Moederdepartement zonder gezag
Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) slaagt er opnieuw niet in om met gezag op te treden als het moederdepartement van het openbaar bestuur. Het aanvankelijk herstelde vertrouwen in provincies en gemeenten, wordt steeds meer op de proef gesteld.
Nu het er op aankomt, valt het ministerie terug in de aloude regenteske reflex om alles vanuit Den Haag voor te schrijven. Als dat ook nog eens, zoals nu het geval is bij de provincies, in een mislukte meerstemmige koorzang gebeurt, roept dat twijfels op over het gezag van minister Guusje ter Horst (PvdA). Voor haar tellen de provincies niet meer mee. En dus kunnen provincies financieel afgeroomd worden. Maar premier Balkenende sprak dat vorige week op het congres van provinciekoepel IPO tegen. En hoe kan het dat BZK-directeur-generaal Andrée van Es op het IPO-congres het schrappen van provincies te radicaal noemde?
Volgens Van Es zijn de hulpstructuren in de regio overbodig, terwijl Ter Horst juist het meeste heil verwacht van regionale omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s. Oud-burgemeester (Nijmegen) en ex-wethouder Ter Horst (Amsterdam) tamboereert op haar afkomst uit het lokaal bestuur. Daarom is er in het begin van de kabinetsperiode een bestuursakkoord gesloten en sprak de minister voortdurend het vertrouwen in de eigen kracht van gemeenten uit. Zij zou ook de bondgenoot zijn om de Haagse departementen tot decentralisatie te bewegen, opdat gemeenten maatschappelijke knelpunten voortvarend kunnen oplossen. Daar komt weinig van terecht.
Het opknappen van bedrijfsterreinen wordt door Economische Zaken uit angst om macht te verliezen geblokkeerd. En de hoeveelheid Haags toezicht is nog altijd enorm. Nu het regeerakkoord door de financiële crisis aan betekenis heeft verloren, ontpopt Ter Horst zich als een spreekbuis van de traditionele Haagse drift tot centralisatie. De bedrijfsvoering van de politie kan niet meer aan de gemeenten worden overgelaten, maar moet centraal worden aangestuurd.
De minister schrijft voor hoe provincies en gemeenten moeten declareren. Zij vindt dat wethouders deel moeten uitmaken van de selectiecommissie voor de nieuwe burgemeester. En burgemeesters – ook al kan de raad er goed mee uit de voeten – moeten na achttien jaar opkrassen. De recente reactie van Ter Horst op het tweede rapport van de Raad van State over interbestuurlijke verhoudingen, versterkt het idee dat ze zelf de dienst wil uitmaken.
Zonder overleg, toch hét instrument voor het moederdepartement voor goede verhoudingen met provincies en gemeenten, zet zij een streep door extra mogelijkheden voor gemeenten op een groter eigen belastinggebied. Veelzeggender is haar reactie op het uitgangspunt van de Raad van State die zei: ‘decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan’. Ter Horst maakt daar ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ van.
Je leert in tijden van hoge nood je beste vrienden kennen. Maar voor wie zich herinnert hoe de minister Ter Horst op het punt van de gekozen burgemeester zonder pardon afstand nam van de burgemeester Ter Horst, is dat geen verrassing.
De conclusie over het gezag van het moederdepartement laat ik graag aan de commentator, maar: - waarom volhardt hij in het onjuist/onvolledig verwijzen naar de uitspraak van de minister-president op het IPO-congres, hoewel de RVD hem daarop heeft gewezen (en een en ander in antwoorden op Kamervragen inmiddels is rechtgezet)?; - waar heeft minister Ter Horst gezegd dat de provincies voor haar niet meer meetellen?; - sinds wanneer gaan de gemeenten (sic!) over de bedrijfsvoering van de politie?; - waarom typeert hij een oproep aan bestuurders over het openbaar maken van declaraties als ‘voorschrijven’?; Ik kan op nog meer aspecten ingaan, maar laat het hierbij. Onze oosterburen hebben voor dit soort redeneringen een mooi woord: hineininterpretieren.