Partij op zoek naar kiezers
Een van de vele makkes van de Partij van de Arbeid is dat ze sinds de dagen van de oude Drees het vanzelfsprekende contact met hun vanzelfsprekende kiezers verloren heeft. Dat heeft een hoop oorzaken en over een daarvan gaat de Partij in het komende weekend gezellig congresseren.
Over het feit namelijk dat de aloude arbeiderspartij in de loop van vele jaren haar potentiële kiezers almaar heeft voorgehouden dat ze heel erg bijzonder tolerant moeten zijn tegenover migranten van waar ook ter wereld die er mogelijkerwijze iets andere normen en waarden op na houden dan de gevestigde bewoners van de arbeiderswijken in de grote steden lief is.
Al die jaren was de onvrede bij de eigen aanhang daarover op niets anders gebaseerd dan op ‘onderbuikgevoelens’. En wie het daar niet van harte eens mee was, liep al gauw tegen het verwijt op van discriminatie, vreemdelingenhaat of erger. Zo vervreemde de Partij van de Arbeid zich tamelijk drastisch van de tot dan toe hondstrouwe aanhang.
In haar verwoestende verlangen om voor multicultureel door te gaan, maakte de Partij geen onderscheid meer tussen reële ervaringen van hun kiezers en hun al gauw abject genoemde meningen. Het hoogtepunt daarvan zag ik ooit nogal schrijnend tevoorschijn komen toen ik een reportage maakte over leven en werk van de Amsterdamse trambestuurder. In die dagen werd een rit van het Centraal Station naar het Olympisch Stadion niet zelden veronaangenaamd door een zwerm doorgaans Surinaamse zakkenrollertjes.
Als de trambestuurder daarover zijn beklag deed bij het, in Amsterdam geheel PvdAgekleurde, welzijnswerk, kreeg hij niet te horen dat het inderdaad een probleem was en dat hij er met recht en reden de pest over in had. Nee, in plaats daarvan werd hij, in de woorden van een van hen, naar een cursus gestuurd die handelde over de ontstaansgeschiedenis van Paramaribo. Over Surinaamse zakkenrollertjes hoor je de laatste tijd overigens weinig meer - dat probleem heeft zich, bij toenemende welvaartsgroei onder onze voormalige Rijksgenoten, min of meer vanzelf opgelost.
Natuurlijk is er, ook vanuit de Partij, enorm veel kritiek gekomen op de inhaalslag die mevrouw Ploumen, mijnheer Bos en mijnheer Dijsselbloem de congresgangers door de strot willen duwen. Was hier geen sprake van een capitulatie voor de denkbeelden van de vreselijke Geert Wilders en voor diens enorme, zij het tot nu toe virtuele, electorale successen? En moest de partij zich niet juist met man en macht teweerstellen tegen het opkomende populisme van hem en van zijn zoveel minder succesvolle achternicht die de Trots op Nederland tot hun verwerpelijke handelsmerk gemaakt hebben?
Het zal er, hoop ik, het komende weekend heet aan toe gaan tussen de sociaal democraten onder elkaar. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat hier een laatste kans ligt om nog iets terug te winnen van het oude vertrouwen onder hun eigen aanhang. Met name in de suburbs die door de eigentijdse loonslaven bewoond worden, wordt de Partij niet meer gezien als de betrouwbare hoeder van het werknemersbelang, maar als de voor feitelijke klachten dove en blinde bewaker van de gevestigde orde.
Natuurlijk gaat het dan om veel meer dan de integratie alleen. Het gaat ook om de angst voor welvaartsverlies, om de angst nóg langer door te moeten werken, om boosheid over de bonusgraaiende rijkaards die welvarend geworden zijn ten koste van de kleintjes. De kwestie van de integratie is daarbij zoiets als een sjibbolet. Wie daar niets over durft te zeggen, heeft welhaast bij voorbaat het vertrouwen van de oude blanke arbeidersklasse verspeeld. Dat vraagt het soort moed dat congressen zelden opbrengen.
. een