Lokaal referendum werkt wel degelijk
Volgens promovendus Koen van der Krieken is er genoeg reden om het referendum als instrument in de lokale politiek als succesvol te beschouwen. Sinds de eerste tussentijdse volksraadpleging in Hillegom in 1906, hebben nog eens 214 gemeentelijke referenda plaatsgevonden. Van der Krieken: ‘Alleen al uit dat forse aantal blijkt dat het referendum goed naast het vertegenwoordigende lokale politieke bestel kan bestaan.’
Het referendum op gemeentelijk niveau is een goed functionerend en regelmatig gebruikt instrument. Dat blijkt uit promotieonderzoek aan Tilburg University.
Volgens promovendus Koen van der Krieken is er genoeg reden om het referendum als instrument in de lokale politiek als succesvol te beschouwen. Sinds de eerste tussentijdse volksraadpleging in Hillegom in 1906, hebben nog eens 214 gemeentelijke referenda plaatsgevonden. Van der Krieken: ‘Alleen al uit dat forse aantal blijkt dat het referendum goed naast het vertegenwoordigende lokale politieke bestel kan bestaan.’
Provincies
De populariteit van lokale referenda kent een grillig verloop, hoewel het de laatste decennia meer voet aan de grond lijkt te krijgen. Het gaat dan eigenlijk alleen om gemeentelijke referenda, want hoewel de mogelijkheden in de meeste provincies en waterschappen wel bestaan, moet in die bestuurslagen het eerste referendum nog worden gehouden. En op nationaal niveau is het raadgevende referendum uit beeld na de verhitte debatten naar aanleiding van de volksraadplegingen over de Europese grondwet, het Associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in respectievelijk 2005, 2016 en 2018.
Herindelingen
Uit de inventarisatie van Van der Krieken blijkt dat in de jaren zeventig over de vraag of en zo ja met welke gemeente(n) een nieuwe bestuurlijke toekomst tegemoet moet worden gegaan, de meeste lokale referenda zijn gehouden. In de jaren tachtig vinden er minder plaats, waarna vanaf begin jaren negentig tot nu duidelijk sprake is van een gestage groei.
Volgens de onderzoeker heeft de hernieuwde populariteit ervan niet alleen te maken met het principiële uitgangspunt om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming, de dalende opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen speelt ook onmiskenbaar een rol. Het referendum wordt, kortom, als mogelijkheid gezien om de politieke betrokkenheid van inwoners van een gemeente een nieuwe impuls te geven.
Ruimtelijke onderwerpen
Waar het referendum aanvankelijk vooral een instrument is van het bestuur om een heikele kwestie voor te leggen, komt vanaf de jaren negentig iets meer de nadruk te liggen op de mogelijkheid voor burgers om voorgenomen of genomen besluiten via een referendum ter discussie te stellen. Een democratische noodknop dus. Hoewel van de 215 gemeentelijke referenda er slechts 33 op initiatief van burgers zijn gehouden, komt in de laatste decennia het initiatief meer bij inwoners te liggen en krijgt het daarmee meer een corrigerend dan een adviserend karakter. Bovendien verandert het soort onderwerpen enigszins. Meer ruimtelijke onderwerpen komen in beeld, zoals de vraag of de hoofdstad moet uitbreiden door eilanden aan te leggen in het IJmeer, iets waar natuurbeschermers fel tegen zijn gekant.
Flaters
Volgens Van der Krieken horen flaters onder de lokale referenda, zoals die over nauwelijks van elkaar verschillende burgemeesterskandidaten, bij het experimenteren met directe volksraadpleging. Maar dat betekent niet dat het instrument daarmee niet zinvol is. ‘Het is een manier om de bevolking over een belangrijk onderwerp te raadplegen en een instrument van de bevolking om een besluit ter discussie te stellen.’ Bovendien wordt in veruit de meeste gevallen, bijna 70 procent zelfs, naar de stem van het volk geluisterd. Daarmee is weliswaar het idee ontkracht ‘dat de politiek uiteindelijk toch doet wat ze wil.’
Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 19 van deze week (inlog)
Daarom moet men oppassen met referendums omdat er vaak valse motieven gehanteerd worden en de werkelijkheid altijd anders is. Dat komt omdat er eigenlijk geen goede regels zijn waar de fouten in het systeem ordentelijk verwerkt zijn. Zo was bij de Brexit het verschil te klein voor een verantwoorde uitspraak en men ziet nu dat de samenleving gesplitst is in voor- en tegenstanders, die niet meer met elkaar praten.
Daarom zou een uitspraak alleen bij grote meerderheid mogen gelden; boven de 66% en onder de 33% . In het tussengebied zijn de gevoelens onduidelijk en zijn meet- en systeemfouten belangrijke vervuilers van de uitslag.
Ook de opkomst zou mee moeten tellen. Komt meer dan 66 % van de kiesgerechtigden stemmen, dan is het een belangrijk onderwerp en dient bij een keuze de raad dit te respecteren. Onder de 33% opkomst is het duidelijk dat het onderwerp niet leeft en is de raad vrij zelf te bepalen wat goed is voor en tussen 33 % en 66 % is het meer een richting gevend advies.
Kortom meer statistiek in de uitslag verwerken.