Voorbij het frame van de prestigestrijd
In deze column gaat Julien van Ostaaijen in op de vonnissen in de zaken tegen De Mos en Van Rey.
Het OM gaat in beroep tegen de uitspraak in de zaak De Mos. Tot nu toe hebben de media vooral op de rol van het OM en diens nederlaag gefocust (toegegeven, ik heb daar zelf ook enigszins aan bijgedragen). Het is echter interessanter op het vonnis zelf in te gaan. Zeker in combinatie met de zaak tegen Van Rey zijn er voor de lokale politiek interessante lessen te trekken.
Allereerst de casus De Mos. De rechter benadrukt gelukkig dat het niet raar is dat een partij voor een bepaald deelbelang opkomt, zoals van ondernemers, dat die ondernemers vervolgens geld geven omdat ze de doelen van de partij steunen en dat die partij dan (generiek) beleid maakt dat daarbij past. Donaties aan partijen zijn in principe dus geen probleem. De rechter was er zelfs opvallend positief over. Zeker gezien de beperkte inkomstenbronnen van lokale partijen, vervullen donaties ‘een belangrijke maatschappelijke functie’ en zijn ze ‘eigenlijk onmisbaar’.
Wat mag dan niet? Uiteraard is het ontoelaatbaar als er een causaal verband (voor wat hoort wat) zit tussen een gift en een tegenprestatie. Maar ook zonder directe tegenprestatie kan het aannemen van een gift uitmonden in een veroordeling voor corruptie. Dat is met Van Rey gebeurd door het aannemen van twee luxe voetbalreizen. Hij had moeten weten dat dit gedaan was om iets van hem als wethouder gedaan te krijgen. Maar niet alle giften zijn op zichzelf problematisch. Zo geeft de rechter aan dat er enige ruimte is voor ondernemers en wethouders ‘iets aan elkaar te geven en iets voor elkaar te betalen zonder dat dit meteen een strafrechtelijk verwijt oplevert’.
Wanneer een gift dan wel tot een veroordeling tot corruptie leidt, heeft met inhoud en omstandigheden te maken. Zo laat het vonnis De Mos zien dat giften aan partijen minder verdacht zijn dan aan personen. En het vragen om giften, zoals Van Rey deed, werkte ook niet bepaald in zijn voordeel. Hierin staat de Mos sterker. De persoonlijke giften aan hem waren in vergelijking tot die aan zijn partij beperkt tot ‘269 euro en twee boottochten’, tegenover een ton aan partijgiften. Waar precies de grens ligt, is lastig aan te geven. Wel benadrukt de rechter de eigen verantwoordelijkheid. Bij te vriendelijke ondernemers moeten politici ‘op hun klompen’ (vonnis Van Rey) of ‘hun water’ (vonnis De Mos) aanvoelen dat giften niet (alleen) gedaan worden omdat de politicus zo leuk is.
En als laatste is er een verschil tussen wat strafrechtelijk mag en wat moreel acceptabel is. De rechter is daarbij met name hard voor Van Rey. Die heeft in Roermond bijgedragen aan de schijn van ‘vriendjespolitiek en belangenverstrengeling’ en een ‘fraudecultuur’. Maar, zoals de rechter opmerkt: ‘voor die schijn staat de verdachte niet terecht’. Bij De Mos lijkt een dergelijk patroon niet aanwezig, maar ook daar geldt uiteraard hetzelfde. Als er geen duidelijke bewijzen voor een voor-wat-hoort-wat relatie zijn gevonden, wil niet zeggen dat het handelen van de politicus of ondernemer moreel door de beugel kan. Politici moeten eerst en vooral zelf aanvoelen wanneer ze een grens overgaan. Hun omgeving kunnen ze daarvoor voor hulp inschakelen. In veruit de meeste gevallen lijkt dat goed te gaan. Helaas wordt het beeld van de politiek niet altijd door het handelen van die groep bepaald.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.