördinator Coach KCC

Gemeente Tilburg
Coördinator Coach KCC

Goede redenen

Het kabinet wil met het verbod uitvoering geven aan een motie van Tweede Kamerleden Joost Eerdmans (JA21) en Chris Stoffer (SGP) die eind september 2024 is aanvaard en de regering verzoekt om een verbod op demonstreren met gezichtsbedekkende kleding. Afgelopen januari waarschuwde justitieminister David van Weel wel alvast dat een totaalverbod ‘uitgesloten’ is. Betogers kunnen namelijk goede redenen hebben om onherkenbaar te willen zijn, aldus de bewindsman destijds.

'Chilling effect' voorkomen

De brief die Van Weel en BZK-minister Judith Uitermark dinsdag naar de Tweede Kamer stuurden, refereert daaraan. Demonstranten die hun gezicht bedekken uit angst voor repercussies door een dictatoriaal regime, de situatie waarbij een vermomming deel uitmaakt van de collectieve meningsuiting die ten grondslag ligt aan de demonstratie, of het dragen van gezichtsbedekkende kleding als uiting van een geloofsovertuiging zijn legitieme redenen om gezichtsbedekkende kleding te dragen tijdens een demonstratie. Een algemeen verbod zonder uitzonderingsmogelijkheden zou mensen kunnen weerhouden gebruik te maken van hun demonstratierecht, het zogenoemde ‘chilling effect’, en het kabinet wil dat voorkomen.

Geen toegevoegde waarde

Een verkenning moest uitwijzen hoe een verbod op gezichtsbedekkende kleding eruit zou moeten zien. Uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen kwamen drie opties bovendrijven. Dit en meer is daarna besproken met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Die gaven aan geen voorstander te zijn van een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties. Het gaat immers maar om een klein aantal demonstraties en daarbij hebben burgemeesters al de mogelijkheid om een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding uit te vaardigen. Een landelijk wettelijk verbod zou dus geen toegevoegde waarde hebben.

Gezag beperkt

Daarnaast hebben de drie bezwaren over de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en effectiviteit van een wettelijk verbod. Een wettelijke maatregel kost extra capaciteit, terwijl zij al veel capaciteit kwijt zijn aan demonstraties. Daarbij wordt door beperkingen die het rijk aan het demonstratierecht oplegt zowel de ruimte van het gezag als ook de operationele ruimte van de politie om de-escalerend te kunnen optreden, beperkt. De drie vrezen dat een wettelijk verbod juist escalerend werkt op het verloop van een demonstratie en ook daarvan verwachten ze dat het vervolgens extra capaciteit kost.

Het kabinet is niet doof voor de duidelijke bezwaren die het NGB, de politie en het OM hebben

BZK-minister Judith Uitermark en JenV-minister David van Weel

Politieke druk

Als zij echter toch een voorkeur moeten uitspreken voor een van de drie voorstellen, dan zou deze uitgaan naar een algemeen verbod met een ontheffingsbevoegdheid voor de burgemeester. Dat voorstel geeft het meeste duidelijkheid voor de handhaving en er kan rekening worden gehouden met legitieme redenen om te demonstreren met gezichtsbedekkende kleding. De ontheffingsbevoegdheid levert wel extra administratief werk op voor de gemeente, tekenen de burgemeesters aan. Daarnaast zou dit voorstel mogelijk ook politieke druk op de burgemeester kunnen zetten, als er discussie ontstaat over de keuze om wel of juist geen ontheffing te verlenen. Verder wees het OM er nog op dat bij spontane demonstraties geen voorafgaande ontheffing kan worden verleend.

Niet doof

Het kabinet is echter ‘niet doof’ voor de duidelijke bezwaren die het NGB, de politie en het OM hebben, schrijft Uitermark. ‘Zij moeten het verbod immers uitvoeren en handhaven.’ Daarom wordt bij het uitwerken van een wetsvoorstel nog nader onderzoek gedaan naar de uitvoerbaarheid van een wettelijk verbod en wordt het afwegingskader nieuwe burgemeestersbevoegdheden doorlopen. Om te bepalen hoe vaak het lokaal gezag een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties heeft opgelegd is overigens uitvraag gedaan bij enkele gemeenten waar relatief vaak wordt gedemonstreerd. Daaruit bleek dat in recente jaren ‘het niet of nauwelijks als opportuun’ is ervaren om voorafgaand aan demonstraties het gebruik van gezichtsbedekking te verbieden. Wel gaf het bevoegd gezag een aantal keer tijdens een demonstratie een aanwijzing, waarbij gezichtsbedekkende kleding een rol speelde.

Onderzoek afwachten

Om het wettelijk verbod te regelen is een wijziging van de Wet openbare manifestaties (Wom) nodig, besluit de minister. Alvorens met het wetsvoorstel te beginnen wacht het kabinet nog de uitkomsten van een WODC-onderzoek naar het demonstratierecht af. Ook oppert de minister aan de Kamer een rondetafelgesprek te houden met partijen die bij de uitvoering en handhaving van een verbod betrokken zijn.

Juridisch kader

In de Kamerbrief geeft de minister ook het juridisch kader voor het verbod. Een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties vormt een beperking op het recht van betoging en vergadering zoals neergelegd in de Grondwet en het EVRM, net als een beperking van de godsdienstvrijheid in de Grondwet en het EVRM. ‘Er is geen jurisprudentie die ziet op een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties’, schrijft de minister echter. Er is wel jurisprudentie over een algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding in Frankrijk. Het EHRM concludeert dat een dergelijk verbod kan standhouden, mede door de ruime beoordelingsruimte die staten toekomt nu consensus binnen Europa over de kwestie ontbreekt en omdat in Frankrijk op het overtreden van het verbod een zeer lichte sanctie staat (een boete van maximaal 150 euro). De minister gaat ervan uit dat die ruime beoordelingsruimte ook geldt bij een verbod dat enkel voor demonstraties geldt en het opnemen van uitzonderingsgronden of een ontheffingsbevoegdheid voor de burgemeester al bijdraagt aan de proportionaliteit van zo’n verbod. Die bevoegdheid heeft de burgemeesters in de huidige wet immers al.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie