‘Een lobbyist is gewoon een relatiemanager’
Linda Peltzer (35) lobbyt in Brussel voor BrabantStad – het netwerk van de vijf grote Brabantse steden Breda, Eindhoven, Helmond, Den Bosch en Tilburg plus de provincie Noord-Brabant.
Lobbyisten voelen zich als een vis in het water in de hoofdstad van Europa, Brussel. Lobbyist voor BrabantStad Linda Peltzer maakt zich op voor voor de nieuwe lichting Europarlementariërs. ‘Kun je ze vinden op inhoud, dan gaan ze met je mee.’
Hier gebeurt het dus, het Brusselse lobbywerk. Staand tafelen op de stoep voor Poissonnerie La Mer du Nord aan de Rue du Luxembourg. In het hart van de Europese wijk. Aan de hangtafel ‘al fresco’ vis-tapas en de beste bouillabaisse van België. Pal naast het lobbykantoor van het Europese Huis van de Bosbouw en tegenover de Internationale Pluimveeraad en de Vereniging van de Duitse confectie-industrie. Aan de Place du Luxembourg statige kantoren met daarachter het glazen onderkomen van het Europees Parlement. ‘Iedereen loopt hier langs. Kijken wie met wie luncht. Bij La Mer du Nord maak je snel een praatje en wissel je contacten uit. Als je trouwens écht tijd voor een gesprek zoekt, moet je naar Straatsburg. Mee in de bus of de trein. Zelfs Eurocommissarissen lopen er in het wild rond’, lacht lobbyist Linda Peltzer.
Peltzer (35) lobbyt in Brussel voor BrabantStad – het netwerk van de vijf grote Brabantse steden Breda, Eindhoven, Helmond, Den Bosch en Tilburg plus de provincie Noord-Brabant. Wie gaan wat betekenen voor Brabant? Wie heeft behoefte aan Brabantse kennis? Welke richting gaan beleid en subsidiestromen? De Brabantse lobby in de hoofdstad van Europa mag er trouwens wezen. Eindhoven heeft drie lobbyisten en de provincie heeft er ook nog twee. Brabant is een sterk merk in Brussel. Lobbyist Peltzer: ‘We kunnen een vuist maken omdat binnen BrabantStad de steden en de provincie gezamenlijk optrekken. Dat is uniek, want doorgaans lobbyen stad en provincie onafhankelijk van elkaar. Voor onze aanpak is veel belangstelling in Brussel. Men leert graag hoe je vijf steden en een provincie aan tafel krijgt om gezamenlijk iets voor elkaar te krijgen.’
De Brabantse lobby hoeft in Brussel geen gebakken lucht te verkopen. Is Brabant immers niet, in de woorden van onze premier, ‘een voorbeeld voor de rest van het land op het gebied van innovatie en groei?’ En is Eindhoven niet, zoals het Amerikaanse zakenmagazine Forbes in navolging van de OESO afgelopen zomer berichtte, ‘hands-down the most inventive city in the world’? Deuren zwaaien dus voor haar open? Linda Peltzer: ‘BrabantStad heeft een gezamenlijke strategische agenda en inderdaad, Eindhoven opent deuren als het om innovatie gaat. Als ik voor BrabantStad op dat onderwerp wil binnenkomen, dan verwijs ik naar Eindhoven. Maar als het over transport, milieu, agrofood of gastronomie gaat, dan tellen Tilburg of Den Bosch weer zwaarder. Dan ben ik er namens die steden. Multimedia en logistiek is Breda, automotive is Helmond.’
Borrels horen erbij
Wat ze zoal de hele dag doet in Brussel? Peltzer lacht: ‘Voornamelijk veel koffie drinken. Geen wijn. Ik drink niet. Of je nu Spa rood pakt of een glas wijn, dat maakt voor de zaken en het praatje niet uit. De borrels en het Brusselse avondprogramma horen er wel bij. Twee tot drie avonden in de week ga ik langs bij evenementen om handjes te schudden en gezichten te zien. Je moet relaties opbouwen. Zo wordt succes geboren.’ Het is niet alleen gezellig babbelen, zegt Linda Peltzer. ‘Er is ook veel schrijf- en onderzoekswerk.’ In het kantoor van BrabantStad aan het Square de Meeûs werkt ze momenteel aan de inbreng voor een nieuwe Europees stedelijk beleid, leidt ze een werkgroep over grootstedelijke gebieden binnen Eurocities – het netwerk van zeventig steden en stedelijke samenwerkingsverbanden en doet ze onderzoekswerk naar stedelijk beleid in Europa.
Het is werk en onderzoek dat doorgaans niet tot snelle successen leidt of een BrabantStad-vriendelijke resolutie in het Europees Parlement, laat staan tot innovatiesubsidies. Is dat gemis aan snelle resultaten een vloek of een zegen? Allebei, meent Peltzer. ‘Het is een nadeel als je je binnen de organisatie moet verantwoorden, maar het is ook een voordeel omdat je de tijd hebt om te investeren in langere projecten. Zolang wethouders, burgemeesters en Gedeputeerde Staten het voordeel inzien van een relatie met Brussel, zit je goed. We hebben in Brabant de cultuur van het lobbyen mee. Ik kom zelf niet uit Brabant en ik merk duidelijk het verschil tussen boven en onder de rivieren. In Brabant is het leggen van persoonlijke relaties veel belangrijker. Daarom zit ik ook hier en niet in Den Bosch. Een lobbyist is toch gewoon een relatiemanager.’
Zo veel ‘relatiemanagers’ en EU-medewerkers, zo veel stijlen. Peltzer: ‘Je hebt lobbyisten die heel veel praten en zenden en je hebt lobbyisten die hun oor te luisteren leggen en voor de lange termijn gaan. Ik probeer er vooral achter te komen wat de Europese Commissie nu eigenlijk wil en waar ik dan het beste antwoord op kan geven. Je hebt ook lobbyisten die hun verhaal afratelen tegen iedereen die wil luisteren, maar als zo’n man of vrouw niets aan je verhaal heeft, kom je de tweede keer echt niet meer binnen.’ De lobbystijlen worden ook ingegeven door de nationaliteit. De Deen doet het anders dan de Italiaan en de Amerikaan anders dan de Japanner. Peltzer: ‘We deden vorig jaar mee aan een onderzoek van de OECD over de verhouding stad en platteland, en daar zaten ook Amerikanen bij. Die hebben een totaal andere stijl van presenteren en onderhandelen. Ze hebben twee grote punten die ze breed uitmeten. Heel flitsend, maar als je mij vraagt: “Wat zei hij nou?” dan moet ik antwoorden: “Geen idee”. De Italiaan presenteerde vijftig zinnen op één overheadsheet. Nederlanders en Duitsers zitten daar tussenin. Duitsers zijn wel erg van de feiten. Je merkt dat Nederlanders altijd en overal een grote mond hebben. Ze zijn nooit te beroerd om dat in iedere taal te doen, ook als ze die taal amper beheersen. Zeker de nieuwe lidstaten vinden dat we te snel praten en te populair doen. Ze nemen liever wat afstand van ons.’
Mogen we in het calvinistische noorden besmuikt doen over lobbyen – je bent geen lobbyist, maar consultant – , in Brussel is het een eerzame bezigheid. Niemand weet hoeveel lobbyisten de Belgische hoofdstad bevolken, maar de schatting komt uit op zo’n 15 duizend. En emplooi genoeg. De lobbyist voor Brabant-Stad: ‘De Commissie en het parlement staan erg open voor lobbywerk. Ze hebben ons gewoon nodig. Inspraak speelt hier ook een grote rol. Er werken niet zoveel mensen voor de Europese Unie. Op het gebied van intelligent transport zijn dat er misschien vijf. Die zoeken in Brussel en binnen de lidstaten echt naar kennis. Kennis die BrabantStad in huis heeft. Als je hier bij La Mer du Nord of tijdens een avondborrel contact kunt leggen met zo’n medewerker, dan heeft hij daar wat aan en is het ook niet vreemd als je hem belt met de vraag met welke paper ze bezig zijn. Zo groeien contacten met medewerkers van de Commissie, maar ook met die van het parlement.’
Punten scoren
Brussel lijkt zo pal voor de Europese verkiezingen (22 en 25 mei) nog niet bevangen door verkiezingskoorts. Maakt het trouwens iets uit voor de lobbyisten wie er op de 751 zetels (waarvan 26 voor Nederland) aan de Rue Wiertz belanden? Linda Peltzer: ‘We hadden twee weken geleden een bijeenkomst met Eurocities om een document op te stellen voor de nieuwe leden van het Europees Parlement. Er is nu een Urban intergroup, maar die moeten de parlementariërs zelf oprichten. We lobbyen er nu al voor om dat voor elkaar te krijgen. We maakten een rondje langs de steden om de stemming te peilen. Voor Nederlanders speelt de verdeling tussen links en rechts wel een rol, maar het gaat bij de Nederlandse Europarlementariërs toch vooral om de persoon en de inhoud. Kun je ze vinden op inhoud, dan gaan ze met je mee. Vind je ze niet op inhoud, dan ben je ze kwijt. In een land als Frankrijk is dat een ander verhaal. Daar telt de politiek heel zwaar mee.’
Voor lobbyisten als Linda Peltzer is het Europees Parlement een belangrijke gesprekspartner. ‘Je merkt heel erg dat de Europese macht is verdeeld over drie partijen: de Europese Raad, de Commissie en het parlement. Bij alle drie zijn er momenten om je punten te scoren. De Commissie en het parlement zijn het gemakkelijkst te bereiken. Bij de Commissie moet je aankloppen voordat de officiële inspraakprocedure is gestart. Je experts moeten zo vroeg mogelijk input leveren. Bij het parlement moet je zijn als de Commissie een stuk heeft uitgebracht en de onderhandelingen gaan beginnen. Daarom is het ook zo belangrijk om op goede voet te staan met ingevoerde Europarlementariërs als Bas Eickhout van GroenLinks of Lambert van Nistelrooij (CDA). Van Nistelrooij is een Brabander. Op zijn uitnodiging bracht Eurocommissaris Hahn van regionale ontwikkeling vorige maand een bezoek aan de automotive campus in Helmond. Dat succes vieren we allemaal.’
Ben ik er op het juiste moment, heb ik de juiste persoon te pakken? ‘Niets leuker dan het spelen van dit ragfijne Brusselse spel’, zegt lobbyist Peltzer op de stoep van de Rue Luxembourg. ‘Soms loopt een gesprek vast omdat je met een heel ander idee komt en de ander ook. Het kan ook helemaal goed lopen. Twee jaar geleden nam ik contact op met het Directoraat-generaal regionaal beleid van de Europese Commissie om wat te vertellen over ons onderzoek over stad en platteland. Ik werd gevraagd om langs te komen en werd ontvangen door vier man. Het afdelingshoofd was er ook bij. Kennelijk had ik iets belangrijks te vertellen, want binnen de EU wordt het niveau van de bezoeker aan het niveau van de ontvanger gekoppeld. En een afdelingshoofd is een ander niveau. Wat wilden ze nou? Ze wilden nieuw beleid gaan schrijven over stad en platteland. Ik was net op het juiste moment bij de juiste persoon beland. Daar heb ik nu nog profijt van.’
CV
Linda Peltzer (Rotterdam, 1978) studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit. Na haar studie werkte Peltzer bij de logistieke afdeling van Unilever. Haar carrière bij de overheid begon als rijks-trainee bij het ministerie van Sociale Zaken. Daar werkte ze na de introductie van de Wet werk en bijstand met steden aan de uitvoering van de wet. Peltzer verhuisde in 2008 naar Brussel om er voor het ministerie van VROM op de permanente vertegenwoordiging van Nederland te werken. Peltzer werd in 2010 lobbyist voor BrabantStad.
‘Mensen denken hier beter na over het leven’
Brussel
De stad heeft iets van Rotterdam, de fijnste stad van de wereld. Het heeft ontzettend lelijke en mooie plekken. Brussel is een super internationale stad, maar heeft ook burgerlijke markten en bakkertjes. Je betaalt in het centrum twee euro voor een uur parkeren en een boete is 25 euro. Zet de auto maar neer, zeg ik altijd gekscherend tegen mijn familie. Ik woon tussen de Belgen, Portugezen en Marokkanen. Ik ken het Brusselse leven niet alleen als expat, maar voel me hier echt thuis.
In een tijdmachine, waar naartoe?
Naar Spanje, toen de Moren daar zaten, zo tussen 700 en 1500. Het is interessant om in Spanje te zien wat ze hebben achtergelaten. Hoe zag Spanje er in de Middeleeuwen uit? Ik denk dat de Moren een groot deel van de beschaving daar hebben gebracht. Mijn belangstelling voor die tijd heeft ook wel een link met Europa en de grenzen van Europa. Grenzen verschuiven. De grenzen van nu zijn niet de grenzen over tweehonderd jaar. Landsgrenzen veranderen, steden niet. Rome is nog steeds Rome, wat er ook is gebeurd sinds de Romeinen.
Mooiste land?
België. Het leven is hier zo interessant. Mensen denken beter na over het leven dan in Nederland, het is kalmer. Afrekenen aan de kassa duurt gemakkelijk vijf minuten. Ook hier in het grote Brussel vraagt de caissière hoe het ermee staat, ook als ze je niet kent. Je kunt hier ook veel gemakkelijker dingen regelen, als je maar een beetje meegaat met de flow. België heeft het gouden midden tussen redelijk georganiseerd en complete chaos. Met wat goede wil kom je er wel uit.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.