Een collegevorming van records
In de nu afgesloten coalitievorming en het benoemen van wethouders zijn diverse records gebroken.
In de nu afgesloten coalitievorming en het benoemen van wethouders zijn diverse records gebroken. De formatie duurde langer dan ooit. Het aantal wethouders-van-buiten was nooit zo hoog. En de lokale partijen hebben meer wethouders dan het machtige CDA ooit had.
Maandagmiddag, 31 oktober 2022. In de raadszaal van het gemeentehuis op Vlieland worden Marieke Vellinga en Roel de Jong gefeliciteerd. Bloemen in de hand en stralend gaan zij met de burgemeester op de foto. Zij zijn kort daarvoor benoemd tot wethouder in de gemeente Vlieland. Als laatste gemeente heeft het eiland de collegevorming – een nieuw raadsakkoord en de benoeming van wethouders – afgerond. Het is 229 dagen geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden. Daarmee vestigt Vlieland een nieuw record: nooit eerder had een gemeenteraad zoveel tijd nodig na de verkiezingen om tot een nieuw college te komen (zie ook pagina 14).
Den Haag, dat voor de derde keer de grote gemeente is waar de collegevorming het langste duurde, vestigt in deze formatieperiode ook een nieuw record bij de grote steden. De Hofstad verpulvert met een collegevormingsproces dat 195 dagen duurde het record van 103 dagen van Enschede uit 2018. De Vlielandse wethouders Vellinga en De Jong zijn twee van de maar liefst 777 (!) nieuwe wethouders die na de collegevorming zijn benoemd. Minder dan de helft van de wethouders (594) die ook in het oude college zaten, is teruggekeerd.
Deze vernieuwingsslag is deels een gevolg van de uitslag van de raadsverkiezingen. Die heeft ertoe geleid dat veel nieuwe partijen in de coalitie zijn gekomen. Zij brachten 406 nieuwe wethouders in, zo blijkt uit onderzoek van De Collegetafel op verzoek van Binnenlands Bestuur. Daarnaast is het aantal nieuwe wethouders fors gestegen doordat colleges als gevolg van de versplintering van de gemeenteraad zijn uitgebreid: er kwamen 134 extra posten om alle partijen tevreden te stellen. Een derde oorzaak voor die 777 nieuwe wethouders is dat partijen die in het college zijn gebleven liefst 237 keer hebben gekozen voor een andere, nieuwe wethouder. Vernieuwing en aflossing van de wacht dus ook bij de bestaande collegepartijen.
Lastiger
De versplintering – of beter gezegd: differentiatie – in de gemeenteraden als gevolg van de raadsverkiezingen heeft het proces van collegevorming dit jaar lastiger gemaakt. Er waren meer fracties nodig om tot een meerderheidscoalitie, de favoriete vorm in gemeenteland, te komen. Meer fracties eisen ook meer wethoudersposten. Het gevolg: voor het eerst in deze eeuw is het gemiddeld aantal wethouders in colleges gestegen tot meer dan vier wethouders per gemeente. Amsterdam en Rotterdam spannen de kroon met elk negen wethouders in het college van B en W.
Wat opvalt, is dat enkele tientallen jonge wethouders zijn benoemd
Wat ook opvalt, is dat in de grote groep van 777 nieuwe wethouders enkele tientallen jonge wethouders zijn benoemd. Vellinga is met haar 36 jaar in Vlieland een mid-dertiger, maar het was dit jaar opvallend dat zeker vijftien uitgesproken jonge wethouders zijn benoemd. Enkele namen: Tyas Bijholt (28, D66, Amersfoort), Casper Gelderblom (27, PvdA/GroenLinks, Heerlen), Sonny Spek (24, DURF, Katwijk), Jorik Franssen (26, VVD, Nederweert), Robert ten Kate (26, CDA, Nederweert), Rens Pijnenburg (22, Vote, Valkenswaard), Jeroen de Buck (27, TOP/GB, Terneuzen).
Lokale partijen
De collegevorming van 2022 heeft de dominante positie van de lokale partijen verder versterkt. Sinds de raadsverkiezingen vormen de lokale partijen het grootste machtsblok in de lokale democratie. De lokale partijen overtreffen – zonder regie van een landelijk leider – de machtspositie die het CDA twintig jaar geleden had. Daar hoort de kanttekening bij dat het CDA één partij was terwijl de lokale partijen uit vele honderden verschillende partijen bestaan die soms als dag en nacht van elkaar verschillen.
Deze lokale partijen hebben samen maar liefst 490 wethouders in de colleges. Daarmee wordt het record van het CDA, dat in 2002 het grootste machtsblok was met 497 wethouders, in absolute zin net niet gebroken. Maar toen waren er 502 gemeenten; in 2022 zijn dat nog maar 344 gemeenten. De lokale partijen hebben dus een groter deel van de koek: meer dan een derde deel van de wethouders werkt voor een lokale partij. Zij breken daarmee heel ruim het record van het CDA uit 2002 dat toen op 29,39 procent van de wethouders uitkwam.
Als er een grote winnaar is, zijn er ook verliezers. Het CDA en VVD verliezen maar blijven de nummers twee en drie qua aantal wethouders in gemeenteland. Andere verliezers zijn: GroenLinks, ChristenUnie en SP. Winnaars zijn D66, PvdA, SGP, Leefbaar en de nieuwelingen Partij voor de Dieren (4 wethouders), Denk (3 wethouders) en Volt (2 wethouders). Overigens, wanneer PvdA en GroenLinks zouden fuseren, dan zouden deze partijen na de lokale partijen het grootste blok in gemeenteland worden.
Weinig vrouwen
Geen record en dus een tegenvaller is het aantal vrouwelijke wethouders. Hun aandeel is slechts mondjesmaat gestegen. In 2018 kwam het aantal vrouwelijke wethouders voor het eerst uit boven een kwart: 25,22 procent. De hoop en verwachting was dat de barrière van 30 procent dit jaar zou worden geslecht. Maar dat is niet gelukt. Het aantal vrouwelijke wethouders stijgt weliswaar naar 402, maar blijft daarmee steken op 28,27 procent van alle wethouders.
Een troost: er zijn zes – een record – gemeenten met uitsluitend vrouwelijke wethouders: Bunnik, Culemborg, Ouder- Amstel, Terschelling, Tytsjerksteradiel en Teylingen. Positief is ook dat het aantal colleges met uitsluitend mannelijke wethouders fors is gedaald: van 130 naar 93. In Vlieland zijn met Vellinga en De Jong twee wethouders-van-buiten benoemd. Vellinga en De Jong waren bij hun benoeming geen lid van de gemeenteraad, maar zij waren evenmin inwoner van Vlieland.
Het tweetal behoort tot de steeds grotere groep van wethouders die van buiten de raad komt. In vergelijking met vier jaar geleden is dat percentage gestegen van 30 in 2018 naar 36,54 in 2022. De wethouder-van-buiten komt in veel gemeenten voor; er zijn slechts 74 gemeenten die uitsluitend wethouders hebben die uit de raad gekozen zijn. Dat zijn vooral kleinere gemeenten, en een enkele grotere zoals Roosendaal, Nissewaard, Den Bosch en Emmen.
Colleges met alle wethouders-van-buiten komen vooral voor bij kleine gemeenten, zoals Vlieland, Hilvarenbeek, Lopik en Oudewater. De reden daarvoor lijkt een lokaal gebrek aan bestuurlijke goede kandidaten te zijn. In Bergen NH en Smallingerland, de enige grote gemeente met alle wethouders-van-buiten, wordt de keuze voor vreemde ogen gezien als een mogelijkheid om de bestuurlijke problemen op te lossen.
Beeldvorming
Het beeld is dat een wethouder-vanbuiten van buiten de gemeente komt. Dat is lang niet altijd zo, want 341 van de 501 wethouders-van-buiten de raad komen gewoon uit de gemeente zelf. Meestal zijn het wethouders die doorgaan voor een nieuwe periode, of die lijstduwer waren en niet in de raad wilden. Het aandeel wethouders- van-buiten dat niet alleen van buiten de raad komt maar ook van buiten de gemeente, is klein: 170 wethouders, een achtste deel van alle wethouders.
Over hen is de meeste discussie, want zij moeten eigenlijk in de gemeente komen wonen, maar kunnen – als de raad daarmee instemt – ontheffing van de verhuisplicht krijgen. Dat zorgt altijd voor reuring. Zeker als zij aangeven – zoals Derk Reneman (Hoogeveen) en Arno Bonte (Helmond) – dat zij niet willen verhuizen.
Voor de uitgebreide rapportage Wethouders & Collegevorming 2022 met alle feiten en cijfers, zie: www.decollegetafel.nl
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.