Merkwaardig advies Antillen
Eind augustus adviseerde de Raad van State in een voorlichting over de gefaseerde herstructurering van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden). Die voorlichting bevat op onderdelen verstandige opmerkingen en suggesties. Toepassing van die adviezen zou er volgens de Raad van State toe kunnen leiden dat in 2010 de herstructurering en de overgang van de BES-eilanden naar Nederland kunnen worden afgewikkeld.
Die laatste conclusie is nogal opmerkelijk en wel omdat de Raad het belangrijkste onderwerp vrijwel onbesproken laat en dat betreft de vraag of het buiten toepassing laten van belangrijke delen van de Nederlandse wetgeving voor de BES-burgers wel in overeenstemming is met de Grondwet.
Op de vraag of bij wet de BES-burgers allerlei rechten kunnen worden onthouden die de Europese Nederlanders wel hebben, moet het antwoord in algemene zin zijn dat art. 1 van de Grondwet dat tegenhoudt. Alleen als er een ‘objectieve rechtvaardiging’ is voor ongelijke behandeling kan worden gedifferentieerd tussen de BES-burgers en Europese Nederlanders. Langs deze weg komt men in de voorzieningen- en rechtensfeer een heel eind, maar niet verder dan halverwege.
Grote delen van de Nederlandse wetgeving kunnen niet wegblijven van de BES-eilanden, omdat zaken als kleinschaligheid, het klimaat, de sociaal-economische verhoudingen in de Caraïbisch-Nederland daarvoor geen objectieve rechtvaardiging geven. Men kan nog wel een poging doen om bijvoorbeeld het homohuwelijk, openbaarheidsrechten, subsidie- aanspraken, allerlei vormen van rechtsbescherming buiten toepassing te verklaren omdat dit wat moelijk matcht met bijvoorbeeld de Caraïbische mentaliteit, maar als die weg wordt bewandeld zijn er ook mogelijkheden voldoende om de inwoners van Limburg of Schiermonnikoog als een andere en halve soort Nederlanders te behandelen.
Ongetwijfeld zal ook een poging worden gedaan om de transitie als zodanig als ‘objectieve rechtvaardiging’ te kwalificeren: het fenomeen overgang als rechtvaardiging om geleidelijk van halve naar hele Nederlander te groeien. Die poging zal niet kunnen slagen, omdat die overgang ook best anders en geleidelijker kan. Er is geen enkele dwingende juridische reden - wel een politiek bestuurlijke - om haast te maken. Ook een overgangswet mag niet van de Grondwet en internationele gelijkheidsnormen afwijken; die afwijking kan alleen als Statuut of Grondwet daarvoor een aanknopingspunt geven. Op diverse andere onderdelen scheppen het Antillen- en BESdossier eveneens spanningen met de Grondwet, bijvoorbeeld inzake de Eerste Kamer-verkiezing.
Op de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie is er uiteraard weinig animo om deze constitutionele belemmeringen te erkennen. Een dergelijke erkenning betekent immers dat het dossier voorlopig dood is omdat eerst de Grondwet moet worden gewijzigd en dat kan pas in een volgende kabinetsperiode. Men kan ook via het Statuut opereren, maar ook in dat geval zijn twee lezingen noodzakelijk (art. 53 Statuut).
Het probleem voor de Raad van State is nu dat de Raad zich via allerlei voorlichtingen zeer intensief met het Antillendossier heeft bezig gehouden. Vrijwel geen enkel dossier ken een grotere geïnvolveerdheid van de Raad als het onderhavige. De schaduwzijde daarvan komt nu echter ook aan het licht.
De Raad van State heeft zich in belangrijke mate gecommiteerd aan het ingezette proces en is daardoor in zekere zin gebonden aan de ingezette lijn. De distantie lijkt te ontbreken om tot een nogal afwijkend oordeel te komen. Voor de regering is dat een aantrekkelijk perspectief, omdat men mogelijk niet al te zeer gehinderd wordt door de Raad.
Nu de Raad van State evenwel inzake de beoordeling van de constitutionaliteit van wetten naam en gezag heeft hoog te houden, ontstaat hier een probleem van formaat. Men mag toch niet aannemen dat de Raad van State pour besoin de la cause of omdat het hier gaat om zeer kleine Caraïbische eilandjes in ‘Verweggistan’ het minder nauw neemt met de eisen die Statuut en Grondwet stellen. Naar het advies van de Raad van State wordt dan ook met meer dan normale belangstelling uitgekeken.
Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.