Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

'Ik wil vaker de randen opzoeken’

In Rotterdam heeft het college 11 miljoen euro per jaar extra geïnvesteerd in onder ander armoedebestrijdign. Wethouter Grauss blikt terug.

11 maart 2022
Wethouder Michiel Grauss
Wethouder Michiel Grauss Casper Rila

Michiel Grauss werd vier jaar geleden de eerste armoedewethouder van Rotterdam. Hij gooide het roer om, testte nieuwe werkwijzen, en zocht soms de randen van de wet op. ‘Ik denk dat we aan kunnen tonen dat deze koers én socialer én effectiever is.’  

Coördinerend adviseur project VIPP Babyconnect S14

JS Consultancy
Coördinerend adviseur project VIPP Babyconnect S14

Financieel Consultant

JS Consultancy
Financieel Consultant

De Rotterdamse ChristenUnie-SGP-fractie had na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 slechts één van de 45 zetels bemachtigd. Toch wist de partij een eigen wethouder uit het vuur te slepen. Een deeltijdwethouder weliswaar, maar wel op een thema dat een belangrijke rol had gespeeld in de verkiezingscampagne: armoede.

Michiel Grauss mocht de nieuwe rol gaan vervullen. Hij was op dat moment 47 jaar oud, had er al een behoorlijke ambtelijke carrière bij de gemeente Rotterdam op zitten en was zestien jaar ChristenUnie-raadslid geweest in zijn woonplaats Capelle aan den IJssel. Hoe kijkt de wethouder, nu zo’n vier jaar ouder, terug op zijn collegeperiode als Rotterdams eerste armoedewethouder? Grauss stelt dat er de afgelopen collegeperiode een ‘gigantische verandering van koers’ is ingezet. Zo is er 11 miljoen euro per jaar extra geïnvesteerd in armoedebestrijding, waarmee de bezuinigingen van het vorige college zijn teruggedraaid. Ook gaat het huidige beleid van een ander mensbeeld uit.

Grauss: ‘Het vorige college werd gevormd door het CDA, D66 en Leefbaar Rotterdam. Die hebben zwaar bezuinigd op armoede. En die hadden een hele andere benadering van omgaan met schulden. Er zat ook iets in van: als jij schulden maakt, mag je het wel voelen. Schulden zijn je eigen schuld. Dus het taboe en de schaamte werden alleen maar groter. En de afstand tot de overheid ook.’ Grauss vaart in zijn beleid op advies van zowel ervaringsdeskundigen als wetenschappers. ‘Ik ben veel op pad gegaan met ervaringsdeskundigen, om het echte verhaal te horen en te proberen dat te snappen.

 Daarnaast willen we wetenschappelijke inzichten gebruiken, om te onderzoeken wat effectief is.’ Zo heeft het college een vierjarig onderzoeksprogramma ingesteld, samen met de Erasmus Universiteit en de Hogeschool Rotterdam, om meer te weten te komen over effectieve interventies tegen kinderarmoede. Wethouder Grauss noemt de stad zelfs een laboratorium voor effectief armoedebeleid.

Eigenwijze koers

Het beleid van Grauss werd ook getypeerd door een eigenwijze koers in de steun aan slachtoffers van de toeslagenaffaire. Hij zocht de grenzen van de privacywet op om in contact te kunnen komen met gedupeerde ouders. Ook koos hij ervoor om de schulden van de gedupeerden in een schuldentraject voortijdig kwijt te schelden, terwijl alle andere gemeenten nog wachtten op de landelijke regeling daarvoor. Een opvallend besluit voor een wethouder die zich als ‘een zeer gezagsgetrouwe bestuurder’ beschrijft. Bovendien gaf hij het geld dat gedurende het schuldentraject al was afgelost weer terug aan de gedupeerden. Dat werd niet door het rijk vergoed, dus het bedrag moest uit de gemeentekas worden betaald.

Toch heeft Grauss er geen spijt van. ‘Principes hebben een prijs’, vindt hij. Sterker nog, er mag een schepje bovenop. ‘Mocht ik nog vier jaar doorgaan, dan zou ik nog vaker de randen opzoeken of overschrijden.’

‘Het verschil tussen de vorige collegeperiode en deze is groot’

De beleidsmatige koerswijziging is nu bijna vier jaar geleden ingezet. Merken de ervaringsdeskundigen met wie u spreekt daar al wat van?

‘Ja, ik denk dat de stad een grote verandering ervaart. Een overheid die met ze samenwerkt, die bescheiden probeert te zijn en probeert te luisteren, dat is echt een hele grote verandering. Ze zeggen waarschijnlijk ook: Michiel, je moet nog drie keer harder gaan. En terecht. Maar het verschil tussen de vorige collegeperiode en deze is voor de ervaringsdeskundigen groot. En tegelijkertijd, als iemand een vervelende blauwe envelop krijgt, dan zijn we met z’n allen de overheid, hè. Dus ik ga echt niet zeggen dat iedereen die je op straat spreekt zal zeggen: die Grauss, die kennen we, daar hebben we mee geknikkerd, daar zijn we blij mee. Nee. Maar de mensen met wie we contact hebben, de mensen die meedenken, ik denk dat die over het algemeen wel positief zijn.’

U hebt de afgelopen periode nieuwe werkwijzen uitgeprobeerd. Welke elementen zijn het meest succesvol?

‘Ik denk dat de stress-sensitieve aanpak – weten wat stress met je hersenpan doet – effectief is gebleken. Want dat is ook de basis voor een hele sociale aanpak op allerlei domeinen, waar armoede er één van is. Daardoor ga je niet tegen mensen inwerken, maar ga je mét ze werken. En dat is een van de redenen waarom we jongeren en volwassenen die in de schulden zitten sneller vinden. En hoe sneller we ze vinden, des te sneller komen ze uit de schulden. Ik denk dat we aan kunnen tonen dat deze koers én socialer én effectiever is. Dus dat het ook geld voor de stad oplevert.’

Zijn er ook mislukte experimenten geweest?

‘Ja, ik had onze hulp aan ondernemers en zzp’ers met schulden in coronatijd willen uitbreiden. Specifiek voor zelfstandigen die met hun onderneming wilden stoppen, hebben we een pilot gedraaid om versneld de schuld te regelen. Helaas heeft de pilot niet opgeleverd wat we gehoopt hadden. Versneld schuldregelen voor deze doelgroep blijkt nagenoeg onmogelijk. Een van de redenen is dat deze groep mensen veel informele schulden heeft. En die schuldeisers, bijvoorbeeld een vader of moeder of broer of zus, nemen vaak geen genoegen met een schuldsanering, iets waar grote schuldeisers wel mee akkoord gaan. Dus wij hebben niet een product dat werkt. Overigens heeft nog niemand in Nederland dat. Maar we hebben er wel tijd en energie in gestoken. Wat deze pilot wel gebracht heeft, is de noodzaak van een correcte boekhouding bij ondernemers met schulden. De boekhouder is vaak de eerste partij waarop wordt bezuinigd bij schulden, maar zonder een goede boekhouding is adequaat schuldregelen uitgesloten. Onze gemeente heeft het aanbod om eerst die boekhouding op orde te brengen en daarna pas te bepalen welke hulp gepast is. Deze vorm van dienstverlening bieden wij lokaal aan, maar zou landelijk geregeld moeten worden. Kortom, de pilot is niet helemaal mislukt. Ik heb het eerlijk tegen de raad gezegd: wij gaan pilots doen en er gaan ook dingen niet werken. Zolang we maar snappen waarom. Nou, dit is er eentje van.’

Gemeenten kunnen niks doen aan onderliggende oorzaken van armoede zoals de hoogte van het minimumloon en de bijstandsuitkering. Is lokaal armoedebeleid niet dweilen met de kraan open?

‘Ik ga inderdaad niet over inkomensbeleid. Mijn taak is om de chronische effecten van armoede te verzachten. En ik wil het vooral ook voorkomen. Ik ben het met iedereen eens die zegt: we moeten het sociaal minimum ophogen. Dus meer geld is altijd welkom. Maar armoede is niet per definitie een geldvraagstuk. Er speelt veel meer. Overigens, in de stad gebeurt meer armoedebestrijding dan op het stadhuis. Als je bijvoorbeeld kijkt wat de levensbeschouwelijke organisaties in mijn stad doen, dat is door het Verwey-Jonker Instituut vertaald als een maatschappelijke waarde van 200 miljoen per jaar. Dus het is ook een beetje slim met je geld omgaan. Het zou mijn werk wel makkelijker maken, als het landelijke inkomensbeleid op orde was. Maar het zou het niet overbodig maken. Want dan blijven er nog steeds andere dingen spelen. Dan zitten mensen nog steeds met schulden. En is er nog steeds wantrouwen naar de overheid.’

‘We hebben ruimte nodig om af te wijken’

Er is nu een minister voor Armoedebeleid: Carola Schouten, uw partijgenoot. Gaat zij uw werk gemakkelijker maken?

‘Ja, dat denk ik wel. We hebben echt goede wetten nodig. Menswaardige wetten. Met meer ruimte voor ons om af te wijken. De Participatiewet [de wet die de sociale uitkeringen regelt, red.], dat is gewoon zó’n gedrocht. Die moet echt over de kop.’

Waarmee moet minister Schouten wat u betreft als eerste aan de slag?

‘Ik erger me eraan dat we zo traag zijn als overheid. We hebben allemaal regelingen en iedereen moet dan zelf die regeling aanvragen. Dus ik moet veel moeite doen om mensen te overtuigen dat het goede regelingen zijn. Soms weet een medewerker met zijn ene pet op dat iemand recht heeft op een AOW-tegoed of een jeugdtegoed, maar met zijn andere pet op mag hij dat niet toekennen, vanwege privacy. Ik zeg: schrap alsjeblieft die hele bureaucratie. Als je zeker weet dat iemand er recht op heeft, dan moet je het gewoon geven, in één keer. Dat scheelt geld. Al die ambtenaren kunnen we heel goed nuttig maken. Privacy is een grondrecht. Maar soms is het een zegen voor de rijken en een vloek voor de armen.’

Sommige ontwikkelingen hebben meer tijd nodig dan één collegeperiode. Bent u niet bang dat een volgend college een andere richting inslaat en uw werk tenietdoet?

‘Voor de kinderen en huishoudens die we nu al hebben kunnen helpen, is het nooit tevergeefs geweest. Daar heb ik veel voorbeelden van. Dan maakt wat we nu doen al verschil in levens. En tegelijkertijd, als de volgende visie koud en hardvochtig is, dan ga je snel achteruit. Dan kun je veel kapotmaken. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, en ik ben te voet bezig. Daarom probeer ik elke keer helder te maken dat hier een mensbeeld achter zit – dit is menswaardig handelen – maar dat het ook veel goedkoper is voor de samenleving. Zodat ook de partijen die niet zoveel met het linksige mensbeeld hebben zich erin kunnen vinden. Voor hen kan ik gewoon uitrekenen: jongeren die dankzij onze schuldhulpverlening niet stoppen met onderwijs en niet in een uitkering terechtkomen, dat is gewoon goedkoper. Dan denk ik: al doe je het niet uit het hart, wees niet dom. Maak gewoon het rekensommetje.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie