Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Ruimte voor dwarsdenkers

Burgerparticipatie moet meer zijn dan dat burgers en maatschappelijke instellingen alleen maar mogen zeggen wat ze van plannen vinden.

26 oktober 2012

De beste innovatieve ideeën en oplossingen voor maatschappelijke problemen komen uit de samenleving. Een nieuw boek inventariseert de  denkkracht van ‘friskijkers’ of ‘burgermeesters’. ‘Gratis ideeën met gratis meegeleverd draagvlak.’

Nog veel te vaak worden plannen door beleidsmakers in hun werk­kamer voorgekookt. Burgers en maatschappelijke instellingen mogen daar weliswaar hun zegje over doen − en in toenemende mate in een relatief vroeg stadium − maar de piketpaaltjes zijn dan al geslagen. 

Volgens Pepik Henneman en Derk Loorbach is deze vorm van burgerparticipatie (ook wel co-productie of cocreatie – de termen buitelen in overheidsland over elkaar heen) niet meer van deze tijd.

‘De vraagstukken van nu en de toekomst kunnen niet meer op traditionele manier worden aangepakt’, verduidelijkt Loorbach, directeur van het Dutch Research Institute for Transitions (Drift) aan de Erasmus Universiteit. ‘Denk aan vergrijzing, de economische crisis en duurzaamheid.’ Maar ook het overeind houden van sociale, maatschappelijke voorzieningen als buurthuizen vraagt om een omslag in denken en doen. Initiatieven, creatieve ideeën en niet alledaagse oplossingen moeten en kunnen vanuit de samenleving komen.

‘Geef de ruimte aan burgermeesters: bijzondere burgers die zich willen inzetten voor de samenleving’, stelt Henneman, directeur en oprichter van Meneer de Leeuw, werkplaats voor innovatie en maatschappelijke verandering. Beleids­makers en politici moeten die ideeënmakers – ook wel friskijkers of dwarsdenkers genoemd – koesteren en hun ideeën vertalen naar beleid, vinden Loorbach en Henneman. De tijd dat burgers alleen maar mogen meepraten en -denken over plannen van de overheid is voorbij. De overheid moet aansluiting zoeken bij de vele ‘burgermeesters’ die Nederland rijk is.

Transitiemanagement, noemen Henneman en Loorbach het fenomeen dat ideeën en oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken van onderop ontstaan. De twee schreven er een boek over met als titel: Burgermeesterboek. Lokaal en duurzaam innoveren voor iedereen. Het boek is een appèl aan de overheid om in te spelen op de energie en denkkracht die in de samenleving aanwezig is. Dat gebeurt namelijk nog veel te weinig, vinden de auteurs.

Creativiteit
Die ‘traditionele manier’ van burgerparticipatie smoort niet alleen alle creativiteit en innovatiekracht in de kiem, ook komen er geen goede antwoorden op de vraagstukken waar Nederland zich de komende jaren voor gesteld ziet, stellen de twee auteurs. Ambtenaren, beleidsmakers en politici zitten vaak te vast in hun traditionele manier van denken en doen, oordelen Henneman en Loorbach. Het ontbeert hen aan kennis, creativiteit en lef om buiten de gebaande paden naar oplossingen te zoeken of gebruik te maken van ideeën van ‘buitenaf’.

Het devies, aldus Henneman: ‘Het is nodig dat de overheid aansluiting zoekt bij de vele burgermeesters die Nederland rijk is.’ En die zijn er voldoende, stellen de auteurs. ‘In elke buurt vind je mensen die zich willen inzetten voor de samenleving.’ En dat kan van groot tot klein; van ideeën voor een toekomstvisie voor Schouwen-Duiveland tot aan het ondanks forse bezuinigingen in stand houden van een buurthuis in de Rotterdamse wijk Charlois.

Beide mannen hebben de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan in zogeheten transitiearena’s. Daar worden ‘burgermeesters’ rondom een thema of vraagstuk bij elkaar gebracht. Via een beproefd recept van brainstormrondes, ideevorming en creatie­processen worden in kleine kring oplossingen bedacht, die na een korte rijpingsperiode door de koplopers aan een breder publiek kenbaar worden gemaakt. Met als uiteindelijk doel dat de betrokkenen samen met andere partijen en beleidsmakers de plannen oppakken en verwezenlijken.

Dat laatste lukt nog niet altijd. Het blijkt voor beleidsmakers lastig om uit het gemeentehuis te komen. Om echt te luisteren naar de ideeën die vanuit de samenleving zijn voortgekomen en deze vervolgens over te nemen, of op zijn minst onderdelen ervan te gebruiken. ‘Het ambtelijk apparaat voelt zich vaak bedreigd’, weet Loorbach inmiddels uit ervaring.

Teruggefloten
Beleidsmakers die wel willen, worden nogal eens teruggefloten door hun meerderen. Er is dus nog een wereld te winnen beseffen Henneman en Loorbach, maar ze zijn ervan overtuigd dat burgermeesters en beleids­makers elkaar vroeger of later weten te vinden. Al is het alleen maar omdat de overheid moet bezuinigen en niet alles zelf meer kan doen. Los van dit ‘platte’ gegeven, sterkt een aantal concrete ervaringen met transitiearena’s hen in die overtuiging (zie ‘Geslaagd beleid van onderop’ op pagina 16).

Henneman en Loorbach gaan naar eigen zeggen verder dan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Die kwam eerder dit jaar met het rapport: Vertrouwen in burgers. Opvallend is dat ook de WRR stelt dat beleidsmakers zich meer moeten openstellen voor burgers die zich inzetten voor de samenleving. ‘Laat ze meer denken vanuit het perspectief van burgers en minder vanuit de bestuurlijke logica’, aldus de WRR in zijn advies. ‘Het past niet altijd binnen het wereldbeeld van de beleidsmakers dat burgers ook experts kunnen zijn. En beleids­makers stellen in contact met burgers vaak hun eigen processen centraal en houden vast aan formele procedures, beleidsplannen en organisatievormen. Daardoor is er geen tijd en geen flexibiliteit om de samenwerking met andere partijen tegen te gaan’, constateert de WRR. De raad ziet tegelijkertijd dat de informele structuren en systemen vanuit burgers aan de andere kant lastig zijn voor beleidsmakers ‘die zich publiekelijk moeten verantwoorden voor hun handelen’.

Het grote verschil is dat Henneman en Loorbach de grootste winst zien in ideevorming van onderaf, terwijl de WRR gelooft dat initiatieven voor de ‘doe-democratie’ ook vanuit het gemeentehuis kunnen komen. Maar wel op een andere manier dan nu. De WRR stelt dat actieve betrokkenheid van burgers onontbeerlijk is voor een democratie die meegroeit met zijn tijd. De afgelopen jaren hebben beleidsmakers veel pogingen ondernomen om de betrokkenheid van burgers te vergroten, ‘maar de resultaten zijn teleurstellend’, constateert de raad op basis van veldonderzoek.

De WRR maakt zich zorgen over de grote groepen burgers die het vertrouwen in de overheid en in hun eigen vermogen daar invloed op te kunnen uitoefenen dreigen te verkiezen. ‘Slechts kleine groepen burgers voelen zich aangesproken door de wijze waarop beleidmakers hen proberen te betrekken. En beleidsmakers lijken op hun beurt weer weinig open te staan voor nieuwe manieren waarop burgers hun betrokkenheid uiten.’

Slecht geluisterd
Tijdens het veldonderzoek kreeg de WRR vaak te horen dat er slecht wordt geluisterd, er niet wordt gereageerd, dat mensen het gevoel hebben dat er over hun hoofd heen wordt besloten zonder dat ze daarover zijn geïnformeerd. Een beleidsdoorbraak is in de ogen van de WRR noodzakelijk.

De WRR doet een aantal aanbevelingen om het tij te keren. Twee uitgangspunten moeten volgens de WRR centraal staan: denk vanuit burgers en vergroot de kaders. ’Beleidsparticipatie is nog te eenzijdig gericht op de planningsfase van beleid en gaat vooral uit van het perspectief van beleidsmakers: burgers ‘mogen’ meepraten over plannen van de overheid. Het verbreden van beleidsparticipatie naar andere beleidsfasen zal betekenen dat burgers ook bij de agendavorming, beleidsuitvoering en crisisbeheersing betrokken worden.’

De grootste uitdaging is volgens de WRR gelegen in het ‘verwelkomen van maatschappelijke initiatieven die niet altijd gladjes passen in het beleidsperspectief van beleidsmakers.’

Loorbach: ‘De WRR blijft redeneren vanuit de overheid, participatie in beleidsprocessen en dat beleidsmakers meer moeten denken vanuit de burger. Vanuit mijn beleving is dit nog steeds het beleidsdiscours: het gaat om maatschappelijke processen waarin oplossingen worden ontwikkeld. Beleidsmakers zouden hieruit beleidsmaatregelen kunnen destilleren. Beleid volgt samenleving.’

Geen blauwdrukken
Demissionair minister Liesbeth Spies (Binnenlandse Zaken, CDA) stelt in een reactie op het WRR-advies dat er meer ruimte moet komen voor maatschappelijke initiatieven. ‘De overheid moet taken los kunnen laten en geen blauwdrukken opleggen. Die houding past bij de beweging die al langer gaande is in de maatschappij en die uitgaat van de kracht van mensen zelf’, schrijft Spies aan de Kamer. De rijksoverheid moet vooral als vliegwiel fungeren.

‘Blauwdrukdenken kan niet meer’, weet ook Henneman uit ervaring. Onder meer omdat er simpelweg geen (overheids-)geld meer is. Wat dat betreft zit het economische tij mee. De ‘gratis’ ideeën die vanuit de samenleving komen, met het daarbij gratis meegeleverde draagvlak: daar kan de overheid niet omheen. ‘De uitdaging voor lokale, regionale en landelijke overheden in deze tijden van verandering is om hun visionaire perspectieven en praktijken te verzilveren tot vernieuwend beleid.’


Geslaagd beleid van onderop
Als voorbeeld van een van meet af aan geslaagd ‘arenatraject’ noemt Pepik Henneman de energieneutrale bloemkoolwijk en de Fruitbuurt in Hoorn. Daar is door een zestal wijk­bewoners het initiatief genomen om in de wijk energiebesparende maat­regelen door te voeren. ‘De 350 woningen in de wijk zijn allemaal doorzonwoningen; zo lek als een mandje’, licht Henk Verheij toe. Verheij is een van de ‘burgermeesters’ in de termen van Henneman en Loorbach.

‘Als er geen energiebesparende maatregelen worden genomen, zijn we straks tienduizenden euro’s kwijt aan energierekeningen. Dat is niet op te brengen.’ Als er niets gebeurt, vreest Verheij dat mensen de wijk gaan verlaten en de Fruitbuurt uiteindelijk verpaupert. De zes initiatiefnemers willen geen torenhoge energierekening, wel meer comfort in hun woning en verpaupering tegengaan. Hierin hebben ze uiteindelijk nog achttien medestanders gevonden. Als collectief hebben ze bij de gemeente een projectvoorstel ingediend dat eind vorig jaar is gehonoreerd. Het bewonerscollectief krijgt de komende tijd ondersteuning van professionele bedrijven (installateurs, banken, architect enzovoort). Zij gaan uitzoeken op welke manier de bewoners hun woning energiezuinig kunnen krijgen en wat dat kost. ‘Dat kan variëren van zonnepanelen tot gevelpanelen.’

Soms monden arenatrajecten uit in minder concrete, tastbare projecten. Als er maar een netwerk van koplopers ontstaat, vindt Henneman. ‘Met van onderaf tot stand gekomen toekomstagenda’s en concepten voor experimenten worden andere perspectieven gecreëerd.’ Met andere woorden: soms zijn de geesten nog niet rijp voor vernieuwende ideeën. Na een rijpingsproces kunnen de aanvankelijk afgeschoten ideeën mogelijk toch nog tot uitvoer komen.

Een goed voorbeeld daarvan is volgens Henneman het project Watermerk. Friskijkers en dwarsdenkers maakten zich in 2006 zorgen over de toekomst van Zeeland. Na een arenatraject formuleren de Zeeuwse ‘burgermeesters’ een toekomstboodschap. Die luidde: ‘In 2048 heeft Zeeland zich ingericht op de dynamiek van het water en de dynamiek van omliggende steden. Die zijn samengegroeid tot een metropool Antwerpen, Amsterdam, Rotterdam, Breda, Keulen en Gent. De Zeeuwse eilanden zijn samen met de andere eilanden in de delta de duurzaamheidsproeftuinen van de deltametropool geworden. (…)  Er komen nieuwe kansen voor nieuwe generaties om hun identiteit te versterken en de omgeving waarin zij zich thuisvoelen te verbeteren.’

Vanuit deze toekomstvisie worden negen ‘doorbraaktrajecten’ benoemd; projecten die Zeeland naar deze toekomst moeten leiden. Deze eerste Zeeuwse transitieagenda wordt in 2008 in ontvangst genomen door gedeputeerde Marten Wiersma. Maar dan houdt het op. Het provincie­bestuur durft er zijn vingers niet aan te branden. Er komt geen ruimte voor experimenten, eerder toegezegde subsidie om de doorbraakprojecten van de grond te krijgen, komt er niet.

Later gaat de provincie zelf aan de slag met een toekomstvisie die uitmondt in het visiedocument Op pad. ‘Wij zien daarin ideeën terugkomen die zijn ontstaan tijdens het arenaproces’, stelt Henneman. Hij realiseert zich dat niet is te achterhalen of en op welke manier het arenaproces Watermerk precies heeft bijgedragen aan het gesprek over de toekomst van Zeeland. ‘Wij zien wel dat de noodzaak tot verandering sinds 2006 breder wordt gedragen en dat de denkrichtingen uit Watermerk steeds vaker voorkomen.’


‘Burgermeesterboek, lokaal en duurzaam innoveren voor iedereen’, Koninklijke Van Gorkum, 2012, ISBN 9789023250272’. Te bestellen bij vangorcum.nl of via Bol.com.  Prijs: 29,75.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie