Remming
Dat conservatisme, kunnen we daar nog iets mee? Het woord ‘conservatisme’ heeft altijd veel misverstanden en weinig sympathie opgeroepen. Conservatisme staat voor het verzet tegen vooruitgang en emancipatie, voor een achterhoedegevecht dus, uitgevoerd door de verliezers.
Het conservatisme is bovendien geassocieerd geraakt met acht jaar George Bush, en daarmee, merkwaardig genoeg, met een haast revolutionair maakbaarheidsdenken dat geloofde dat je het kwaad kunt wegbombarderen om het plaats te laten maken voor het grote goed van de democratie.
Dat beeld van het conservatisme is een taai cliché, en de klacht over dat beeld is al even versleten, maar het is niet anders. Een tamelijk succesvolle poging het beeld bij te stellen was een boek met portretten van twintigste-eeuwse conservatieve denkers dat vorig jaar verscheen. Het conservatisme is in dit boek (wat prikkelend Conservatieve vooruitgang getiteld) een veelkleurige beweging die geen strikte leer heeft gedefinieerd maar zich onderscheidt door een bepaalde manier van denken.
De kern van dat denken bestaat niet in verzet tegen verandering en vooruitgang, maar tegen revolutie, tegen snelle, onverhoedse en ondoordachte veranderingen die veelal tot verschrikkingen leiden. In conservatieve kringen in Amerika was Bush niet zo populair.
De redacteuren van deze bundel, Michiel Visser en Thierry Baudet, presenteren vrijdag een tweede deel, nu met portretten van denkers uit de achttiende en negentiende eeuw (Revolutionair verval is dit keer de titel). Mai Spijkers van uitgeverij Prometheus was zo vriendelijk mij alvast de zetproeven van deze bundel toe te sturen, en zo weet ik dat de artikelen in deze bundel van hoge kwaliteit zijn, degelijk onderbouwd, fraai geschreven, en scrupuleus geredigeerd. Dalrymple schrijft over Samuel Johnson, Kinneging over Tocqueville, Scruton over Hegel, Boomsma over Donoso, Cliteur over Lamennais, Klink over Groen, Overeem over Bagehot en Harinck over Kuyper. Tijdens lange winteravonden valt er veel te genieten in deze bundel.
Maar er valt ook iets te zeuren, ook in relatie tot de actuele politiek. In hun inleiding stellen de redacteuren de vraag aan de orde waarmee ik dit artikel begon. Prachtig allemaal, die fijnzinnigheid van dat oude conservatisme, het gevoel voor de tragiek en complexiteit van de werkelijkheid, de gematigdheid en voorzichtigheid waardoor het zich heeft onderscheiden, maar moet het uiteindelijke oordeel niet zijn dat het conservatisme ‘onaantrekkelijk, gefrustreerd gedachtegoed’ is, uitgedragen door losers die zich tevergeefs tegen de verschillende golven van modernisering hebben verzet? Zo kun je ernaar kijken, stellen zij, maar je kunt ook een heel andere, meer onthechte conclusie trekken. Je kunt het conservatisme ook zien als een ‘remming op de geschiedenis’ die absolute en radicale ideeën over volkssoevereiniteit, mensenrechten en rationalisme heeft gematigd en in goede banen heeft geleid. De uitkomst van de geschiedenis is eigenlijk heel conservatief, al erkennen we dat maar zelden.
Zo kun je het inderdaad ook zien, maar bij beide mogelijkheden die de redacteuren schetsen, is het conservatisme niet langer van enig actueel belang. Het is een beetje sneu, of het heeft een mooie bijdrage geleverd maar nu dan zijn tijd gehad. En zo is het natuurlijk niet.
Als we alleen maar kijken naar het huidige politieke landschap, dan zien we dat de conservatieve krachten in het politieke midden aan invloed, kracht en macht verliezen. Volgens de laatste peiling zakt de VVD naar 30, de PvdA naar 18 en het CDA naar 11 zetels. Tegenover deze krimp staat de voortgaande groei van de partijen op de vleugels, met name van PVV en SP. Wilders en Roemer staan beide op 27 zetels.
Deze implosie van het gematigde midden en groei van radicaal links en rechts, biedt weer alle ruimte aan de ongeremdheid van radicale ideeën. En vrijheid is dan altijd het eerste kind van de rekening. Gematigdheid neigt naar nuchter pragmatisme, naar leven en laten leven, vanuit de overtuiging dat een overheid mensen niet in één bepaald keurslijf kan dwingen wanneer dat keurslijf dwars tegen de diepste overtuiging van mensen in gaat. Vrijheid, inclusief de vrijheid van geweten, vormt de kern van het recht. De uitspraak van de Kamer vorige week dat zogenaamde weigerambtenaren voortaan moeten worden geweigerd, is een teken aan de wand. De radicaliteit van de vleugels leidt tot de tirannie van de heersende opvattingen van een toevallige meerderheid.
Het antwoord op de vraag of we nog iets met dat conservatisme kunnen, moet dus luiden: ja, het is noodzakelijker dan ooit, zo’n gematigde politieke filosofie die oog heeft voor het ingewikkelde en ongemakkelijke van een politiek stelsel van macht en tegenmacht, principes en tolerantie, evenwicht en remmingen. Die remming is niet eens en voor goed gerealiseerd, maar een opdracht die telkens weer moet worden uitgevoerd.
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.