bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Sociaal ondernemerschap brengt overheid en burger dichter bij elkaar

Interview: wethouder Peter Smit van Oisterwijk

01 april 2019
Soc.ondernemerschap.png

Voor de start van een nieuwe editie van Move2Social Hart van Brabant spraken wij met Peter Smit, wethouder gemeente Oisterwijk en één van de initiatiefnemers van het programma. De gemeente Oisterwijk heeft het sociaal ondernemerschap hoog op de agenda staan, zo blijkt uit het onlangs aangenomen amendement om sociaal ondernemerschap een volwaardige positie te geven naast reguliere hulpverleningsorganisaties.

Hoe geeft de gemeente hier praktisch invulling aan? In dit interview gaat Peter Smit in op de rol van de gemeente omtrent het stimuleren van sociaal ondernemerschap, het programma Move2Social en de provincie Noord-Brabant als een betekeniseconomie.

Faciliteren van sociaal ondernemerschap hoe doen jullie dat?

‘Ik denk dat het begint met de vraag: “Hoe herken je een sociaal ondernemer?” Dit kan iemand zijn met een goed en innovatief idee die vanuit een gevoel van sociaal ondernemerschap een bedrijf wil beginnen. Maar het kan ook van een heel andere kant komen. Je ziet tegenwoordig steeds meer commerciële organisaties of multinationals die aangeven: “Wij willen meer van de samenleving zijn”. Indien je je als grote organisatie onvoldoende richt op het sociaal ondernemerschap, dan denk ik dat je op lange termijn geen bestaansrecht meer hebt. Die gedachte sijpelt ook het mkb binnen.’

Grote organisaties die zich onvoldoende richten op sociaal ondernemerschap, hebben op den duur geen bestaansrecht.

Ziet u dan verschil tussen het sociaal ondernemen en de multinational die socialer wil worden?

‘Laat ik het zo zeggen in de progressieve hoek wordt er altijd gezegd: “Dat is van ons, want wij denken progressief”. Ik ben van mening dat iedereen een sociale component in zich heeft. Ieder mens denkt ook aan zijn naasten. Dat is ook eigenlijk ook de missie van sociaal ondernemerschap. Vroeger noemden ze dat nabuurschap.’

Hoe zit dat dan bij uw eigen gemeente?

‘Wij moeten ook een nieuw stukje DNA ontwikkelen. Minder ambtelijk en meer ondernemerschap. Dat kan ons veel brengen. We moeten leren om los te laten. We zijn natuurlijk erg van de controle. Van tevoren een plan maken waarin alles is opgenomen alvorens we daadwerkelijk gaan bewegen. Maar beginnen is vaak onderdeel van het proces. Niet het plan tot achter de komma ontwikkelen voordat je gaat bewegen. Amerikanen zeggen organiseren doe je in de frontlinie, maar dat is voor een overheid natuurlijk heel erg eng.’

‘Fouten maken mag. Er moet wel sprake zijn van een beschermde omgeving om te kunnen experimenteren. Als je dan snel corrigeert en een doorstart maakt, dan ben je niet alleen aan het leren van het proces, maar ook echt bezig zijn in plaats van alleen plannen maken. Hierdoor worden we als organisatie ook reactiever op de veranderingen om ons heen. Er wordt vaak gezegd dat een gemeente op afstand staat van de gemeenschap. Wij proberen dichterbij te komen. Daardoor kunnen we ook meer betekenen. Het rendement van ons werk wordt dan ook veel groter. Het is dus niet alleen theoretische plannen maken, maar letterlijk beginnen. Vallen en opstaan.’

U heeft het over loslaten, waardoor er ook minder controle is op het eindresultaat. Ziet u voor sociale ondernemingen ook een rol weggelegd om te werken aan formele beleidsdoelstellingen van de gemeente?

‘Het proces dat je zojuist schetst, het loslaten en het creëren van ruimte, dan lijkt het misschien alsof wij minder invloed hebben op het eindresultaat. Maar ik denk dat we dan juist meer invloed hebben. Hier kunnen we ook leren van sociale ondernemers. Als wij nieuwe creatieve ondernemers hebben die anders naar de politiek kijken dan helpt het ons als gemeente ook. Na de decentralisaties hebben wij enorm veel verantwoordelijkheid gekregen. Hoe we dat moeten uitrollen? Dat moesten we zelf uitzoeken. Maar alle kennis op dat gebied zit niet hier tussen deze vier muren. Die zit daarbuiten. Hoe haal je dat naar binnen? Door in ieder geval de deuren vast open te zetten. Dat doen we. Dat klinkt alsof dat uit onmacht is, maar het is slim om het zo te doen. Deze kwalificatie moet het ook krijgen.’

De buitenwereld binnenhalen begint bij het openzetten van de deur.

Als we kijken naar het amendement dat hier is aangenomen. Hoe wordt hier dan praktisch invulling aangegeven?

‘We hebben Migo. Dat is een zelfstandige stichting die van ons middelen krijgt. Zij hebben een eigen beoordelingscommissie. Zij kunnen doen met het geld wat ze willen. Daar hebben wij als gemeente geen invloed op. Ze kijken hoe ze nieuwe initiatieven kunnen ondersteunen die waardevol zijn voor de samenleving. En wat ik mooi vond aan het Move2Social project met de Rabobank en met KplusV is dat succesvolle ondernemers die aan de zijlijn staan en mee willen doen, dat die ondernemers ook een plek krijgen in het programma. Verbinding maken tussen groepen. Daar leren wij zelf ook van. Het rendement van het programma is heel erg groot voor de gemeente Oisterwijk. Dan moet je ook meenemen hoe we er zelf wijzer van zijn geworden als organisatie en wat het om ons heen heeft opgeleverd.’

Is er nog twijfel?

‘Waar mijn zorg zit is eigenlijk tweeledig. Wij zijn dus geen subsidieadres. Dat moet wel duidelijk zijn. Echt sociaal ondernemerschap daar moet een streven naar zelfstandigheid in zitten. Daarnaast heb ik nog een tweede zorg. We hebben nu een eerste groep ondernemers in het programma begeleid. We krijgen een volgende groep en volgend jaar nog één. De zichtbaarheid van de eerste groep is belangrijk. We hebben ambassadeurs nodig. Tegen ondernemers zou ik zeggen: “Meld je aan!” Falen mag. Het is vallen en opstaan. Ik doe het bijna elke dag.’

Je moet niet geïntimideerd worden door de gedachte dat je moét slagen?

‘Nee. Dat is trouwens ook typisch Nederlands. Als een ondernemer failliet is gegaan dan zeggen we ook direct zij is failliet gegaan. In Amerika zeggen ze: “he dat is een goede, want zij is al één of twee keer failliet gegaan”. Dat is een cultuurding. Sociaal ondernemerschap is vallen en opstaan. Wij moeten de speeltuin creëren waarin iedereen zich veilig voelt om te verkennen en te proberen. Feitelijk heb ik het zelf ook altijd zo gedaan. Dat was heel spannend, maar vooral ook heel erg leuk.’

U heeft het over het volwassen worden van het sociaal ondernemerschap. Een eerste generatie sociale ondernemers die een volgende generatie verder kan helpen. In dat kader is het woord betekeniseconomie ook gevallen op provinciaal niveau. Hoe ziet dat er dan precies uit? Stel we spoelen vijf jaar vooruit.

‘Hét ideaalbeeld van Henri Swinkels (gedeputeerde provincie Noord-Brabant). Ik heb ook gesprekken met hem gevoerd. Het project Move2Social hebben we eigenlijk ingebracht, omdat de provincie daarmee ook succes kon laten zien. In het proces van ontwikkeling is het tonen van successen en vooruitgang, zowel klein als groot, een belangrijk onderdeel. Laat maar zien wat er goed gaat. Mensen zijn heel scherp in de analyse wat er fout gaat. Er is minder aandacht voor wat er goed gaat. Dat is toch wel Nederland eigen. Daar moet wat meer balans in komen. Een overheid vertelt vooral wat je niet mag doen. We moeten echt naar een cultuur waarin je aangeeft wat wel mag. Een ambtenaar in een gemeentelijke organisatie, dacht je dat die het leuk vindt om met vervelende dingen te komen? Of aan te moeten geven wat er allemaal niet mag? Dat wil toch niemand. Laten we met elkaar die cultuur veranderen. Vallen en opstaan.’

Dus in die zin heeft Move2Social ook geholpen om te laten zien …

‘Het verrijkt ons als organisatie. Het feit dat wij de ontwikkeling van sociaal ondernemerschap als gemeente faciliteren verrijkt ons als organisatie. Absoluut. Het investeren in het sociaal ondernemerschap is het investeren in onszelf. Dat voelt iedereen.’

Investeren in sociaal ondernemerschap is investeren in onszelf.

Waar liggen er kansen?

‘Wat ik nog een geweldig veld vind voor het sociaal ondernemerschap is de slag rondom duurzaamheid. De mindset in onze samenleving om duurzaamheid een plek te geven die het nodig heeft. Wie kan de slag maken in de hele energietransitie in de bestaande woonwijken? Wie kan daarbij helpen? Sociale ondernemers kunnen op dat terrein een heel belangrijke rol spelen. Dat kunnen geen technologische grote organisaties zijn. Wij kunnen nu rondom afval de laatste slag maken indien mensen in hun restafval GFT er niet bij gooien. Daar hebben we al onderzoek naar laten doen. Het is een mindset. Die boodschap, die cultuurverandering, daar heb je sociaal ondernemers voor nodig.’

Meer weten over Move2Social?

Overweeg je je aan te melden of wil je meer weten over Move2Social Hart van Brabant? Neem dan gerust contact op met Bente Lieftink. Zij vertelt je graag meer over dit initiatief.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.