'Rustig aan met vernieuwing kandidaten'
Ex-Kamervoorzitter Frans Weisglas roept politieke partijen op terughoudend te zijn met het vernieuwen van kandidatenlijsten voor de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni.
De keuze van ex-minister Wouter Bos en minister Camiel Eurlings om na 12 jaar inzet voor de publieke zaak te bedanken voor een nieuwe periode als Kamerlid of bewindsman, heeft oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas niet kunnen overtuigen. ‘Als je nou zoals Bas van der Vlies (de SGP-fractievoorzitter en Kamerlid met de meeste dienstjaren, red.) 28 jaar hebt ingezet voor de publieke zaak. Van 12 jaar inzet voor de publieke zaak ben ik niet onder de indruk.’
De voormalig VVD-parlementariër (Tweede Kamerlid van 1982 tot 2006) en oud-Kamervoorzitter (2002-2006) beschouwt het Kamer- en raadslidmaatschap als een ambacht en roeping. ‘Het is een vak met allerlei facetten: debatteren, onderhandelen, compromissen sluiten, contact onderhouden met je achterban, lijn aanbrengen in inhoud van denken. Je leert dat niet in een paar jaar tijd. Wat je ziet is dat men het Kamerlidmaatschap niet meer als een ambacht beschouwt, maar als een interessant onderdeel op het cv.’
Weisglas hekelt daarom de argumentatie van VVD-Kamerlid Laetitia Griffith die na 7 jaar Kamerlidmaatschap bedankt voor een nieuwe periode. Griffith zei dat ze niet veel meer kan bijleren als Kamerlid. ‘Ik vind dat ze heel erg vanuit zichzelf redeneert. Met haar kennis en gaven zou zij volgens mij prima nog een periode een bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse politiek, zeker in de huidige tijd.’
Geheugen
De grote omloopsnelheid van volksvertegenwoordigers, zowel in de Tweede Kamer als in gemeenteraden, is Weisglas een doorn in het oog. Bij elke Kamerverkiezing wordt een derde tot de helft van de Kamerleden vernieuwd. Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur (zie ‘Bijna helft raadsleden is nieuw’ op pagina 20) blijkt dat bijna de helft van de gemeenteraden bij de laatste verkiezingen is vernieuwd.
Weisglas: ‘Ik vind het zorgelijk. Je hebt in de volksvertegenwoordiging collectief geheugen nodig en politici die ook zelf de geschiedenis hebben meegemaakt en die de regels, het reglement van orde, kennen. Je hebt een periode nodig om het werk in de Kamer en in de raad goed te leren kennen. Als mensen meteen weer weg gaan, is dat niet goed.’
De voortdurende drang van politieke partijen om hun fracties te vernieuwen, werkt volgens Weisglas averechts. ‘Dat geeft een onrustige en jachtige sfeer. Volksvertegenwoordigers in de Kamer en in gemeenteraden, komen op een soort schopstoel terecht. Daardoor gaan mensen zich manifesteren met spoeddebatten, het stellen van vragen.’
De oud-Kamervoorzitter bepleit het minder stringent vasthouden aan de vaak gehanteerde regel dat een volksvertegenwoordiger na twee perioden wordt vervangen: ‘Een goed functionerend Kamerlid moet na 7 of 8 jaar nog een periode Kamerlid kunnen worden. Partijbesturen, zowel lokaal als nationaal, moeten zich minder hijgerig gedragen en niet voortdurend hun fracties willen vernieuwen. Waarom zou een goed functionerende fractie als die van de VVD niet in tact kunnen blijven?’
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
1 het kost tijd om een goed tweede kamer lid te worden.
2 er is een collectief geheugen nodig.
ad 1) natuurlijk kost het tijd om in een functie te groeien, maar ik mag hopen dat de partijen die mensen verkiesbaar stellen wel een selectie maken op geschiktheid voor de rol. Als iemand een aantal jaren nodig heeft om goed te gaan functioneren lijkt een verkiesbare plaats me geen goede optie, maar moet er eerst in een lichtere rol ervaring opgedaan worden.
Natuurlijk hebben nieuwe partijen wat deze aangaat wat minder opties, maar dan hebben we het over een meestal kleine minderheid.
ad 2) een collectief geheugen heeft voordelen, maar ook nadelen: je bewaart op die manier alle mislukte pogingen en de daarmee samenhangende moedeloosheid. Het lijkt me goed als met een nieuwe tweede kamer er ook wat nieuwe ambitie en dadendrang binnenkomt. Een periode van vier jaar zou lang genoeg moeten zijn om geconfronteerd te worden met het eigen beleid, hoewel de stroperigheid van de politieke en ambtelijke top daar wel een rem op zet.
Daarnaast lijkt een verkiesbaar gremium, dat door zijn aard toch al iets vluchtigs heeft, niet het meest geschikt voor het opbouwen van een collectief geheugen. De ambtenarentop en de wetenschappelijke bureaus van de partijen lijken me hiervoor binnen het Nederlands bestel meer voor de hand te liggen.